No 1967 Universal Publishing and Distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0303 0
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1973 by Born N.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher. Bom Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born N.V., Amsterdam / Assen
Hoofdstuk 1
De lucht in het noorden flikkerde spookachtig als een onweer dat in alle hevigheid dreigde los te barsten. Het was geen gewoon onweer; het weerlicht leek vele, vele malen versterkt. Het was alsof de kosmos zijn gassen had ontstoken en zich zelf uit dit hoekje van het heelal wilde blazen. Terwijl de enorme flitsen van neonkleurige vlammen langs de donkere avondhemel lekten in een dreigende stilte, raakten ze een atavistische snaar bij de mannen in de boot. Het lichten maakte hen onrustig en riep herinneringen op aan een vergeten tijdperk. Dit was het noorderlicht, in een ongewoon kleurrijke manifestatie, zo laat in het jaar.
Maar de forse Amerikaan die op de voorplecht van de sloep stond, was alleen maar kwaad. Twintig minuten geleden was het licht nog afgeschermd door een dikke mistdeken en alles was zoals het moest zijn. De weerrapporten op basis van de analyse van foto's van de Tiros-satelliet en een speciale U2-vlucht van een Amerikaanse basis in Spanje hadden gesproken van een dikke mist die de hele nacht boven Noord-Europa en Scandinavië zou hangen. Op grond van deze rapporten had de oude houten sloep twee dagen en nachten door het woelige water van het Kattengat gevaren, zijn clandestiene reis eindigend bij een punt voor de Zweedse kust. Maar nu waren de sterren in het zuiden zichtbaar geworden, evenals de Zweedse kust. Daar ging je met de techniek van de weervoorspellingen.
Nu steunde hij met één hand licht op een stag, meebalancerend met de deining, terwijl hij koel het effect van deze laatste ontwikkeling berekende. Ten slotte besloot hij de missie niet op te geven. En op dat moment hoorde hij boven het geluid van de golven en de jammerende wind in het want de scherpe stem van de oude man aan het stuur.
'Ik geloof dat we nu ver genoeg zijn, meneer,' zei hij.
De Amerikaan keek naar zijn metgezel, een jongere man die in de schaduw stond, en schudde zijn hoofd. 'Spionage,' zei de forse Amerikaan, 'is de ene rotzooi na de andere.' Toen liep hij naar de kapitein. 'Nog zeven kilometers, Lars,' zei hij, 'dat was de afspraak. Het is een heel eind om te zwemmen en onze lucht duurt ook niet eeuwig.'
De oude kapitein schudde zijn hoofd. 'De mist is weggewaaid, ja? Niet goed voor mij, dichterbij komen. In deze verboden zone eerst schieten. Daarna praten - misschien.'
De Amerikaan keek naar het beschaduwde gezicht van de koppige oude man, haalde toen zijn schouders op. 'Goed dan, Lars, recht zo die gaat. We hebben een paar minuten nodig om onze spullen aan te trekken.'
'Ja,' zei de Zweed vrijblijvend. De forse Amerikaan wenkte zijn jongere metgezel en ze gingen benedendeks. Samen controleerden ze de uitrusting die netjes in de kajuit lag uitgestald. De jonge Amerikaan met de crew-cut volgde nauwkeurig, bijna met ontzag, de handelingen van de forse man. 'In elk geval, N-3,' zei de jonge Amerikaan, 'zijn we nog buiten de onderzeebootnetten voor de monding van het kanaal.'
De oudere man knikte alsof het een onbelangrijk probleem was. Hij was niet zo veel ouder dan zijn metgezel, maar zijn gezicht leek duizend jaar ouder en toonde een sterkte van karakter waaraan de jongere man wellicht nooit zou toekomen.
'We gaan onder de netten door, Chet,' zei hij ten slotte. 'Je hebt wel dieper gedoken. We hebben niet veel keus. De oude Lars begint bang te worden en ik kan het hem niet kwalijk nemen. Zonder de mist als dekking is het te riskant voor hem.' De jonge man knikte.
Nu heerste er een poosje stilte terwijl ze hun duikuitrusting aantrokken. Vervolgens gingen ze de kajuitstrap op en voelden het water in hun gezicht sproeien. Zodra ze aan dek kwamen bracht de oude Zweedse kapitein de sloep voor de wind ten teken dat hij geen meter verder de verboden zone in zou varen. De boot verloor snelheid en deinde en rolde in de zware zee, terwijl de zeilen knalden als geweerschoten. 'Succes, jongens,' zei Lars. Zonder veel nieuwsgierigheid keek hij naar hun laatste voorbereidingen.
'Van hetzelfde, ouwe,' zei de forse man. 'En geef niet al die dollars aan één vrouw uit.'
'Haha,' lachte de Zweed. 'Daar ben ik te oud voor, denk ik.'
'Daar ben je nooit te oud voor,' zei de Amerikaan opgewekt. 'En nog iets. Probeer die anti-radarapparatuur niet in de eerstkomende maanden te verkopen, anders kom je zeker in de gevangenis terecht.'
De jongere Amerikaan schuifelde ongeduldig. Al die grappen terwijl ze met een missie bezig waren. Nick Carter onderdrukte een glimlach. Hij leert het wel, dacht Nick.
'Ik ken de gevangenis,' lachte de Zweed. 'Liever in de gevangenis dan met jou mee. Ze zetten je boven op een atoombom en schieten je naar de maan, denk ik. Haha.'
Hij lachte alsof het een geweldige grap was. Hij lachte nog toen de twee Amerikanen in het water sprongen. Het kostte hun een paar minuten om te wennen aan de grote, door batterijen voortbewogen zeescooters die hen veel sneller door het water zouden trekken dan ze konden zwemmen. De jonge Amerikaan keek naar de lucht en sprak met een merkwaardig vlakke stem.
'Tjee, ze hadden dit "Operatie Science Fiction" moeten noemen in plaats van "Operatie Bernadotte" of hoe het ook heet. Eerst deze gekke missie en moet je nu dat licht zien. Het lijkt wel op een voorpremière van de dag des oordeels of zo.'
Nick antwoordde met een korte, vriendschappelijke obsceniteit. Hij begreep de reactie van de jongere man op het weer en de missie, maar het zou voor beiden beter zijn als ze nu alleen aan de details van het komende werk dachten zonder het met psychologische factoren te compliceren. Nick gaf het sein voor de start en zonder nog iets te zeggen doken de mannen en begonnen aan de laatste etappe van hun lange tocht naar het verboden eiland.
Musko in Zweden, een eiland van graniet, was een van de duizenden soortgelijke granietklompen langs Zwedens ruige zuidkust. Op het eiland lag een stad. En de stad had alles wat andere steden hadden en meer - garages, theaters, hotels, kantoorgebouwen, fabrieken, en zelfs een vliegbasis met leger- en marine-installaties. Het enige verschil was dat alles zich ondergronds bevond, begraven onder het graniet van het eiland, beschut tegen alles behalve een voltreffer met een waterstofbom, en misschien zelfs daartegen.
Hier, onder deze steenwoestenij, zou een hele bevolking kunnen vluchten voor de verschrikkingen van een kernoorlog. Er werd geraamd dat in het geval van een atoomoorlog en indien het nieuwe experiment slaagde, negentig procent van de Zweedse bevolking een toevlucht zou kunnen vinden in de enorme ondergrondse steden waarvan dit de eerste was, en dat Zweden, nadat men enkele maanden had gewacht tot de lucht weer schoon was, te voorschijn zou komen met zijn bevolking, welvaart en technologie intact. Uiteraard hadden andere landen ook 'versterkte' commandoposten en raketbases, maar niets voor de burgers. Alleen de Zweden hadden een oplossing gevonden voor de enorme psychologische problemen, de ventilatieproblemen, de opslagproblemen en nog een miljoen andere problemen om het netwerk van ondergrondse steden tot werkelijkheid te maken.
En toen, opeens, het verraad. Een hoge Zweedse officier, kolonel Wennerström, was overgelopen naar de Russen met belangrijke informatie over Musko en zijn defensie. Het wijzigen van die defensiewerken had miljoenen gekost. En voor het eerst voelden de Zweden zich onzeker met hun ondergrondse schuilplaats; ze beseften dat deze een zwakke plek had.
Sindsdien konden moderne straaljagers die constant paraat waren binnen enkele seconden uit de ingewanden van de aarde opstijgen om indringers op te sporen of te vernietigen. Een dozijn verschillende radarsystemen verkenden de zee en de lucht, en de met dennen bezette hellingen konden zich als een scène uit een Science fictionverhaal openen om torpedojagers vrij te laten die in ondergrondse havens gereed lagen om op te treden tegen elk vaartuig dat zich binnen de duidelijk gemarkeerde 'Verboden Zone' waagde.
Sinds de zaak-Wennerström waren de Zweden op hun hoede.
Nick Carter was zich daar zeer goed van bewust terwijl hij soepel door het donkere water voor de kust van Musko gleed. Het was onmogelijk om per ongeluk in de zone te geraken. Als het toch gebeurde - tja, het resultaat mocht betreurenswaardig zijn maar wat betekende één leven tegenover dat van een heel volk, misschien de hele mensheid? Zo redeneerden de Zweden.
Niettemin zou Nick proberen het ondergrondse eilandfort binnen te dringen. Het enige wat hij had gevraagd was carte blanche voor zijn operatie en een agent van eigen keuze. Tegen Hawk, de magere, harde, oude man die hoofd was
van AXE, had Nick opgemerkt: 'De mens kan niets bouwen waar een ervaren agent niet in of uit kan als hij maar wil.' En zijn ervaring was aanzienlijk.
Hawk had peinzend naar zijn topagent gekeken terwijl hij op de onaangestoken sigaar kauwde die in zijn mondhoek hing. 'Maar als de Zweden veiligheidsproblemen hebben, waarom zouden we ze die dan niet zelf laten oplossen?'
'En norad dan?' vroeg Nick zacht.
'Mmmmm,' zei Hawk en schoof zijn sigaar naar zijn andere mondhoek. 'Inderdaad, norad.' Hij dacht erover na. Beide mannen wisten dat het hoofdkwartier van de North American Air Defense, het zenuwcentrum van de Amerikaanse luchtverdediging, in een berg in Colorado was uitgehouwen op soortgelijke wijze als de installaties op Musko. Als Mus-ko kon worden geïnfiltreerd, kon dezelfde techniek worden toegepast om norad te infiltreren en ten slotte te neutraliseren, zodat Amerika hulpeloos zou zijn tegen een aanval door de lucht. De gedachte werkte verkillend.
'Geef me een lijst van wat je nodig hebt en kies de agent uit die je wilt meenemen,' had Hawk ten slotte gezegd.
Nick had Chet uitgekozen, een ervaren agent met een ingenieursdiploma en ervaring in speleologie en ondergrondse navigatie. Ze waren afzonderlijk gearriveerd in een klein Zweeds vissersdorp, waar Nick was begonnen met alles te weten te komen wat hij kon over de militair-civiele defensie-installaties op Musko.
En geleidelijk kwamen ze tot de ontdekking dat hun missie niet zo puur theoretisch was als zij had geleken toen de Zweedse militaire attaché in Washington zijn voorstel had gedaan. Er gingen geruchten ... Als professionals hechtten de AXE-mannen weinig waarde aan onbevestigde geruchten, maar op cocktailparty's op de ambassades en informele bijeenkomsten met journalisten kon men horen dat de Zweedse veiligheidsdienst zich zorgen maakte over het feit dat een niet met name genoemd Aziatisch land dat werd begrensd door Rusland en de Chinese Zee grote belangstelling had voor Musko en haar ondergrondse zustersteden. Sommige functionarissen vermoedden zelfs dat er al sprake was van infiltratie ...
Ver onder de geteisterde oppervlakte van de Oostzee trokken de zeescooters de twee AXE-mannen gestaag in de richting van Musko. Van tijd tot tijd liet Nick onder het zwemmen de straal van een krachtige elektrische lantaren voor zich uit schijnen. Er bestond een kans dat een patrouillevliegtuig het licht zou zien, maar dat risico moest hij nemen. Na een poosje dook het onderzeebootnet als een vreemd spinnenweb in de straal van de lantaren op.
Nick gebaarde naar de andere AXE-man. Natuurlijk kon hij het net doorknippen, dat was de snelste manier, maar als de mazen uiteengingen, zou aan de wal een licht op een controlepaneel gaan branden dat hun positie precies zou aanduiden. Iets dergelijks zou gebeuren als ze over de rand van het net zwommen - dan zouden ze een foto-elektrische straal verbreken. Killmaster had een grondige studie gemaakt van moderne veiligheidsinstallaties. Nick wist dat de enige manier om onopgemerkt in de stad te komen de weg door het net was.
De twee AXE-mannen kwamen even aan de oppervlakte om te overleggen.
'Hoe gaat het, Giet?' vroeg Nick.
'Het is niet het water van de Bahama's maar in die ouwe Vagevuurtank hadden we het tien keer zo zwaar.'
Hij doelde op de zogenaamde martelschool waar elke AXE-agent zich van tijd tot tijd aan beproevingen moest onderwerpen om zich voor te bereiden op de ontberingen van nieuwe missies.
'Okay,' zei Nick goedkeurend. 'We gaan diep en het zal vermoeiend zijn, maar zoals je zei, we hebben het wel moeilijker gehad.' Hij keek op de radiumwijzerplaat van zijn horloge. 'We hoeven ons niet te haasten, maar laten we ook geen tijd verknoeien. Als we het rustig aan doen, kloppen we over twintig minuten op de achterdeur van de Zweden.' De jongere man grinnikte in het donker en vervolgens doken ze langs het onderzeebootnet omlaag. Het water werd steeds kouder terwijl ze door de inktzwarte duisternis vadem na vadem afdaalden. Nick hield een oogje op zijn dieptemeter. Zeventig meter diep wachtte de rand van het net ... dieper en dieper ... wat was dat?
Een gouden stiletto met glinsterend lemmet, het heft versierd met antiek vakmanschap. Er stond niet op 'Voor de dappere held' en ook waren zijn initialen er niet in gegraveerd, maar Nick wist dat het mes voor hem was bestemd. Toen werd een hand uitgestoken om het wapen te pakken. Nick herkende het gezicht achter de hand. Anderen staken eveneens hun hand uit en ook deze gezichten waren bekend. Pausen en koningen en generaals uit de bloedige bladzijden van de geschiedenis reikten naar de betoverde stiletto maar een enorme aanwezigheid belette hun dat; de dolk was voor Nick Carter, Killmaster. Nick greep het wapen en was verrukt van de volmaakte balans en het prachtige handwerk. Een felle vreugde welde in hem op, een elektriserende opwinding stroomde door hem heen. Opeens werden zijn ogen verblind door een lichtkrans, een fonkelend juweel in de duistere diepten. Uit de lichtkrans verscheen een vrouw, alle vrouwen van de wereld, wier lichamen net buiten zijn bereik deinden en ze riepen hem toe met hartstochtelijke woorden - al de vrouwen die hij ooit had gekend, van de zwoele nachten aan warme Caribische stranden tot de koele avonden met prachtige blanke lichamen die hem in Europese steden verrukten met snikken van genot. Nick was wild van geluk. Alles scheen zich in hem te concentreren. Meer dan wat hij ook verlangde hij onmiddellijk met de magische dolk naar de oppervlakte te zwemmen en zich met het geheim van zijn macht uit de voeten te maken.
Een man vlak bij hem lachte sardonisch. De man wees erop dat als hij dit deed, hem een langzame en uiterst pijnlijke dood te wachten stond door duikembolie of verdrinking -hij mocht kiezen. Nick was licht verbaasd te zien dat die man hij zelf was. Zijn eigen geest, koud en afstandelijk, vertelde hem dat hij overdreven symptomen vertoonde van stikstofnarcose, les ivresses des grandes profondeurs zoals de Fransen het noemden. Het was hem overkomen tijdens elke diepe duik die hij had gemaakt en zou hem overkomen bij elke diepe duik die hij nog zou maken. De diepte tastte de samenstelling van zijn bloed aan en het bloed tastte zijn hersens aan. De tweede man vertelde hem dat de verrukking van de diepte spoedig zou verdwijnen en dat hij weer de harde AXE-agent zou worden in plaats van een vreemde onderzeese mysticus. De duizeling en de waanbeelden begonnen af te nemen, en hoewel Nick de symptomen vele malen eerder had ondergaan, had hij ze nog nooit zo sterk gevoeld. Met een bedroefde grijns naar de glimp van zijn onderbewustzijn die de stikstofnarcose had opgeleverd, draaide Nick zich om teneinde de reactie van de andere AXE-man op de grote diepte na te gaan. Wat hij zag dreef hem onmiddellijk aan tot actie. Nick zag het bleke, vertrokken gezicht van een krankzinnige. De dood stond geschreven op het gezicht van de jonge AXE-man.
Chet was nog vast in de greep van de stikstofnarcose. Hij had zijn masker afgedaan en een spoor van belletjes kwam uit zijn mond. Zijn zeescooter beschreef wilde arabesken door de duisternis. Toen het licht van Nicks lantaren op hem viel, kwam er een sluwe, tartende uitdrukking in Chets ogen. Eer Nick hem kon grijpen om het zuurstofmondstuk tussen zijn lippen te duwen, had Chet hem ontweken en hij schoot weg, buiten zijn bereik.
Nick hoopte dat de verdoofde AXE-man even stil zou blijven hangen, zodat hij zijn leven kon redden. Maar een dronken impuls volgend ging de andere man zijn noodlot tegemoet -de zeescooter zwenkte en snelde weg in de duisternis. De sleden waren identiek, hadden dezelfde snelheid. De man was nu stellig dood.
Een huivering die weinig te maken had met de koude van het water liep over Nicks rug. Het was een bekend verschijnsel dat duikers onder invloed van het delirium de dwang voelden hun masker af te rukken. Het gevoel ging meestal over en kon altijd worden weerstaan. Bijna altijd, corrigeerde Nick grimmig. Hij keek op zijn horloge. Voor de tweede keer deze avond moest hij besluiten om de missie al of niet op te geven. En hij moest het besluit zeer snel nemen. Spoedig zou in dit kanaal de hel losbreken. Daarvoor had Killmaster gezorgd.
Hoofdstuk 2
Nick zat gehurkt op de bodem van de Oostzee waarin het eiland afdaalde en rondom hem in de duisternis keek een duizendtal onzichtbare ogen naar de indringer. De naald op zijn reserve luchttank zakte steeds lager maar hij kon niets doen dan afwachten ...
Toen doorboorde een kil licht de duisternis van de zeebodem. Nick glimlachte achter zijn masker. De timing was volmaakt. Het was tijd om te vertrekken. Hij zwom naar het licht.
Het omringende water kolkte wild. Hoog boven zijn hoofd gleed een lange zwarte schaduw voorbij. Een torpedojager, die op het alarm was uitgevaren. Het maakte deel uit van zijn plan. De elektronische 'schertsdoos' die hij in de zeestraat had losgelaten was afgesteld om precies op dit tijdstip signalen te gaan uitzenden. Ze zouden op de Zweedse radarschermen verschijnen als een indringer ter grootte van een zware kruiser. Het beeld zou tartend een paar uur lang op het scherm blijven en dan verdwijnen. Het was de enige manier die hij had kunnen bedenken om ervoor te zorgen dat de grote hydraulisch aangedreven netten van de ondergrondse haven omhoog zouden gaan op het moment dat Nick Carter ervoor lag te wachten.
Het was een goed plan dat perfect slaagde. Hij glipte door de toegang op het moment dat hij zag hoe de grote hydraulische armen het net achter zich lieten zakken. Na een poosje zag hij de steiger voor de torpedojagers opdoemen. Nick zwom een flink stuk onder de steiger door en kwam toen boven om een blik op het ondergrondse eiland te werpen.
Op het eerste gezicht leek het op elke andere maritieme basis van kleine omvang. Een paar patrouilleboten lagen aan de steigers gemeerd, laadkranen torenden uit boven de grotere pieren, spoorrails liepen van loodsen de duisternis in en in het blauw gestoken mannen bewogen zich op en rond de schepen. Maar toen zag hij de grote gewelfde boog van de grot. En het zien van die grot was even verbijsterend als wakker worden in de eenentwintigste eeuw.
Nick schudde zijn hoofd. Het was van het begin af aan een vreemde missie geweest. Hij was blij dat het bijna was afgelopen. Eer hij aan land kon gaan, klonken er zware voetstappen boven zijn hoofd. Een man bleef even staan, mompelde iets, daarna verdwenen de voetstappen. Toen hij er zeker van was dat de steiger boven hem verlaten was, hees hij zich op een steunbalk, trok zijn rubberpak uit, verzwaarde het en liet het naar de bodem zinken. Vervolgens trok hij het werkpak van de Zweedse marine aan. Hemd en broek waren ruim genoeg om een groot aantal speciale apparaten op zijn lichaam te verbergen, die hij uit een waterdichte zak haalde.
Hij besteedde extra zorg aan de wapens, zijn drie lievelingen: Wilhelmina, de 9 mm Luger, Hugo, de voortreffelijk uitgebalanceerde stiletto en Pierre, het kleine bommetje met het dodelijke zenuwgas dat hij tussen zijn benen gebonden droeg.
Geruisloos gleed hij onder de steiger uit, greep de sporten van de ladder en klom naar boven. Zodra hij liep keek Nick uit naar een bezem. Niemand valt een man met een bezem lastig - dat gold sinds de Caesars voor alle legers. Zonder succes.
Opeens dook uit het niets een officier op. 'Hé, matroos.' Nick bleef staan. Hij had het gevoel dat iedereen naar hem keek.
'Stop je hemd in je broek en loop niet te lanterfanten.'
Nick liet een lege grijns over zijn gezicht glijden terwijl hij salueerde en de slippen van zijn hemd in zijn broek duwde. Toen liep hij door naar de grote granieten muur. Niemand lette op hem. Hij liep langs het kantoortje van een opslagloods waar een onderofficier zat koffie te drinken en een tijdschrift te lezen. Bij de muur vond hij, zoals hij had geweten, een metalen trap naar een loopgang die werd gebruikt om de bedradingen te herstellen. Nick haastte zich over de loopgang tot hij aan een in de muur bevestigde stalen ladder kwam die opklom tot de booglichten in de zoldering. Nick besteeg de ladder.
Bovenaan bleef hij staan. Ver onder hem schoven de grote hydraulische deuren van de grot open en hij zag de torpedojager terugvaren naar zijn steiger. De matrozen leken op speelgoedpoppen en de torpedojager op een plastic scheepsmodel.
Boven zijn hoofd gaapte de enorme airconditioningleiding. Met de andere buizen vormde deze een onderdeel van een netwerk dat door de ondergrondse stad liep. En N-3 zag zich voor een probleem gesteld.
Het luchtgat zat net iets te hoog. Hij had zich daar rekenschap van gegeven maar het zou een tweemansoperatie zijn geweest. Als hij op de reling van het looppad ging staan, zou hij kunnen springen en de rand van de brede buis grijpen. Hij keek peinzend naar de haven onder zich. Er zou weinig van hem overblijven als hij van deze hoogte in het water viel.
Voorzichtig schroefde hij de handgrepen aan van twee van zijn beste uitrustingstukken: een paar geminiaturiseerde elektromagneten die vijfhonderd pond konden houden. De magneten moesten hem als een menselijke vlieg door de verticale buizen voeren.
Zonder omlaag te kijken trok Nick zich nu op de ronde metalen reling en leunde met zijn vingertoppen tegen de muur. Zijn handen zweetten enigszins en zijn polsslag was hoog. Hij dwong zich recht naar de muur te kijken tot hij weer rustig was. Door de minste of geringste verandering in evenwicht kon hij van de reling glijden en zeventig meter diep naar het beton en het water vallen.
De opening van de airconditioningbuis was nog geen drie decimeter boven zijn vingers. Normaal konden zijn sterke benen hem moeiteloos over een veel grotere afstand doen opveren vanuit de staande positie. Maar niet op deze gladde reling. Een misstap en hij zou omlaag gaan, niet omhoog. Een koude stem in zijn binnenste zei: Houd ermee op, Carter. Dit was opgezet als een tweemanskarwei. Hij voelde dat het zweet hem weer uitbrak. Hij haalde diep adem en keek nog eens omhoog. De opening was nog steeds op dezelfde plaats.
'Nee,' zei hij tegen de stem in zijn binnenste. Toen sprong hij.
Een ogenblik hing hij in de ruimte en zijn handen tastten rond. Toen werden ze getrokken door de kracht van de magneten die hem tegen het metaal van de buis duwden. Met een lenige beweging werkte hij zich nu over de rand van de buis, schakelde de magneten uit en ging zitten. Dat, dacht Nick, is een sigaret waard. De airconditioning zou zich door de hele stad kronkelen en hoewel Nick de route min of meer kende, zou Chet de speleoloog, de expert in het rond klauteren in duistere grotten, hen veel sneller op de plaats van bestemming hebben gebracht.
Het diner was afgelopen en haar gasten waren vertrokken. Op één na. Astrid Lundgren zat op de veranda van haar
ultramoderne huis aan de kust van Musko met haar zilveren likeurglas in de hand, en wenste dat ook deze laatste gast zou vertrekken. Het was niet waarschijnlijk. De jongeman lag lui uitgestrekt op de chaise-longue tegenover haar.
'We proberen de nieuwe serie op twintigduizend oscillaties per minuut, natuurlijk rekening houdend met een afname-factor van X boven Y in de generatorbogen,' zei Astrid.
'Wat zegje?' vroeg de jongeman.
'Neem me niet kwalijk,' zei Astrid. 'Ik dacht hardop.'
'Astrid,' zei de jongeman, 'je bent onmogelijk. Jij bent geen vrouw maar een machine. Weet je hoe de functionarissen van Musko je noemen? Ze noemen je ...'
'De marginale bestialiteit van overigens competente functionarissen interesseert me niet,' onderbrak de vrouw hem. Ze keek haar gast verveeld aan. Hij was lang en blond en knap als een Adonis. Bovendien had hij Zweden vertegenwoordigd in de Olympische skiploeg en nu was hij bezig aan een snelle carrière in de Zweedse veiligheidsdienst. Om een of andere vreemde reden was vice-admiraal Larson, het hoofd van de veiligheidsdienst, op hem gesteld. Wat Astrid betrof, het speet haar dat Ze de jonge atleet ooit had leren kennen, maar haar vrienden hadden erop aangedrongen dat ze een wat socialer leven zou gaan leiden.
'Ze noemen je de Zweedse IJsberg,' zei de jongeman.
Ze hadden nog allerlei andere namen Voor haar, zoals Astrid best wist, maar dat zat haar niet dwars. Zweden had niet veel tijd meer en mannen waren idioten om geërgerd te zijn als een knappe vrouw verkoos haar leven aan de plicht te wijden in plaats van aan het dubieuze genoegen dienstmeid van een echtgenoot te worden. Knut was geërgerd en jaloers, want Astrids toewijding aan haar plicht was niet onsuccesvol geweest. Ze was hoofd van de Afdeling Projecten voor de complete reeks ondergrondse toevluchtsoorden en militaire bases.
Ze leunde achterover in de stoel, haar lange benen voor zich uitgestrekt, waarbij haar rok verlokkende stukjes prachtig dijbeen liet zien. Haar hoofd lag achterover zodat de belofte van haar brede mond met de volle lippen werd geaccentueerd, evenals de hoge jukbeenderen en de groene ogen die zo goed pasten bij het soepele witblonde haar. Maar zelfs in het toegeeflijke Zweden hadden slechts weinig mannen die belofte geproefd.
Knut stond op, liet zijn lange atletenlichaam naast haar op de chaise-longue zakken en streelde de sterke jukbeenderen en de blanke hals tot waar haar prachtige borsten zich nauwelijks lieten opsluiten in het lijfje van haar cocktaildress. Zijn stem klonk liefkozend en zakte even laag als zijn handen.
'Cara mia,' fluisterde hij, 'ijsgodin, je maakt me gek. Mijn nachten zijn een marteling.'
Astrid bleef roerloos onder zijn tastende handen, weerstreefde niet en gaf niet mee.
'Ja, Astrid, je bent als een ster. Een vreemde ster. Misschien hou je niet van mannen. Misschien geef je de voorkeur aan de zachtheid van vrouwen.'
'Als je bedoelt of ik met je naar bed wil gaan om te bewijzen dat ik geen lesbienne ben, is het antwoord nee,' zei Astrid op haar ergerlijk beheerste toon.
'Ah, maar dat zul je wel,' zei Knut. Zijn stem was vreemd hees. Astrid wenste dat ze hem die laatste twee borrels niet had gegeven. 'Ik zal het vuur in je aanwakkeren, liefste,' kreunde Knut. Zijn gezicht was tegen haar hals gedrukt en hij overdekte haar met vurige kussen; een sterke hand omvatte haar volle linkerborst en de andere hand gleed onder haar rok. Astrid probeerde zich los te maken, maar Knut was te sterk.
Eén ogenblik overwoog ze hem zijn zin te geven. Ten slotte had ze hem misschien aangemoedigd. Toen dacht ze: Als ik nu toegeef, is zijn verwaandheid grenzeloos en raak ik hem nooit kwijt.
Ze ontworstelde zich aan zijn greep en voelde het lijfje van haar jurk scheuren.
'Knut,' hijgde ze, 'ik moet zo dadelijk naar het laboratorium ...'
'Het lab,' snoof hij, 'jouw verdomde mooie lab. Maar niet vanavond, engel.'
Ze wist dat ze, met haar naakte borsten, op hem werkte als een rode lap op een stier. Ze rende naar de deur maar hij sneed haar de pas af, drukte haar tegen de deur en slaagde erin de rest van haar jurk los te rukken. Zijn krachtige lichaam duwde haar naar de grond, maar ze zag nogmaals kans te ontkomen. Ze rende blindelings naar de bomen achter het huis, niet wetende of ze lachte of huilde.
Knuts voetstappen dreunden vlak achter haar. Toen greep hij haar bij een pols. Astrid handelde instinctief. Ze haalde uit met een zijkant van een blote voet en veegde zijn benen onder hem uit terwijl haar vrije hand uitschoot in een karateslag naar zijn kin. Terwijl de blonde reus begon te vallen, greep ze zijn pols en draaide zijn lichaam in de lucht om. Hij kwam hard op zijn gezicht neer. Astrid hield zijn armen vast en plantte stevig een blote voet in het midden van zijn rug.
'Gedraag je,' zei ze.
'Rotmeid,' gromde hij.
'Zul je je gedragen als ik je loslaat?' vroeg ze.
'Ik vermoord je,' knarsetandde hij.
'Knut,' zei ze, een nieuwe tactiek proberend, 'je bent een prachtige Zweedse man, mooi en viriel. Maar ons land gaat naar een crisis toe, zoals je weet. Als onze natuurkundigen geen manier vinden om het te voorkomen, zullen de Chinezen al gauw een laserstraal bezitten die als een mes door de boter door het graniet van Musko kan snijden. Dan zijn we weer waar we begonnen. Je begrijpt dus waarom ik op het ogenblik nergens anders belangstelling voor heb dan voor het vinden van een afweermiddel. Misschien later, als de crisis voorbij is.'
Terwijl ze sprak, nam Knuts vurigheid af. Door een vrouw gedwongen te worden dennenaalden te happen is niet bevorderlijk voor het libido. Even later liet ze hem opstaan. Met een korte en zeer vormelijke verontschuldiging nam Knut afscheid en beende gegriefd naar zijn auto.
Verontrust en enigszins afwezig liep Astrid terug naar haar huis, pakte wat kleren bijeen die ze haastig aantrok, en stapte toen in de kleine Engelse sportwagen die haar enige ondeugd vormde.
Ze reeds snel naar het ondergrondse laboratorium. Ze was aan de vroege kant voor de eerste ploegwisseling. Maar het was er rustig. Ze kon haar gedachten ordenen eer ze zich concentreerde op het probleem van de Chinese laser. Wat haar geruststelde was het feit dat de Chinezen het wapen om het graniet van Musko te doorboren nooit zouden kunnen ontwikkelen zonder metterdaad een ploeg technologen te infiltreren om het eiland te doorvorsen ... En vice-admiraal Larson en zijn blonde jongens zoals Knut wisten dat tenminste te voorkomen. Ze was er zeker van dat er geen makreel in de zee of een meeuw in de lucht verscheen zonder dat Larsons mannen het wisten.
'Dag schat, laat je pasje eens zien.'
De grootvaderlijke bewaker onder het fluorescerende licht bij de toegang tot het laboratoriumgebouw kende haar al sinds ze een slungelig kind was dat in het lab van haar vader rondhing, maar toch moest hij haar pas zien. Dat was voorschrift.
Ze parkeerde de sportwagen en daalde in de lift af naar het lab. Terwijl ze door de vertrouwde gangen liep, gingen haar gedachten automatisch naar haar werk. Astrid meende dat ze een redelijk goede indruk had van de ontwikkeling van de Chinese laser. En ze dacht dat ze er een antwoord op wist. Het was een soort krachtveld dat de uitwerking van laserstralen zou elimineren, gebaseerd op het bekende feit dat massa lichtstralen ombuigt. Het probleem was alleen dat de mensen die aan het krachtveld werkten de een na de ander dood gingen. Er was blijkbaar een uitstraling van het krachtveld die de labwerkers doodde zoals de röntgenstralen dat aan het begin van de eeuw hadden gedaan. Op wetenschappelijke congressen werd geëist de experimenten stop te zetten tot de geheimzinnige uitstraling was geiso-leerd en bedwongen. Maar er was zo weinig tijd ...