No 1969 By Universal Publishing & Distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
1e druk: 1971 2e druk: 1977
ISBN 90 283 0087 2
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1969 Uitgeverij Romanpers Bv - Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Ik heb nooit zo erg goed kunnen wachten. Ze zeggen dat dat een karakteristiek is van mensen die op actie zijn ingesteld. Dat zal ik dan wel zijn. O, ik heb uren zitten wachten tot een communistisch Chinese agent zich zou vertonen of om een bepaalde sadist in handen te krijgen. Maar dat is een ander soort wachten. Ik weet eigenlijk niet eens of het wel wachten is, of een rustige vorm van actie. Maar het soort wachten dat ik nu pleegde, was beslist niets voor mij.
Het centrale Rijnland is onweerlegbaar een prachtig, weelderig gebied. De heuvels zijn groen. Paarse, roze en goudgele bloemen sieren de berghellingen tot aan de oever van de rivier. De wegen zijn bochtig en bij elke bocht boeiend. Kleine sprookjesboerderijen en huisjes met vakwerk duiken onverwacht op. De grote kastelen langs beide oevers, de burchten van de middeleeuwse roofridders, zijn werkelijk heel romantisch en opvallend. De meisjes zijn stevig van bouw en angstaanjagend vriendelijk, bijna gretig. De meesten vertonen te veel het nadeel van een beetje te veel worst om mijn ideaal te kunnen zijn, maar ik wenste toch dat ik de tijd had de mensen en het landschap op de juiste manier te leren kennen. Misschien omdat alles zo bijzonder luisterrijk en adembenemend is, tart het je nog meer als je haast hebt om een boot te halen en je gehuurde Opel je in de steek laat. Je wilt het allemaal bezichtigen, je wilt ervan genieten, je wilt erin opgaan, maar dat kun je niet. Het enige wat je kunt doen is wachten en ongeduldig worden en je gefrustreerd voelen en bedenken hoeveel ellendiger je je nog zult voelen als de baas ontdekt dat je niet bent komen opdagen.
Mijn Duits is meer dan redelijk en ik had een passerende automobilist aangehouden en hem gevraagd hulp te sturen. Van de plek waar mijn gehuurde vehikel het had begeven kon ik de Rijn beneden me zien en naar het noorden de daken en kerktoren van Braubach. Verderop, juist uit het gezicht, lag Koblenz waar ik de Rijnboot moest halen. Daar ik absoluut niets anders kon doen dan wachten, maakte ik het autoportier open, liet wat frisse lucht binnen en dacht terug aan de pret die ik nog pas deze ochtend in Luzern had beleefd.
Na mijn betrekkelijk klein aandeel in de Martinique-Montreal zaak, was ik naar Zwitserland gegaan om Charley Treadwell op te zoeken in het ski- en zonchalet dat hij vlak buiten Luzern heeft. Het werd een grootse reünie van oude vrienden, vervuld van drank en herinneringen. Charley stelde me voor aan Anne-Marie. Zwitsers-Frans met een snufje Duits, open en plezierig om in de buurt te hebben.
Van gemiddelde lengte met kort haar en dansende 'bruine ogen, een verschrikking op de ski-hellingen en een droom in bed.
Uiteraard moest ik, zoals iedere AXE-agent, regelmatig het hoofdkwartier opbellen en Hawk laten weten waar ik bereikt kon worden. Het was een onderdeel van het instant-actie netwerk van AXE dat Hawk te allen tijde en overal een vinger op zijn mensen kon leggen. Het was ook een waterdichte manier om een plezierige vakantie te verpesten, zoals ik allang geleden ontdekt had. Ik besefte dat opnieuw in Luzern met Anne-Marie. Het was zes uur in de ochtend toen de telefoon in mijn kamer rinkelde en ik Hawks vlakke, droge stem hoorde. Anne-Maries verrukkelijke arm lag nonchalant over mijn borst en haar borsten vormden een zachte deken die tegen me aandrukte.
'Met het Verenigde Persbureau,' klonk Hawks stem zakelijk. Het was uiteraard een open lijn en hij paste de gebruikelijke camouflage toe. 'Ben jij dat, Nick?'
'Met mij,' zei ik. 'Geweldig om iets van u te horen.'
'Je bent niet alleen,' zei hij onmiddellijk. De oude vos kende me als het spreekwoordelijke open boek. Te goed, dacht ik vaak. 'Is ze erg dichtbij?' vroeg hij. 'Nogal.'
Ik kon zijn grijze ogen zien, als staal achter de randloze bril, terwijl hij probeerde te doorgronden hoe dichtbij het wel was.
'Dichtbij genoeg om ons te kunnen horen?' luidde de volgende vraag.
'Ja, maar ze slaapt.'
'We kunnen ons niet veroorloven dat de concurrentie dit verhaal te pakken krijgt,' vervolgde Hawk nog steeds onder camouflage. 'Een van onze fotografen, Ted Dennison, heeft iets groots. Ik geloof dat je al eens eerder met Ted aan een verhaal gewerkt hebt?'
'Ja, ik ken hem,' antwoordde ik. Ted Dennison was een van de beste AXE-agenten in Europa en jaren geleden hadden we samen een opdracht uitgevoerd. Ik herinnerde me dat hij er bijzonder goed in was om inlichtingen los te krijgen.
'Je ziet Ted op de Rijnboot die om halfvier in Koblenz aanlegt,' gonsde Hawks stem. 'Hij heeft iets heel belangrijks, dus als je de boot in Koblenz mist rij dan door naar de volgende aanlegplaats en ga daar aan boord. Dat is in Mainz, om vijf uur.'
De telefoon klikte, ik zuchtte en maakte me los van Anne-Marie. Ze verroerde zich zelfs niet. Dat was een van de eerste dingen die me tijdens onze vier glorieuze dagen bij haar was opgevallen. Als ze skiede, skiede ze. Als ze dronk, dronk ze. Als ze de liefde bedreef, bedreef ze liefde en als ze sliep, sliep ze. Het meisje kende geen gematigdheid. Ze deed alles tot in de perfectie. Ik kleedde me aan, liet een briefje voor haar achter waarin stond dat mijn baas me opgetrommeld had en glipte het vroegochtendlijke Luzern in dat nog koud en rustig was. Ik wist dat wanneer ze een gebroken-hartsyndroom zou vertonen, wat ik betwijfelde, Charley Treadwell haar op het hoofd zou kloppen en haar hand zou vasthouden. Ik nam een vliegtuig naar Frankfort en de roemruchte Rijn.
En daar was ik dan, in hetzelfde gebied waar Caesar, Attila, Karei de Grote, Napoleon en tal van moderne veroveraars met hun legioenen waren opgetrokken, en ik zat in een kapotte, gehuurde Opel. Ik probeerde het niet te veel naar mijn hoofd te laten stijgen. Ik stond op het punt uit te stappen en nog een automobilist aan te houden, toen ik de Strassen-wacht zag aankomen met een kleine hijskraan achterop. De jonge monteur had een rond gezicht, donker haar en was erg beleefd. Hij dook met Teutoonse grondigheid in de auto, waar ik dankbaar voor was, maar ook met Teutoonse traagheid, waar ik minder dankbaar voor was. Aan de snit van mijn kleren had hij snel gezien dat ik geen Duitser was en' toen ik had gezegd dat ik Amerikaan was, stond hij erop elke ingreep die hij deed te erklaren.
Ten slotte kon ik hem ervan overtuigen dat mijn Duits tamelijk goed was en hij niet elke autoterm hoefde uit te leggen. Hij ontdekte dat het probleem in de Vergaser, de carburator, school en terwijl hij een nieuwe inzette, zag ik tandenknarsend de Rijnboot onder ons langs varen.
Toen hij klaar was, was de boot uit het gezicht verdwenen. Ik betaalde hem in dollars, wat een bijzonder blije glimlach op zijn gezicht toverde, sprong in de kleine auto en probeerde opnieuw te doen alsof het een Ferrari was. Tot zijn eer moet ik toegeven dat de auto zijn best deed. We stoven over de kronkelende weg, raasden langs pittoreske huizen en sombere ruïnes, en kwamen gevaarlijk in de buurt van de grens waar gewicht en snelheid afscheid van elkaar nemen.
De weg daalde af in een reeks van bochten en hellingen en kwam dichter bij de Rijn en voor me uit zag ik af en toe een glimp van de plezierboot die sereen voortgleed. Ik haalde hem ten slotte in op het punt waar de weg vlak werd en langs de rivier verder liep. Ik bevond me precies ter hoogte van de boot en remde af. Ik zou Koblenz op tijd bereiken. Ik zuchtte van opluchting. Ik dacht aan Dennison daar op de boot. Hij kon zich tenminste ontspannen en van de zon genieten, terwijl ik de hele dag had geprobeerd hem in te halen. Ik wierp nog een blik op de lange, lage plezierboot met de kleine kajuit in het midden en de dekken open zodat de toeristen over de reling konden hangen, toen het gebeurde, vlak onder mijn ogen. Het was onwerkelijk, het gekste dat ik ooit gezien had, bijna alsof je naar een vertraagd filmfragment keek. Eerst weerklonken er explosies, twee stuks, een kleine ontploffing, gevolgd door een enorme dreun toen de ketels in de lucht vlogen. Maar het waren niet de explosies waardoor ik geschokt werd. Het was de aanblik van de kajuit die omhoogkwam en in stukken uiteen viel. Tegelijk met de kajuit zag ik andere delen van de boot in verschillende richtingen wegvliegen. Lichamen schoten de lucht in als vuurpijlen tijdens een vuurwerk.
Ik remde hard en de Opel kwam schuddend en slippend tot stilstand. De brokstukken vielen nog neer in de rivier toen ik uit de wagen stapte, en de plezierboot was vrijwel geheel verdwenen. Slechts de boeg en de achtersteven staken nog boven water uit en gleden naar elkaar toe. Dit stuk van de rivier zag eruit alsof een reuzenhand plotseling een lading drijfhout had uitgestrooid. Ik werd getroffen door de merkwaardige stilte na de explosies. Afgezien van een paar kreten en het zachte gesis van stoom op het water heerste er alom stilte. Ik kleedde me op mijn slip na uit, legde Wilhelmina, mijn Luger, en Hugo, de potlooddunne stiletto die op mijn onderarm gebonden was, onder mijn kleren, dook de Rijn in en zwom naar de onheilsplek. Ik begreep dat bijzonder weinig mensen de ramp overleefd zouden hebben, maar de kans bleef bestaan dat er nog iemand gered kon worden. Ik begreep ook dat de politie en de omliggende ziekenhuizen al vanuit de huizen langs de rivier zouden zijn opgebeld en voor me uit zag ik een kleine sleepboot keren om terug te varen.
Stukken hout dreven langs me heen, scherpe, versplinterde stukken van romp, reling en dekwerk. En ook lichamen, waarvan sommige volkomen uiteengereten waren. Een eindje verderop zag ik een arm langzaam uit het water omhoogkomen die probeerde een zwemslag te maken. Ik zwom naar het blonde hoofd dat bij de arm hoorde. Toen ik het meisje bereikte, zag ik een rond en knap gezicht met mooie, regelmatige trekken en ogen als van blauw glas, verbijsterd en star. Ik zwom achter haar aan, sloeg een arm om haar nek en begon naar de oever te zwemmen. Haar lichaam ontspande zich onmiddellijk en ze liet mij overnemen, terwijl ze haar hoofd op het water liet rusten. Ik keek nogmaals naar haar ogen. Ze was op het punt van bewusteloosheid gekomen.
De Rijn had op dit punt, niet ver voorbij de snelle en gevaarlijke Gebirgsstrecke, nog steeds krachtige stroomversnellingen. We bevonden ons al een paar honderd meter stroomafwaarts van de plaats waar ik de auto had laten staan toen ik het meisje eindelijk aan land wist te trekken. Haar jurk van een roze katoenen stof kleefde strak om haar natte huid en onthulde een bijzonder mooi, vol figuur met grote borsten die iets majesteitelijks hadden. Haar lange, ronde tors had net voldoende taille om mollig te zijn en voldoende buik om sensueel te zijn. Het typisch Duitse gezicht had brede jukbeenderen, een lichte huid en een kleine wipneus. De blauwe ogen keken nog in een andere wereld, hoewel ik meende te bespeuren dat ze begon bij te komen. Ik hoorde het gegil van sirenes en de stemmen van de mensen die zich op de oevers verdrongen. De volle borsten van het meisje gingen in een verrukkelijk ritme op en neer terwijl ze diep ademhaalde. Kleine boten zochten naar overlevenden. Het zou, leek me, een vruchteloze speurtocht zijn. Het was een enorme explosie geweest. Ik kon nog steeds die kajuit de lucht zien invliegen als een projectiel dat van Cape Kennedy werd gelanceerd.
Het meisje bewoog zich en ik trok haar overeind in een zittende houding, waarbij de natte jurk die aan haar huid kleefde alle buigingslijnen van haar nog jonge lichaam onthulde. De glazige blik was verdwenen en vervangen door een uitdrukking van herinnering, een plotselinge terugkeer van schrik die bezit nam van haar bewustzijn. Ik zag angst en paniek in haar ogen komen en ik stak mijn handen uit. Ze liet zich in mijn armen vallen en haar lichaam schokte door de hartverscheurende snikken.
'Nein, Frdulein,' mompelde ik. 'Bitte, schreien Sie doch nicht. Alles ist vorüber.'
Ik liet toe dat ze zich aan me vastklemde tot haar gesnik ophield en ze tot rust kwam terwijl haar blauwe ogen mijn gezicht aftastten.
'U hebt mijn leven gered. Dank u,' zei ze.
'U zou de oever waarschijnlijk zelf wel bereikt hebben,' zei ik. Ik meende het. Het was mogelijk geweest.
'Was u aan boord van de boot?' vroeg ze.
'Nee, liefje,' antwoordde ik. 'Ik reed langs de rivier toen de ontploffing plaatsvond. Ik was op weg naar Koblenz om daar aan boord te gaan om een vriend te ontmoeten. Ik dook in het water, vond jou en heb je aan land gebracht.'
Ze keek om zich heen en de angst was nog duidelijk van haar gezicht af te lezen toen ze naar de rivier keek en naar de oever. Ze rilde in de natte jurk toen er een wind opstak, en de klevende jurk onthulde de kleine knopjes van haar tepels. Ze draaide haar hoofd om en merkte dat ik ernaar keek en ik zag haar blauwe pupillen even oplichten.
'Mijn naam is Helga,' zei ze. 'Helga Rutten.'
'En mijn naam is Nick Carter,' zei ik.
'Bent u geen Duitser?' vroeg ze verbaasd. 'Uw Duits is uitstekend.'
'Amerikaan,' zei ik. 'Had je gezelschap aan boord, Helga?'
'Nee, ik was alleen,' zei ze. 'Het was een fijne middag en ik had zin om een tochtje te maken.'
Haar ogen bekeken me nu, gleden langs mijn borstkas en schouders. Ze had bijna twee meter vlees om te bestuderen en ze nam er de tijd voor. Nu was het mijn beurt om waardering in haar ogen te zien. Ze hield haar blik afgewend van de onheilsplek op de rivier, en herstelde zich opmerkelijk snel. Haar ogen stonden helder, haar stem klonk beheerst. Ze rilde, maar dat kwam door de koude, natte jurk.
'Zei je dat je hier een auto hebt?' vroeg ze en ik knikte en wees naar de auto verder.
'Ik heb een oom die hier een optrekje heeft,' zei ze. 'Ik zat er net naar te kijken toen het gebeurde. Ik weet waar de sleutel is. We kunnen er heengaan om ons te drogen.'
'Uitstekend,' zei ik en hielp haar op de been. Ze wankelde, viel tegen me aan en haar borsten drukten zacht en opwindend tegen mijn huid. Een vrouw die de moeite waard was, besloot ik. Ik liep met haar naar de auto, gooide mijn spullen op de achterbank en wierp een laatste blik op de redders die nu kriskras over de rivier zwalkten. Hun voornaamste bezigheden zou echter komen te ressorteren onder het hoofdstuk identificeren en bergen. Ik dacht aan Ted Dennison. Misschien had hij het overleefd, maar dat was onwaarschijnlijk. Het leek me dat Helga ongeveer de enige overlevende moest zijn. Ik zou de politie en de ziekenhuizen opbellen als ik een telefoon kon vinden en later contact met Hawk opnemen. Arme Ted, zijn hele leven had hij met het gevaar en de dood geleefd, en nu had hij het loodje gelegd omdat de ketel van een plezierboot in de lucht gevlogen was.
Helga sidderde nu van alle nattigheid en koude. Ze wees naar een oude burcht die niet ver voor ons uit majestueus oprees.
'Sla rechtsaf bij het eerste kruispunt en neem de smalle weg aan het eind ervan ... het Zaubergasschen,' zei ze.
'Toverlaantje,' herhaalde ik. 'Leuke naam.'
'Het is een eigen weg,' vervolgde ze, 'die naar de poort van kasteel van mijn oom voert. De grond van het kasteel reikt tot aan de rivier. Oom heeft er een aanlegsteiger, maar hij is er alleen in het weekeinde. Hij behoort niet tot verarmde edellieden die van hun huizen toeristenoorden of musea moeten maken. Hij is een industrieel.'
Ik vond de smalle weg die Toverlaantje heette, volgde hem door een dichtbebost terrein. Langs de weg die steil opklom, ving ik glimpen op van grote open gazons, omringd door bosschages. Helga zat nu vrijwel aanhoudend te rillen, en naarmate we hoger kwamen, bespeurde ik een verandering in de lucht, begon ik me ook koud te voelen. Ik was blij toen ik de ophaalbrug van het grote, door een diepe greppel omringde kasteel zag, hoe grimmig en streng het ook scheen. Helga zei dat ik over de brug kon rijden en ik deed het en stopte voor de enorme houten poort. Ze sprong uit de auto en betastte een paar grote blokken steen op de hoek van de hoge muur die het kasteel omsloot. Ze kwam te voorschijn met een bos grote, zware ijzeren sleutels, duwde een ervan in het slot en de grote poort zwaaide langzaam open nog voor ik kon uitstappen om haar te helpen. Ze sprong weer in de auto en zei: 'Rij de binnenplaats op, dan kunnen we die natte rommel uittrekken.'
'Goed,' antwoordde ik en reed de kleine Opel de enorme lege binnenhof op waarop zich vroeger ridders en pages hadden voortbewogen.
'Heeft je oom telefoon?' vroeg ik Helga.
'Ja, zeker,' zei ze, terwijl ze met beide handen door haar hoogblonde haar streek en met haar hoofd schudde om er het vocht uit te krijgen. 'Er zijn overal telefoontoestellen.'
'Mooi zo,' zei ik. 'Ik heb je al verteld dat ik op weg was naar die boot om een oude zakenvriend te ontmoeten. Ik wil zien uit te vinden wat er met hem gebeurd is.'
Er hing een griezelige stilte in het grote kasteel toen ik op de binnenplaats stond en omhoogkeek naar de kantelen en schietgaten.
'Zijn er geen bedienden?' vroeg ik Helga.
'Oom laat ze alleen in het weekeinde komen als hij er is,' zei ze. 'Er woont wel een tuinman en een oude keldermeester, maar dat is alles. Kom, ik zal je naar een kamer brengen waar je je kunt opknappen.'
Ze voerde me door een grote voorhal waar ik twee lange eikenhouten tafels zag, middeleeuwse banieren die van het plafond hingen, en een enorme open haard. Uiteindelijk kwam ik terecht in een ruim vertrek met een waarlijk vorstelijk hemelbed, weelderige gordijnen en wandtapijten en stoere houten stoelen met hoge rug en dikke, brokaten kussens. Tegen de muur stond een hoge renaissancekast waaruit Helga een handdoek haalde die ze me toewierp.
'Het is een soort logeerkamer,' zei ze. 'Ik heb er zelf vel geslapen. Ik ben verderop in de gang om me te verkleden. Ik zie je over vijf minuten.'
Ik keek haar na, de natte jurk kleefde nog steeds strak aan een rond, een tikje mollig achterwerk. Helga, zo vond ik, was een forse vrouw op een fors frame, maar ze kon het helemaal hebben. Ik knapte me op en ging daarna even op het bed liggen. Ik was net tot de conclusie gekomen dat ik in de verkeerde eeuw leefde, toen Helga terugkwam in een strakke bruine spijkerbroek en een donkerbruine blouse die ze van voren had vastgeknoopt zodat haar middenrif naakt was. Ik was verbijsterd over haar verschijning. Ik heb vrouwen gekend die een week lang met koorts in bed zouden hebben gelegen na wat zij zo juist had meegemaakt. Helga, die haar blonde haar in glanzende golven had uitgeborsteld en me met tortelende ogen aankeek, vertoonde geen enkel spoor meer van de doorgestane beproeving.
'O, ik heb helemaal vergeten dat je wilde telefoneren,' zei ze, warm glimlachend. 'De telefoon staat onder het bed. Ik wacht op je beneden in de hal. Kom maar zodra je klaar bent.' Ik keek haar na toen ze de kamer uitliep, de pantalon sloot nauw om haar billen. Ze liep met langzame, glijdende bewegingen. Ik kwam snel tot de conclusie dat deze eeuw goed genoeg voor me was en tastte onder het bed naar de telefoon.
Hoofdstuk 2
Grimmig en pijnlijk langzaam bleef ik volhouden. Ik belde elk ziekenhuis en elke Rode Kruispost in de omgeving op. Ik was bijna aan het eind van de lijst toen ik het nieuws hoorde dat ik niet wilde horen. Ted Dennisons lijk was gevonden en geïdentificeerd. Afgezien van Helga schenen er maar vier overlevenden te zijn, twee mannen, een vrouw en een kind. Verbeten vroeg ik een internationaal gesprek aan met Hawk en kreeg hem ongewoon snel aan de lijn. Nadat ik hem van het tragische ongeluk had verteld, volgde er een lange stilte en daarna klonk zijn stem vlak en ijzig.
Het was geen ongeluk,' zei hij. Dat was alles. Hij slingerde me het eenvoudig toe en liet het daarbij, wel wetend dat ik nu de keiharde werkelijke toebracht zou begrijpen.
'Weet u dat zeker?' vroeg ik een tikje nors.
'Als je op bewijzen zinspeelt weet je wel beter,' antwoordde Hawk. 'Als je bedoelt of ik er zeker van ben. ja, ik ben er verdomd zeker van.'
Terwijl hij sprak zag ik de boot opnieuw naast me en hoorde ik de explosies weer. Het waren er duidelijk twee geweest, vlak na elkaar, maar niettemin twee, De kleinste het eerst, onmiddellijk gevolgd door de enorme dreun toen de ketels ontploften. Twee explosies. Ik hoorde ze weer, maar ditmaal in een juister licht.
'Ze hebben al die mensen vermoord om Ted te pakken te krijgen,' zei ik, onder de indruk van de monstruositeit van die gedachte.
'Om te voorkomen dat hij tegen jou zou praten,' zei Hawk. 'Trouwens, wat betekenen een paar honderd onschuldige levens voor sommige mensen? Jezus, Nick, vertel me niet dat je, na al die jaren in dit werk, door zo iets nog geschokt wordt.'
De baas had natuurlijk gelijk. Ik had niet geschokt moeten zijn. Ik had het eerder meegemaakt, de schandelijke negatie van het leven, het slachten van onschuldigen, het doel dat de middelen heiligde. Lang geleden had ik al begrepen dat degenen die geloofden dat ze door het lot waren uitverkoren altijd een verschrikkelijke onverschilligheid jegens de belangen van de mensheid schenen aan te nemen. Nee, in de ware zin van het woord was ik niet geschokt. Ontzet was misschien een beter woord, ontzet en kwaad.
'Wat Ted ook te weten was gekomen,' zei ik tegen Hawk, 'het was belangrijk. Ze nemen blijkbaar geen enkel risico.'
'Hetgeen betekent dat het ook voor ons belangrijk is,' zei Hawk. 'Ik wil je morgen in West-Berlijn zien, op ons bureau. Je weet hoe de zaken daar nu staan. Ik neem vanavond een vliegtuig en kom morgenochtend aan. Ik zal je dan vertellen wat we weten.'
Ik legde de hoorn neer en voelde een plotselinge, hevige aanval van woede in me opstijgen. Hoewel ik natuurlijk onder de indruk was van Ted Dennisons lot, waren het toch vooral de andere slachtoffers die me echt raakten. Ted was een beroeps, zoals ik. We leefden nu eenmaal met de dood. We lachten, aten en sliepen met de dood. De jacht op ons lag voor de hand. Als ze Ted te pakken wilden nemen hadden ze echter een manier moeten vinden om alleen hem te treffen. Maar ze hadden het op de gemakkelijke, hardvochtige wijze gedaan. En daarvoor hadden ze mij, Nick Carter, erbij betrokken, als agent N3, maar ook als mens. Wie ze ook waren, het zou hen spijten. Dat kon ik hen op een briefje geven.
Ik stond op van het brede bed, deed de massieve deur open en stapte de sombere, vochtige, ruw stenen gang op. Opeens voelde ik dat ik niet alleen was. Ik voelde ogen in mijn rug boren. Ik draaide me snel om, maar zag slechts vage schaduwen. Niettemin voelde ik dat er iemand was. Toen ontdekte ik re man aan het eind van de gang: lang, goedgebouwd, met vlaskleurig haar, kleine blauwe ogen en ben smalle mond. Hij zag er niet uit als een tuinman er. evenmin als een oude sommelier. Hij keek me een ogenblik aan en verdween in een van de talloze gewelfde corridors die van de gang wegleidden. Ik :raaide me om en liep naar de voorhal waar Helga met schaamteloos opgetrokken benen op een van de lange eikenhouten tafels zat. 'Ik heb net iemand gezien,' zei ik. 'In de gang daar.'
'O, dat is Kurt.' Ze glimlachte. 'De bewaker. Ik had hem vergeten. Tegenwoordig heb je hier iemand nodig om een oogje in het zeil te houden.'
Ze stond op, kwam naar me toe en greep mijn beide handen. Ik besefte dat ze mijn blik over die verrukkelijke volle borsten zag glijden, waar ze tegen de dunne stof van de blouse drukten. Ik vertelde haar dat ik gehoord had dat mijn vriend bij de explosie was omgekomen en ze betuigde haar leedwezen. Toen ik zei dat ik de volgende ochtend in West-Berlijn moest zijn, wierp Helga me een warme, veelbetekenende glimlach toe.
'Dat is geweldig,' riep ze uit en kneep in mijn handen. 'Ik woon in West-Berlijn. We kunnen hier vannacht in het kasteel blijven en morgenochtend vertrekken. Het is al bijna avond en waarom zouden we in het donker rijden? Trouwens, ik wil dolgraag iets lekkers voor je klaarmaken. Toe, mag ik?'
'Ik wil je geen overlast bezorgen,' zei ik, naar ik vrees niet bijzonder overtuigend. Het idee om de nacht door te brengen met dit bijzonder vlotte meisje trok me erg aan. Ik stelde zulk plezierig gezelschap altijd meer op prijs, maar ik had geleerd dat je nooit weet wanneer zo'n gelegenheid zich voordoet. En als Helga die nu bood, zou het zonde zijn er geen gevolg aan te geven.
'Het is helemaal niet lastig,' zei ze. 'Je hebt mijn leven gered, weet je nog? Je verdient veel meer dan die maaltijd. Maar laten we daar nu maar eerst mee beginnen.'
Snel ontdekte ik dat Helga een van die vrouwen was die dingen zeggen welke je op zes verschillende manieren kunt interpreteren maar dan onmiddellijk op iets anders overgaan, zodat je geen verdere aanwijzingen krijgt voor de enig juiste interpretatie.
'Kom,' zei ze en pakte mij bij de hand. 'Kom maar in de keuken zitten terwijl ik het eten klaarmaak. Dan kunnen we wat praten.'
De keuken bleek een enorme, kennelijk goed functionerende ruimte te zijn met grote koperen en roestvrij stalen ketels die aan lange haken van het plafond hingen. Rekken met potten en pannen en planken tegen een van de muren met serviesgoed en eetgerei. Oom hield er blijkbaar van om tijdens het weekeinde indrukwekkende feestjes te geven. In een van de muren bevond zich een grote, ouderwetse stenen oven en een diepvrieskast was in dit kader van een ontnuchterende moderniteit. Helga haalde er een flinke biefstuk uit, nam een groot mes en begon hem handig in stukken te snijden. In een oogwenk stonden er verschillende potten en pannen :p het vuur en ook de grote oven brandde. Terwijl ze bezig was en ik in een brede, makkelijke stoel zat, vertelde ze me dat ze in West-Berlijn werkte als secretaresse, dat ze oorspronkelijk uit Hannover kwam en dat ze van een goed leventje hield.
Toen ze even weg kon van haar pannen bracht ze me naar een kleine bar naast de hal en vroeg of ik iets wilde inschenken. Daarna leidde ze me, met onze drankjes in de hand, rond door het kasteel, terwijl ze zo met haar arm in de mijne liep en bij elke stap met haar dij langs de mijne streek, toonde ze zich een uiterst provocerende gids. Het kasteel bevatte op de eerste en tweede verdieping van het hoofdgebouw een aantal kleine kamers. Allerlei middeleeuwse voorwerpen hingen aan de muren en er waren slechts primitieve wenteltrappen zonder leuningen. Ik ving een glimp op van een grote, gemoderniseerde kamer op de eerste verdieping, met rijen boekenplanken en een bureau. Ze noemde het de werkkamer van haar oom. Helga babbelde er vrolijk op los en ik vroeg me af of ze dat deed om me niet te laten merken dat ze uit de buurt bleef van de hele linkerhelft van de eerste verdieping, waar ik drie gesloten deuren zag. Als dat inderdaad haar bedoeling was geweest, slaagde ze er niet in. De drie deuren vormden een opvallend, grimmig contrast met de rest van het slot. Beneden zei ik dat ik nog graag de wijnkelder wilde zien, en ik meende op te merken dat ze even aarzelde. Het was nauwelijks merkbaar en ik was er dan ook niet zeker van, maar ik dacht er wel over na.
'O, natuurlijk, de wijnkelder,' glimlachte ze en ging me voor op een smalle trap. Grote ronde vaten stonden opgesteld in lange rijen, elk met een houten tap en een bordje waarop de datum en de aard van de wijn stond vermeld. Het was een omvangrijke wijnkelder. Terwijl we weer naar boven gingen, werd ik ergens door gehinderd, maar ik had er geen idee van wat het was. Mijn brein had altijd op die merkwaardige manier gefunctioneerd, door seintjes te geven die pas later opgehelderd werden. Maar ze dienden als een reeks aanknopingspunten die op het juiste moment gewoonlijk zeer nuttig bleken. Dit was een perfect voorbeeld! Het was een volslagen normaal uitziende wijnkelder, en toch zat iets me dwars. Ik verdrong de gedachte, omdat het geen enkele zin had er nu over na te denken. Terug in de keuken keek ik toe hoe Helga het diner afmaakte.
'Weet je, Nick, jij bent de eerste Amerikaan die ik leer kennen,' zei ze. 'Ik heb natuurlijk een heleboel Amerikaanse toeristen ontmoet, maar die tellen niet mee. En geen van hen zag eruit zoals jij. Ik vind je een bijzonder knappe man.'
Ik moest glimlachen. Ik hield niet van valse bescheidenheid. Helga rekte zich uit.
'Vind je mij ook aantrekkelijk?' vroeg ze openhartig. Ik zag hoe haar borsten naar voren staken terwijl ze haar armen achter haar hoofd strekte. 'Aantrekkelijk is het woord niet, liefje,' zei ik. Ze glimlachte en pakte een aantal borden.
'Het eten is bijna klaar,' zei ze. 'Schenk ons nog eens :n terwijl ik de tafel dek en me ga verkleden.'
Na de tweede borrel aten we aan één kant van de lange tafel, met kaarslicht en een vuur in de grote open haard. Helga had zich verkleed in een zwartfluwelen jurk met knoopjes en lusjes aan de voorbant tot aan haar taille. De lusjes waren breed en onder elk lusje bevond zich alleen maar Helga en niets meer. De jurk, die een V-hals had, deed erg zijn best om Helga's borsten in bedwang te houden.
Gelukkig was het geen erg succesvolle poging. Ze had twee flessen uitstekende landwijn te voorschijn gehaald, die niet afkomstig was uit de wijngaard van het kasteel, zei ze, omdat haar oom erg weinig bottelde, maar voornamelijk wijn in fusten leverde aan handelaars. Het maal smaakte voortreffelijk en mede dank zij de borrels en de wijn was er een gezellige stemming tussen Helga en mij ontstaan. Ze schonk een goede armagnac toen we op de comfortabele bank voor het vuur zaten. De avond was kil en het kasteel vochtig, dus het vuur vormde een welkome oase van warmte.
'Is het waar,' vroeg Helga, 'dat ze in Amerika nog steeds erg puriteins zijn op het gebied van seks?'
'Puriteins?' vroeg ik. 'Hoe bedoel je?'
Ze speelde met haar cognacglas en keek me daarbij over de rand aan. 'Ik heb gehoord dat Amerikaanse meisjes het idee hebben dat ze een excuus moeten verzinnen om met een man naar bed te gaan,' vervolgde ze. 'Ze denken dat ze moeten zeggen dat ze van hem houden of te veel gedronken hebben of medelijden met hem hadden en dergelijke onzin. En Amerikaanse mannen verwachten blijkbaar nog steeds dat ze zulke excuses bedenken, anders geloven ze dat het meisje een hoer is.'
Ik moest glimlachen. Er stak veel waarheid in haar woorden.
'Zou jij het idee hebben dat een meisje een hoer was als ze haar gevoelens niet in zulke belachelijke voorwendsels verpakte?' vervolgde Helga.
'Nee,' antwoordde ik. 'Maar ik ben ook niet het type van de gemiddelde Amerikaanse man.'
'Nee, dat is zo,' mompelde ze en liet haar ogen over mijn gezicht glijden. 'Ik geloof dat je in geen enkel opzicht middelmatig bent. Er is iets aan je dat ik nog nooit in een andere man heb gezien. Het is alsof je verschrikkelijk lief maar ook verschrikkelijk wreed zou kunnen zijn.'
'Je hebt het over de voorwendsels en excuses van Amerikaanse meisjes, Helga. Moet ik veronderstellen dat het gemiddelde Duitse meisje geen excuses nodig heeft?'
Nauwelijks meer,' zei Helga en draaide zich geheel naar me toe, terwijl haar borsten als zachte witte heuvels boven het fluweel uitkwamen. 'We hebben nier afgedaan met dergelijke excuses. We zien de werkelijkheid van onze menselijke behoeften en verlangens onder ogen. Misschien is het een gevolg van al die oorlogen en ellende, maar tegenwoordig houden we ons zelf niet meer voor de gek. We herkennen macht als macht, hebzucht als hebzucht, zwakheid als zwakheid, kracht als kracht, seks als seks. Hier verwacht een meisje niet dat een man zegt zat hij van je houdt als hij bedoelt dat hij met je naar bed wil. En een man verwacht evenmin van een meisje dat ze haar eigen verlangens achter domme voorwendsels verbergt.'
Heel verlicht en aanbevelenswaardig,' zei ik. Helga s ogen hadden nu een matblauwe kleur en ze gleden voortdurend van mijn gezicht naar mijn lichaam en omgekeerd. Haar lippen waren vochtig doordat ze haar tong er langzaam over liet strijken.
Haar onverbloemde begeerte werkte als een elektrische stroom die mijn lichaam in vuur en vlam zette. Ik legde een hand achter in haar nek, kneep erin en trok haar langzaam naar me toe.
'En als jij begeerte voelt, Helga,' zei ik heel zacht, 'wat zeg je dan?' Haar lippen gingen nog verder vaneen en ze kwam naar me toe. Ik voelde haar armen rond mijn nek glijden.
'Dan zeg ik: ik wil je,' mompelde ze hees, nauwelijks verstaanbaar. 'Ik wil je.'
Haar vochtige lippen drukte zich zacht en gretig tegen de mijne. Ik voelde haar mond opengaan en haar tong kwam naar buiten en fladderde heen en weer. Ik liet mijn hand zakken, de lusjes van de jurk gingen onmiddellijk vaneen en Helga's borst lag zacht in mijn handpalm.