Carter Nick : другие произведения.

Operation Mcmurdo Sound

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 104
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Operatie McMurdo Sound
  
  
  
  
  
  Aktie-Pockets Amsterdam
  
  Oorspronkelijke titel: Operation McMurdo Sound
  
  Copyright No 1982 by The Condé Nast Publications, Inc.
  
  Copyright No 1983 Nederlandse uitgave:
  
  Tiebosch Uitgeversmaatschappij bv Amsterdam
  
  Vertaling: Gerda Baardman
  
  Omslag: Marius van Leeuwen, GVN Amsterdam
  
  ISBN 90 6278 676 6
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Proloog
  
  
  
  
  Het werd winter in Antarctica. Om twee uur 's middags werd het al donker, en spoedig daarna kwam de lange nacht, daar in het meest ongastvrije oord ter wereld.
  
  Honderd mijl langs de kust vanaf de nog steeds werkende International Geophysical Year-installatie bij McMurdo Sound en de Ross-zee, begon het te betrekken. Onder de lage grauwe hemel daalde de temperatuur tot een flink eind onder de veertig graden onder nul en de wind blies de sneeuw van de ijskap omhoog.
  
  Er was geen dier te bekennen in het kale sneeuwlandschap, geen plant of struik bewoog zijn takken en zelfs de kruipklimop was verschrompeld en doodgegaan. Er bewoog niets behalve de stuifsneeuw en er klonk geen geluid dan dat van de huilende wind.
  
  In de grauwe schemering verscheen een zwarte stip tegen de witte achtergrond. De schim verdween in de stuifsneeuw, tekende zich toen weer duidelijker af, dichterbij nu. Hij bewoog over het ijs, vrij snel, ongeveer twintig mijl per uur.
  
  Weldra klonk er een steeds luider gebrom en over de ijsheuvel verscheen een grote motorslee met gesloten cabine en een kleinere slee erachter. Hij stopte nu, met draaiende motor.
  
  In de cabine hing een man over het stuur en veegde wat ijs van de voorruit met zijn dikke handschoen. Hij probeerde door de bevroren ruit te turen. Toen schudde hij het hoofd en zijn ogen gingen weer naar het kompas waarop hij al honderd mijl vertrouwde. Het was een grote man en door zijn dikke kleding leek hij nog groter en breder. Hij trok zijn rechterhandschoen uit en tikte met een stompe wijsvinger op het glas van het kompas. De naald trilde, maar gleed toen weer terug naar nul.
  
  Het kompas werkte niet meer. Het deed het al vijftig mijl niet meer. Op deze plek, zo dicht bij de magnetische Zuidpool, bij de IJstong van Mertz, heb je niets aan een kompas.
  
  De forse man schudde het hoofd in woordeloze ergernis, trok de dikke handschoen weer aan, trok de sneeuwbril over zijn ogen en stapte uit.
  
  De huilende wind trok aan zijn lijf en kleren en hij kon slechts met veel moeite vooruitkomen door de sneeuw, naar de slee achter zijn sneeuwmobiel, waar hij controleerde of de vijfentwintig
  
  gascilinders nog wel goed vastzaten.
  
  Toen hij klaar was huiverde hij, niet van de kou, maar van angst, en baggerde weer terug naar de cabine, waar hij een nitrogeen kijker pakte en de grauwe horizon af zocht naar een herkenningspunt. Iets waaruit hij misschien kon opmaken waar hij was. Eerst zag hij niets anders dan de horizon met stuifsneeuw, maar toen, heel in de verte, ten zuiden van waar hij nu was, dacht hij iets donkers te zien. Een ongelijk gevormde donkere piek die uit de sneeuw omhoog stak.
  
  Plotseling opgewonden dook hij de cabine weer in en spreidde een kaart uit. Even keek hij door de voorruit, daarna weer naar de kaart. Die piek was Mount Levich. Dat hield in dat hij al meer dan halverwege was naar de Oateskust, waar hij een afspraak had. Meer dan halverwege! Hij was dus niet verdwaald.
  
  Maar hij maakte zich zorgen. Voor zijn vertrek hadden de meteorologen hem gewaarschuwd dat er een grote kans bestond dat de eerste Antarctische winterstorm zou gaan opsteken.
  
  Het zag ernaar uit dat hij pech had, en als er een echte Antarctische sneeuwstorm opstak voordat hij de betrekkelijk beschutte kust had bereikt, kon hij het wel vergeten. Dan had hij geen schijn van kans. Hij zou nergens heen kunnen. Een zekere dood. Hij legde de kaart opzij, zette de motorslee in de versnelling en reed door in de richting van de kust. De diepe sporen die hij achterliet sneeuwden bijna direct weer vol.
  
  Hij kon niet meer omkeren en teruggaan. Hij kon alleen nog maar verder. Verder ... hij herhaalde het woord in zijn hoofd. Verder! Verder!
  
  Ruim een uur later was hij echter hopeloos verdwaald en dat wist hij. Het was nu helemaal donker en de sneeuw was zo dicht dat het geen enkel verschil maakte of hij met of zonder licht reed. Er was trouwens toch niets te zien.
  
  Toch stond hij stil en probeerde de deur van de cabine open te maken om uit te stappen, maar het waaide zo hard dat dat niet lukte. De motorslee stond te schudden en te deinen.
  
  'Een windsnelheid van meer dan honderdzestig km per uur,' had de meteoroloog voorspeld, peuterig en schoolmeesterachtig.
  
  Als hij nu uitstapte zou hij ook de motorslee nog kwijtraken en dan zou hij doodvriezen. Maar als hij in de cabine bleef zitten met draaiende motor - dan zou zijn uitlaat verstopt raken met sneeuw en zou hij sterven aan koolmonoxidevergiftiging. Reed hij nu door zonder iets te zien dan had hij kans dat hij een kloof in reed.
  
  Twee zekerheden - één mogelijkheid.
  
  Hij zette de motorslee weer in de versnelling en reed verder in wat hij dacht dat de richting van de kust wel zou zijn. In werkelijkheid echter reed hij op de Zuidpool af. Hij dacht afwisselend aan het dodelijke gas dat hij vervoerde en aan zijn vrouw en kinderen thuis in de flat.
  
  Zes maanden. Hij hoefde nog maar zes maanden hier te zitten met die vreselijke opdracht en dan kon hij eindelijk naar huis na vier lange jaren.
  
  Hij was bang. Hij was de hele tijd al bang geweest, maar nu gaf hij het voor het eerst toe. Hij keek vluchtig naar de naald van de snelheidsmeter, die naar de dertig mijl toeschoot en eroverheen ging. Bij goed zicht was dat al te snel, maar onder deze omstandigheden, waarin hij ook nog niets kon zien, was het krankzinnig. Toch drukte hij zijn voet nog dieper neer.
  
  Als hij thuiskwam zou het al herfst zijn en de kinderen waren dan alweer naar school. Maar dat gaf niet. Hij had uren met zijn vrienden zitten praten over alles wat hij zou gaan doen als hij eindelijk thuis zou zijn.
  
  Hij zou de kinderen minstens vier weken niet naar school laten gaan, misschien nog wel langer. En als ze achter raakten, nou ja, niks aan te doen. Ze hadden hun hele leven nog om dat in te halen. En dan zou hij met zijn vrouw en de kinderen naar het zuiden gaan om op het strand te liggen en van het warme weer te genieten. Ze zouden gaan zwemmen en misschien een zeilbootje huren. Maar ze zouden vooral gaan genieten van de twee mooiste dingen die er op de wereld waren - lachen en warmte.
  
  De snelheidsmeter stond nu op vijftig en de motorslee schudde heftig. Hij raasde over het keiharde hobbelige ijs, volkomen onbestuurbaar. En de wind loeide, de windsnelheid steeg bij vlagen tot meer dan tweehonderd kilometer per uur. Hij zat midden in een volwassen poolstorm.
  
  Het moment voordat de voorski's van de slee de opening van de kloof in gleden, wist hij dat hij het niet zou halen. Toen dook de slee met zijn neus naar voren en naar beneden, en de man gilde in zijn vreselijke angst en schrik terwijl de motorslee en de zwaar beladen sleep de diepe kloof in het ijs in tuimelden.
  
  Hij sloeg met zijn hoofd tegen de kunststof voorruit en maakte er een grote ster in. De stuurkolom boorde zich in zijn borstkas en brak drie ribben.
  
  De machine draaide in zijn val en kwam op een zijkant terecht. Door de klap brak de man zijn linkerarm en schoot zijn rechterbeen uit de kom. De slee bleef rollen en vallen.
  
  De man schreeuwde van angst en pijn en de slee kwam met een harde schok rechtop tot stilstand op de bodem van de twintig meter diepe kloof. Zijn ruggengraat was op meerdere plaatsen gebroken. De zwaarbeladen sleep met de gascilinders sloeg op het dak van de cabine. Zijn oren vulden zich met het gebonk en gekletter. Toen hoorde hij alleen nog maar stilte, hoewel hij nog enigszins bij bewustzijn was.
  
  Het was afgelopen. Iets in hem wist dat het allemaal uit was. Hier was niets meer aan te doen. Toch werd hij door een heel diep instinct gedreven om het te willen proberen ... hij wilde proberen te ontsnappen. Hij voelde een wanhopige behoefte om zijn vrouw en kinderen weer te zien. Hun warmte te voelen.
  
  De storm kwam nu van heel ver boven hem. De wind was ver weg. Maar hij werd zich bewust van een ander geluid. Buiten. Rechts boven hem.
  
  Ondanks alles slaagde hij er nog in zijn hoofd naar rechts te draaien - hij keek omhoog. In het vage licht van zijn koplampen, die nog aan stonden, zag hij één van de kleine gascilinders die op het verpletterde dak van de cabine lagen. Er kwam een sissend geluid uit. Hij lekte.
  
  Met een bovenmenselijke krachtsinspanning slaagde hij erin te bewegen, een paar centimeter van de lekkende cilinder vandaan te komen.
  
  De dood, die ene afschuwelijke gedachte kristalliseerde zich in zijn hoofd voordat er een waas voor zijn ogen kwam. Toen begon zijn keel op te zetten, en al zijn zenuwen begonnen te trillen als een snaar. Hij wist niet meer wat hij deed, werd volkomen wild, zijn lichaam schokte en schudde oncontroleerbaar. Zijn gebroken ruggengraat scheurde, een aantal slagaderen werd doorgesneden. Zijn gebroken ribben staken in zijn longen en tenslotte beet hij zijn uitgestoken tong af. Het bloed gutste eruit en bevroor bijna meteen in de ijzige poolkou. Boven hem raasde de storm.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  Het was voorjaar, het beste jaargetijde in Washington, D.C. De kersenbloesem bloeide schitterend, er stond een zacht briesje en er hing verwachting in de lucht.
  
  Dertig dagen geleden was ik teruggekomen van een moeilijke opdracht in Europa, had daarna een van de eerste ononderbroken vakanties in mijn carrière genomen en stond nu weer gereed voor actie.
  
  David Hawk, de bikkelharde directeur van AXE, had me de avond tevoren gebeld toen ik juist thuiskwam uit Californië om me te vragen of ik de volgende ochtend meteen langs kon komen op zijn kantoor.
  
  Het was een paar minuten voor acht toen ik met mijn Alfa Romeo Coupé de bocht nam van de Du Pont Circle en in de ondergrondse parkeergarage van de Amalgamated Press en Wire Services parkeerde; dat was de dekmantel van AXE. Ik nam de lift naar de vijfde verdieping.
  
  Ik had een hele maand gesurfd, gezwommen, gezeild en gesnorkeld in het glasheldere water van de Pacific, en ik had me doodverveeld. Vakantie was best lekker, maar het was ook fijn om weer eens iets te gaan doen.
  
  De secretaresse van Hawk begroette me toen ik uit de lift stapte. Ze zei dat ik wel meteen naar binnen kon gaan.
  
  David Hawk was een wat oudere man - niemand van de staf wist precies hoe oud hij was - klein, zeer fit en vitaal, met een hoofd met dik wit haar en open, intelligente en zeer doordringende ogen.
  
  Ik had hem nog nooit zonder sigaar in zijn mond gezien en deze keer was geen uitzondering op die regel. Hawk nam de sigaar uit zijn mond, stond op en stak me zijn hand toe terwijl ik naar hem toe liep. Hij gaf een prettige harde hand.
  
  'Welkom thuis, Nick,' zei hij met zijn altijd ietwat norse stem. 'Ja, zo voel ik het wel,' zei ik.
  
  Hij gebaarde naar een stoel en toen we allebei zaten bekeek hij me kritisch, een paar seconden lang.
  
  'Je ziet er goed uit,' zei hij.
  
  'Ik voel me ook goed,' zei ik.
  
  'Klaar voor een nieuwe opdracht?'
  
  Ik knikte. 'Dat nietsdoen begon me eerlijk gezegd een beetje de strot uit te hangen.'
  
  'Genoeg zon gehad?'
  
  'Genoeg voor een hele tijd,' zei ik. 'Hebt u een opdracht?'
  
  Hij knikte en scheen even na te denken. 'Misschien is het niet meer dan een routineonderzoek, maar leuk is het niet.'
  
  'Juist ja,' zei ik, hoewel ik er niets van begreep. Maar de ervaring heeft me geleerd dat je Hawk niet moet uithoren en ook dat hij zijn mensen nooit zomaar voor de flauwe kul ergens heen stuurt. Ik had geen idee wat ik moest onderzoeken, maar het zou ongetwijfeld belangrijk zijn.
  
  'Geef je pistool eens hier,' zei Hawk en drukte op de knop van de intercom. 'Is Mr Kerchefski er al?'
  
  'Ja meneer, die zit hier,' antwoordde zijn secretaresse.
  
  'Stuur maar naar binnen.'
  
  Ik had mijn 9 mm Luger uit de schouderholster gehaald, het magazijn eruit getrokken en het geheel aan Hawk overhandigd. Even later ging de deur open en Spaso Kerchefski, onze briljante maar ietwat excentrieke wapendeskundige, kwam binnen. Zonder een woord te zeggen liep hij recht op Hawks bureau af, knikte tegen me en pakte mijn Luger en het magazijn op. Hij snuffelde er even aan en schudde toen het hoofd. 'Daar heeft-ie nooit genoeg aan,' zei hij.
  
  'Heeft hij een ander wapen nodig?' vroeg Hawk.
  
  Ik stond al op het punt te protesteren - mijn Luger was zo met me vergroeid dat het een extra lichaamsdeel was geworden - maar Kerchefski grinnikte.
  
  'Het is een grof ding, maar daar kan ik wel iets aan doen. Grafiet in plaats van olie, en ik moet een paar veertjes en bewegende onderdelen vervangen.'
  
  'Ik heb hem om twaalf uur nodig.'
  
  'Natuurlijk,' zei Kerchefski, draaide zich om en liep het kantoor
  
  uit met mijn Luger.
  
  Toen we weer alleen waren grinnikte Hawk, wat iets heel zeldzaams was voor hem. 'Elke keer dat hij de krans krijgt probeert hij het weer. Hij moet en zal je wapenarsenaal up to date brengen.'
  
  Ik glimlachte ook. 'Zonder die Luger zou ik nergens zijn. Hij is wat aan de zware kant, maar hij is snel en redelijk accuraat en ik ken 'm door en door.'
  
  'Wat weet je over Antarctica?' vroeg Hawk. Ik schrok een beetje van de plotselinge wending die het gesprek nam, maar zo ging het altijd.
  
  'Nou - het is er koud, de jaargetijden zijn tegengesteld aan die bij ons, en minstens elf mogendheden, waaronder wij, hebben er een station of laboratorium voor wetenschappelijk onderzoek.'
  
  Hawk knikte. 'Onze installatie wordt half door marinemensen en half door burgerwetenschappers bemand. Bij de Russen ligt het ongeveer net zo.'
  
  'Ja, meneer,' zei ik.
  
  Hawk haalde een map uit een la, sloeg hem open, bladerde er wat in, deed hem toen weer dicht en gaf hem aan mij. 'Kijk dat onderweg maar eens goed door.'
  
  'U eh...'
  
  'Je gaat naar McMurdo Sound op het Antarctisch continent.'
  
  'Wat is er daar dan aan de hand?' vroeg ik. Ik had altijd gedacht dat Antarctica zo ongeveer het enige continent was waar het altijd vrede was. Geen bewapening. Geen leger. Alleen wetenschappelijk onderzoek.
  
  'Misschien helemaal niets, maar toch moest je maar eens gaan kijken,' zei Hawk. Hij leunde achterover, stak zijn sigaar opnieuw aan en ordende zijn gedachten.
  
  'Onze marine heeft een aantal installaties op Antarctica. Het meeste zit in de buurt van McMurdo zelf, maar er zijn ook een paar laboratoria meer landinwaarts, dichter bij de Zuidpool. Tweeënzeventig uur geleden viel het radiocontact met een van die bases opeens weg.'
  
  'Maar dat is toch niet zó vreemd, meneer,' zei ik. 'In het klimaat dat ze daar hebben verwacht je toch wel... '
  
  'In gewone omstandigheden zou ik het met je eens zijn. Niets ongewoons of alarmerends, zeker niet voor ons.'
  
  'Maar?'
  
  'Ik sprak gisteren de President. Hij had het hoofd van de Verenigde Chefs van Staven en mij bij elkaar geroepen om ons zijn bezorgdheid mee te delen. Hij wilde weten wat we konden doen -en wat we meenden te moeten doen.'
  
  Ik kreeg een voorgevoel dat dit beslist geen 'routineonderzoek' zou worden, maar ik hield mijn mond. Hawk ging verder: 'We zitten in een heel moeilijke positie, Nick. Die basis ligt ongeveer honderd mijl landinwaarts gerekend vanuit Mount Levich, heel geïsoleerd. Is ook nooit in het nieuws.'
  
  'Ik neem toch aan dat iedereen op Antarctica ervan weet. Het moet toch niet meevallen iets te verbergen ergens waar zo weinig mensen zijn.'
  
  'Iedereen weet van het bestaan van die basis, maar niet wat ze daar in werkelijkheid doen.'
  
  'Wat doen ze daar dan?'
  
  'Genetisch onderzoek.'
  
  'U zei?'
  
  'Militair genetisch onderzoek. De Russen zijn ons daarin een heel eind vooruit. En neem gerust van mij aan, Nick, als de Russen zich er niet mee ophielden zouden wij er ook niet mee bezig zijn. Ze werken aan nieuwe ziekten, net zo hard als wij werken aan middelen tegen ziekten.'
  
  'Waarom Antarctica?' vroeg ik.
  
  'Nou, als er ongelukken gebeuren - uitbarstingen noemen zij dat - dan wordt het effect geminimaliseerd door de isolatie en het klimaat.'
  
  'Uitbarsting?' zei ik. Ik zag opeens een aantal heel onprettige mogelijkheden voor me. Daar hadden we allemaal wel het een en ander over gehoord bij onze opleiding.
  
  'Ongelukken met biologisch onderzoek op welke andere plaats ter wereld dan ook zou alle menselijk leven in gevaar brengen. We zijn niet zo trots op dat soort werk, maar het schijnt nu eenmaal te moeten.'
  
  Dit werd een heel gecompliceerde opdracht en ik had er helemaal geen zin in. Maar ik vermoedde dat Hawk me nog veel meer zou gaan vertellen - en dat het allemaal niet zo mooi was.
  
  Hij zuchtte. 'Zesendertig uur geleden klaarde het daarginds even op en er werd een helikopter met een piloot en één bemanningslid van McMurdo Sound naar het kamp uitgestuurd. Ze hadden instructies om laag over te vliegen en de installatie goed in ogenschouw te nemen. Verder niets.'
  
  Ik zag het kale koude landschap haast voor me, met die helikopter die aan de horizon verscheen en laag overvloog.
  
  'Eerst zagen ze niets,' ging Hawk voort. 'Ik bedoel dat op het eerste gezicht alles normaal leek. Er bewoog weliswaar niets, maar ook verder was er niets bijzonders.'
  
  'En toen zijn ze geland?'
  
  Hawk knikte. Zijn lippen waren tot streepjes samengeknepen. 'Ja, ze zijn zeker geland, maar twee minuten later kwam dat bemanningslid op de radio en hij was helemaal in paniek en gilde om hulp. Daarna is er niets meer van ze vernomen.'
  
  'En het was een open radiokanaal?'
  
  Hawk knikte weer. 'Ze hebben nog een helikopter uitgestuurd, dit keer met instructies om in geen geval te landen. Ze mochten alleen fotograferen.'
  
  Hawk sloeg nog een map open en haalde er een paar foto's uit. Hij gaf ze aan me. Er stond een kaal troosteloos landschap op met donkere hutten tegen een schelwitte achtergrond. Ik zag radioantennes, een generatorhuis, een brandstofreservoir, een voorraadruimte en een soort kazerne met een laboratorium en een gemeenschappelijke ruimte. Precies wat je daar in het poolgebied zou verwachten. Maar bij de deur van de gemeenschappelijke ruimte lag een lijk, en bij één van de twee helikopters nog één. 'Die man bij de deur is de piloot, en die bij de helikopter is die man die meevloog. Dood,' zei Hawk.
  
  Ik keek hem aan. 'En iedereen heeft die radioboodschap van de helikopter gehoord?'
  
  Hawk knikte. 'Iedereen wil er nu het fijne van weten. Ze willen weten wat er daar aan de hand is en of het misschien iets van universeel belang was wat iedereen zou moeten weten.'
  
  'En?' vroeg ik zacht.
  
  'Ik weet het eerlijk niet. De President trouwens ook niet. Niemand weet het. Maar het ligt al bij de Verenigde Naties.'
  
  'En als dat wetenschappelijk onderzoek onthuld wordt dat we daar aan het doen zijn - dan zwaait er wat, neem ik aan?'
  
  'Nee,' zei Hawk. 'Alle landen die daar een basis hebben doen precies hetzelfde. Ik heb zelfs gehoord dat wat wij daar doen uitsluitend op defensie gericht is. Middelen tegen van alles en nog wat.'
  
  'Waar zijn die mannen dan aan dood gegaan?'
  
  Hawk streek met zijn hand over zijn ogen. 'Dat weten we nu juist niet. Een ongeluk, sabotage - zeg jij het maar.'
  
  'Tja,' zei ik.
  
  'Hoewel... onder druk van de V.N. heeft de President toegezegd een internationale commissie van wetenschapsmensen en artsen een onderzoek te laten instellen. Ik wil dat jij daar ook heen gaat, Nick. Als er daar dingen fout gaan of als er een topgeheim dreigt uit te lekken, dan ben jij de man die we nodig hebben.'
  
  Het klonk allemaal niet erg fris, en dat zei ik ook.
  
  'Dat ben ik met je eens,' zei Hawk. 'Maar het is nu eenmaal niet anders. We moeten weten wat er daar gebeurd is. En wat jij daar gaat doen is meer dan alleen maar op de winkel letten. Je houdt je ogen en je oren goed open, zodat je ons bij terugkomst een volledig en onpartijdig rapport kunt geven. Zoals de zaken nu staan hebben we geen idee wat er daar gebeurd is.'
  
  Ik haalde een sigaret uit mijn zak en stak hem op. Ik inhaleerde diep. 'Wanneer vertrek ik?'
  
  'Vanmiddag. San Francisco, Australië, Nieuw-Zeeland, en vervolgens Victoria Land ... McMurdo-zee.'
  
  'En mijn cover?'
  
  'Je bent geneticus. Je doet er twee dagen over om daar te komen. Er gaat een expert met je mee die je de nodige informatie geeft voordat hij zich bij het Amerikaanse team voegt. Jij hoort daar dan officieel ook bij.'
  
  'Wat weet die expert over me?'
  
  'Je bent kapitein Nick Carter, van het marine-onderzoeksteam. Je contact in McMurdo Sound is de voorzitter van de Speciale Commissie, commandant John Tibert van de marine. Hij is erg goed.'
  
  'Hij denkt ook dat ik van de marine ben?'
  
  Hawk knikte en we zeiden allebei even helemaal niets.
  
  'Wat denkt u zelf dat er daar gebeurd is?' vroeg ik tenslotte. Hawk zweeg een paar seconden en zei toen: 'Een ongeluk, denk ik. Het was natuurlijk heel erg, maar iedereen die daarbij betrokken is weet welke risico's eraan verbonden zijn.'
  
  Ik stond op.
  
  'Je kunt de rest van de ochtend wel hier blijven,' zei Hawk.
  
  'Je vlucht naar San Francisco vertrekt om twee uur vanmiddag.'
  
  'En waar ontmoet ik die wetenschapper?'
  
  'Zij komt in Californië in het vliegtuig, voordat jullie het land verlaten.'
  
  'Zij?' vroeg ik.
  
  'Er is geen betere, zeggen ze.'
  
  'Zeker,' zei ik. Het begon me steeds minder aan te staan. Maar het had geen enkele zin om met Hawk in discussie te gaan, dus dat probeerde ik ook maar niet.
  
  'Veel succes, Nick, en pas goed op.'
  
  'Ja meneer,' antwoordde ik en liep het kantoor uit met de mappen onder mijn arm. Ik ging naar mijn eigen kantoor op Operations. De rest van de ochtend bracht ik door met deze mappen. Er stond niet alleen informatie in over het laboratorium, maar ook over de wetenschapsmensen die er gewerkt hadden en die nu vermoedelijk dood waren. Later lichtte ik de archieven voor informatie over Antarctica, de ontwikkelingen, de landen die er onderzoeksstations hadden, de bodem- en terreingesteldheid en het klimaat.
  
  Het maakte geen erg gastvrije indruk allemaal. Uit de informatie die ik aantrof maakte ik zelfs op dat er op deze planeet waarschijnlijk geen kouder, tochtiger en kaler oord te vinden was. Ergens had ik het gevoel dat de gebeurtenissen op dat research-station meer inhielden dan een ongelukje met bacteriologisch onderzoek. Maar dat baseerde ik natuurlijk nergens op - althans nog niet. Het was een idee, meer niet.
  
  Om een uur of twaalf kwam Kerchefski mijn kantoor binnen met Wilhelmina.
  
  'Ik heb de olie vervangen door grafiet en de verfijndere onderdelen wat bijgewerkt,' zei hij. 'Als je moet werken in temperaturen zo tussen de vijftig en zestig graden onder nul had je er anders niets aan gehad. De olie zou bevroren zijn en de kleinere bewegende onderdelen zouden er ook niet tegen hebben gekund.'
  
  'Bedankt,' zei ik.
  
  Kerchefski keek me lang aan. 'Als je terugkomt wil ik toch eens met je praten over een nieuw wapenarsenaal.'
  
  'Goed hoor,' zei ik, al was ik het in de verste verte niet van plan. Ik denk dat hij dat ook wel wist.
  
  Hij schudde het hoofd, zuchtte theatraal en liep mijn kantoor uit.
  
  Ik handelde nog wat lopende zaken af, reed snel terug naar mijn flat om wat spullen in te pakken, verborg mijn wapens in mijn speciaal gebouwde radiocassettedeck om ze veilig door de controle heen te kunnen krijgen op het vliegveld, en bestelde een taxi. Het werd net voorjaar in Washington, het was heerlijk zacht buiten. In McMurdo Sound brak nu juist de lange Antarctische winter aan. Ik had er helemaal geen zin in.
  
  
  
  Dr. Lana Edwards bleek een mooie vrouw te zijn van voorin de dertig. Ze had kort haar en grote donkere ogen in een fijn gezichtje. Haar lichaam was klein en compact.
  
  We ontmoetten elkaar op het vliegveld van San Francisco en toen we ons aan elkaar hadden voorgesteld nam ze me mee door de hal naar de cocktail lounge.
  
  'We hebben nog een paar uur voordat onze vlucht gaat, kapitein,' zei ze. 'Die tijd kunnen we net zo goed nuttig besteden door elkaar nader te leren kennen.'
  
  'We zullen een hele tijd nauw moeten samenwerken,' zei ik. 'Noem me maar Nick.'
  
  We gingen de bar binnen en gingen aan een tafeltje zitten.
  
  Ze glimlachte niet.
  
  'Ik blijf liever kapitein Carter zeggen,' zei ze.
  
  Ik trok mijn wenkbrauwen op.
  
  'De marine heeft daar niets te zoeken - en zeker niet op het terrein waar ze zich daar mee bezig houden,' zei ze. Ze had een leuk accent.
  
  'Bent u Canadese?' vroeg ik.
  
  Ze keek me even aan en knikte tenslotte. 'Ik ben in Canada geboren. Maar ik ben Amerikaans staatsburger.'
  
  'En u bent pacifiste?'
  
  Weer knikte ze. 'Ik ben een duif en u bent een havik.'
  
  Ik lachte hardop, hoewel ik de situatie niet bepaald geslaagd vond.
  
  De serveerster kwam bij ons tafeltje en ik bestelde een brandy met ijs. Lana bestelde ginger ale.
  
  Het zat er dik in dat ze moeilijkheden zou gaan maken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  We landden in Auckland op North Island in Nieuw-Zeeland om een uur of twee in de nacht na een uitputtende vlucht van vierentwintig uur vanuit San Francisco.
  
  Daar namen we een binnenlandse vlucht naar de stad Dunedin op South Island, waar ene luitenant Joe Posco ons tegemoet kwam.
  
  'Welkom aan de andere kant,' zei hij nadat hij ons door de douane had heengeloodst. Hij was nog jong, ik denk ergens midden in de twintig, en het leek wel alsof hij zijn glimlach niet meer van zijn gezicht kon krijgen.
  
  'Wat staat er op het programma, luit?' vroeg ik. 'Dr. Edwards en ik zijn nogal moe.'
  
  'Noem me maar Tante Pos, hoor, dat zegt iedereen.'
  
  'Tante Pos?'
  
  Hij glimlachte en knikte. 'Posco klinkt een beetje als “postcode” en daarom noemt iedereen me Tante Pos.'
  
  Ik moest er ondanks mijn moeheid toch om lachen, maar Lana Edwards vond er niks aan. Ze was nogal een zuurpruim, zoals het pars pro toto in de volksmond luidt.
  
  'Ik wil een douche, een warme maaltijd en een behoorlijk bed, luitenant,' zei ze kort toen we de terminal uit kwamen en achterin de stafauto van de marine gingen zitten.
  
  Tante Pos keek achterom en schudde het hoofd.
  
  'Het beste wat ik u kan bieden, mevrouw, is een zitplaats in een transportvliegtuig, een wat moeizame vlucht en een lunchpakketje.'
  
  Lana begon te protesteren, maar ik viel haar in de rede.
  
  'Gaan we meteen door?'
  
  'Ja, meneer. Het vliegtuig staat al te wachten. We hebben het weerbericht eens goed bekeken en als we nu niet gaan kunnen we het de eerstkomende paar weken wel vergeten.'
  
  'Hoe zijn die lunchpakketten?' vroeg ik.
  
  'Smerig,' grijnsde hij. Hij startte, reed weg en stak het vliegveld over met een bloedstollende vaart.
  
  Ik keek even naar Lana naast me, maar ze zat uit het raampje te kijken, kennelijk verzonken in haar eigen zure gedachten. Ze was ook niet bepaald losgekomen tijdens de lange vlucht van San Francisco naar hier. Het leek juist eerder alsof ze steeds koeler en formeler werd naarmate we langer in eikaars gezelschap waren. Ik had geen idee waar het mens mee zat, maar ik had al besloten dat ze eruit lag zodra haar houding het onderzoek naar mijn idee belemmerde.
  
  Toen we aankwamen waren ze juist bijna klaar met het inladen van proviand in het ruim van een Hercules C130 transportvliegtuig dat klaar stond voor een grote hangar. Op de staart stond het embleem van de Amerikaanse marine, maar de meeste van de personeelsleden die ermee bezig waren, waren in burger.
  
  'Vroeg winter van 't jaar, meneer,' zei Tante Pos. 'Het overviel ons nogal, want we waren nog volop bezig met het bevoorraden van ons station aan de Sound.'
  
  'Ik vlieg niet in dat ding,' protesteerde Lana.
  
  Tante Pos keek naar haar in het achteruitkijkspiegeltje.
  
  'Spijt me, mevrouw, maar iets anders hebben we niet. Maar u moet het natuurlijk helemaal zelf weten.'
  
  'Dan ga ik wel met de Sovjet-delegatie mee ... ' begon ze, maar dat ging me te ver.
  
  'Dat heeft u niet gezegd,' snauwde ik. Ik keek naar Tante Pos. 'Dat heb je niet gehoord, begrepen?'
  
  'Ja, die wind,' zei hij. 'Niet best voor de oren.'
  
  Een man in marine-uniform met zijn parka open maakte zich los van de groep mannen die met het vliegtuig bezig waren. Hij kwam naar ons toe zodra Tante Pos de wagen tot stilstand had gebracht.
  
  'Kapitein Carter?' zei hij toen ik uitstapte.
  
  'Inderdaad,' zei ik en we salueerden en gaven elkaar een hand. 'Luitenant Ridley. Ik vlieg die kist.'
  
  Lana was ook uitgestapt en liep naar ons toe. Hij draaide zich om.
  
  'En u bent Dr. Edwards?' zei hij en stak haar zijn hand toe. Zij verkoos dit te negeren. 'Ik moet even bellen voordat we vertrekken.'
  
  'Het spijt me, dokter, maar dat kan niet. We gaan nu meteen weg,' zei Ridley.
  
  'Ik ga nu bellen,' zei ze met bliksemende ogen.
  
  'Goed, ik stuur je wel een kaart als ik er ben,' snauwde ik en liep met Ridley naar het vliegtuig. 'Vertel eens wat meer over die lunchpakketten,' zei ik. 'Ik hoor net van Tante Pos dat ze wereldberoemd zijn.'
  
  Ridley lachte en we gingen naar binnen. We baanden ons een weg langs de kratten die nog niet op hun plaats stonden. We keken niet achterom.
  
  Achter de plaats voor de navigator aan het brede flight deck hadden ze twee jumpseats geïnstalleerd en Ridley maakte een gebaar naar één van de stoelen.
  
  'Ik zoek mijn bemanning even bij elkaar en dan gaan we,' zei hij.
  
  Ik ging zitten en maakte mijn veiligheidsriem vast.
  
  Hij verdween en even later kwam Lana binnen. Zonder een woord te zeggen ging ze in de andere jumpseat zitten en maakte haar riem vast.
  
  Ik vroeg me even af of ik nog wel met haar zou praten, maar ik besloot dat, als ze met me samen moest werken, het het beste was als we nu alles tot klaarheid brachten.
  
  Ik boog me naar haar over en ze kromp in elkaar alsof ze dacht dat ik haar een klap wilde geven.
  
  'Voordat we hier weggaan - één ding, Lana,' zei ik zacht. 'Waarschijnlijk ben je wel gebrieft in Californië. Je weet dus dat alle zevenentwintig mensen die daar werkten nu waarschijnlijk dood zijn, en de piloot van die helikopter en zijn tweede man ook. Je weet ook wat voor werk ze daar deden. En verder weet je ook dat wij niet de enigen zijn op deze missie, hoewel deze zaak bij de regering heel gevoelig ligt.'
  
  Ze zei niets, maar haar emoties tekenden zich duidelijk af op het mooie gezichtje.
  
  'Als je zoiets nog één keer uithaalt, of als er zelfs maar iets op duidt dat je het van plan bent, dan krijg je van mij persoonlijk een schop onder je fraaie kont en dan kun je naar huis.'
  
  Ze kleurde een beetje.
  
  'Ben ik duidelijk?'
  
  Ze keek me even woedend aan en wendde zich toen af. Ridley en nog twee anderen kwamen op het flight deck.
  
  'Tante Pos kent u al. Hij is onze navigator op dit uitstapje, en die lelijke daar is Tom Boll, mijn co-piloot,' zei Ridley en ging zitten.
  
  'Kapitein Carter,' zei Boll en schudde mijn uitgestoken hand. 'Nick.'
  
  'Mijn vrienden noemen me Bolle,' grijnsde hij. Hij klauterde naar de meest rechtse stoel en negeerde Lana volkomen.
  
  Tante Pos ging op de navigatorplaats zitten, zette zijn koptelefoon op en liet zijn vingers over de knoppen boven zijn hoofd dansen.
  
  'Bij de verkeerslichten links en dan de hoofdstraat uit tot voorbij het postkantoor,' zei hij.
  
  'Bedankt,' zei Ridley en de motoren van de cl30 kwamen één voor één tot leven.
  
  Tante Pos wendde zich weer tot mij. 'Tweeduizend mijl naar het zuiden en dan zijn we er ... iets minder dan zeven uur naar de Sound. Als u iets wilt eten, de koffie staat om de hoek en de lunchpakketten staan ernaast.'
  
  'Bedankt,' zei ik. 'Maar ik denk dat ik liever ga proberen wat te slapen.'
  
  Boll draaide zich om. 'Als u erin slaagt om tijdens déze vlucht te slapen trakteer ik u persoonlijk op een biefstuk in de club en al het bier dat u op kunt!'
  
  'Doen we, Bolle,' zei ik en sloot mijn ogen. Binnen vijf minuten nadat we opgestegen waren sliep ik.
  
  
  
  Ik slaagde erin om met kleine tussenpozen toch een uur of vier te dutten. Eindelijk deed ik mijn ogen open, rekte me uit en maakte mijn riem los.
  
  'De Schone Slaapster is wakker,' zei Tante Pos. Bolle draaide zich om. Hij schudde het hoofd.
  
  'Ik wil die biefstuk graag rauw van binnen,' zei ik.
  
  'Je sliep niet echt, je deed maar alsof.'
  
  'Niks d'rvan.'
  
  'Hé shit,' zei Bolle en de anderen lachten. Lana zat niet op haar plaats.
  
  'Waar is ze naartoe?' vroeg ik.
  
  'Nummer honderd,' zei Tante Pos.
  
  Ik knikte. 'Mag je hier roken?'
  
  'Tuurlijk,' zei Ridley. 'En pak een kop koffie. Over een minuut of twintig kan het niet meer.'
  
  Ik stond op en leunde voorover om naar buiten te kijken. Diep beneden ons lag de zee met enorme ijsbergen, maar voor ons uit kwam er een haast ondoordringbare grijze muur uit het water omhoog zetten, tot ver boven onze hoogte.
  
  'Ziet er niet best uit,' zei ik.
  
  'Ja, dat wordt nog wat,' zei Ridley.
  
  'Bestaat er een kans dat we terug moeten?'
  
  Ridley keek om. 'Hoe belangrijk is het dat jullie daarheen gaan?'
  
  'Heel belangrijk.'
  
  Hij knikte. 'Goed, drink dan nu je koffie op, over een kwartiertje zitten we tot onze nek in de stront.'
  
  Ik draaide me om, bukte en stapte uit de cockpit. Lana leunde tegen de bulkhead met een kop hete koffie in haar handen. Haar ogen stonden wijd open, ze zag lijkbleek en op haar bovenlip parelden zweetdruppeltjes. Ze keek op.
  
  'Gaat het?' vroeg ik.
  
  Ze schudde het hoofd. 'Ik ben bang.'
  
  'Je kunt wel op de Sound achterblijven,' zei ik. 'Je hoeft niet beslist mee naar het onderzoekslab.'
  
  'Nee, dat is het niet. Ik heb nog nooit van mijn leven gevlogen, dat is het.'
  
  'O god,' zei ik en begon het allemaal opeens te begrijpen.
  
  'Ze zeiden iets over een storm,' zei ze. Haar onderlip trilde. Ze huilde bijna.
  
  Tijdens die hele lange vlucht van San Francisco naar Nieuw Zeeland was ze gespannen en nerveus geweest. Maar dat had dus niets met mij te maken. Ze was gewoon doodsbang in een vliegtuig. Dat ik dat niet begrepen had.
  
  'Drink je koffie op,' zei ik. 'En dan moeten we weer gaan zitten en onze riemen vastmaken. Het ziet ernaar uit dat het wat problematisch gaat worden.'
  
  'O god ... ' zei ze.
  
  'Rustig nou maar, Lana. Die jongens voorin hebben het meer gedaan. Ze verdienen er hun brood mee. Het komt allemaal best in orde.'
  
  Ze wilde me ontzettend graag geloven, dat zag ik. Maar ik zag ook dat ze waarschijnlijk ziek zou worden en in elk geval zou gaan huilen.
  
  'Wacht even,' zei ik en liep snel naar voren om Ridley de zaak uit te leggen.
  
  'De tranquillizers zitten in de EHBO-doos,' zei hij.
  
  Tante Pos haalde ze te voorschijn en gaf me er twee, die ik naar haar toe bracht. 'Neem dit maar in, dat helpt,' zei ik.
  
  Ze deed wat ik zei en toen ik nog even snel een sigaretje had gerookt en nog een halve kop koffie achterover had geslagen begon er al een dromerige blik in haar ogen te komen.
  
  Ik nam de koffiemok uit haar handen en gooide hem in de container. Toen pakte ik haar elleboog en leidde haar naar haar plaats. Op dat moment kwamen we in een luchtzak terecht. Ze werd tegen me aan geslingerd en probeerde nog even zich los te maken, maar toen leek het alsof ze smolt en ze drukte zich tegen me aan.
  
  'Hou me vast, Nick,' zéi ze hees. 'God ... hou me vast.' Ze hief haar gezicht naar me op en sloot haar ogen.
  
  Ik kuste haar lang en diep en ze drukte zich nog dichter tegen me aan, tot we weer scheef gingen hangen.
  
  'Jullie kunnen maar beter je riemen vastmaken,' riep Ridley naar achteren.
  
  'Ja,' riep ik terug. Ik liet Lana los en hielp haar in haar stoel, waar ik haar riem vastmaakte. Daarna ging ik zelf ook zitten en maakte mijn eigen riem vast.
  
  Er was inmiddels buiten geen hand voor ogen meer te zien, je zag alleen nog maar een witte kolkende massa waar de C130 zich doorheen worstelde. Lana Edwards zat naar me te staren met een domme grijns op haar gezicht.
  
  
  
  De Amerikaanse basis bij McMurdo Sound was een groot complex hutten, radiotorens, satellietschotels en voorraadgebouwtjes. En overal eromheen, zover je kon kijken, was alleen maar sneeuw en ijs en verder niets. Overal waaide de sneeuw op tot heuvels en toen we wilden landen zagen we dat de landingsbaan kennelijk net schoongemaakt was. Overal liepen mensen met scheppen.
  
  Hoewel het pas twee uur in de middag was begon de schemering al in te vallen toen de Hercules landde en naar het administratiegebouw en de voorraadgebouwen toe taxiede. Ik zag nergens een gebouw dat groot genoeg was om een hangar te kunnen zijn, dus bleven we buiten staan.
  
  'Het waait hier veel te hard om ook maar iets neer te zetten dat meer dan één verdieping heeft,' legde Ridley uit. 'De gemiddelde windkracht is hier zo'n vijftig mijl per uur. En in een storm hebben we een stabiele windkracht gemeten - dus geen windstoten, maar gewoon zoals het steeds was - van meer dan honderd mijl per uur. Soms hebben ze er een hele kluif aan om die radiotorens overeind te houden, en moet je eens kijken hoe die getuid zijn.' De Hercules wendde zich majestueus om en stond toen stil. Ridley en Boll drukten een aantal knoppen in en de motoren sloegen af met een hoog jankend geluid.
  
  'Welkom in Antarctica,' zei Ridley en maakte zijn riem los. Hij klauterde de cockpit uit.
  
  "t Is me weer gelukt zonder te verdwalen,' zei Tante Pos.
  
  'Meer geluk dan wijsheid,' antwoordde Bolle gevat, en iedereen lachte even, behalve Lana. Ze zat nog steeds onder de tranquillizers. Ik had haar de hele vlucht lang pillen zitten voeren.
  
  Ik maakte haar los en hielp haar overeind terwijl Ridley naar achteren liep. Een paar seconden later was hij weer terug met zware laarzen, dikke parka's en handschoenen, of liever wanten.
  
  'Doe dit maar aan,' zei hij tegen ons.
  
  Ik keek even naar buiten. De ingang van het dichtstbijzijnde gebouw was minder dan honderd meter ver.
  
  Ridley grinnikte. 'Ja, je kunt het natuurlijk proberen, Nick, maar het is drieënzestig graden onder nul daarbuiten.'
  
  Zonder iets te zeggen nam ik de kleding van hem aan, hielp Lana in haar spullen en kleedde me toen zelf aan terwijl Ridley, Boll en Tante Pos hun poolkleding aantrokken.
  
  Toen we klaar waren gingen de deuren open en schuifelden we naar buiten. De lucht was zó koud dat mijn adem stokte.
  
  Dik ingepakt grondpersoneel begon de machine uit te laden terwijl wij naar het administratiegebouw liepen. Tegen de tijd dat we bij de deur waren deden mijn wangen pijn, traanden mijn ogen en liep mijn neus. Mijn benen waren gevoelloos van de ongelooflijk snijdende kou.
  
  De verpleegster, één van de weinige vrouwen op de basis, nam Lana van ons over. Ridley en zijn bemanning gingen zich melden en ik werd naar het kantoor van John Tibert gebracht.
  
  Tibert was een beer van een vent, meer dan twee meter lang en minstens honderd kilo zwaar, met dik donker haar, een olijfkleurige huid en een dichte zwarte baard met een paar grijze draadjes erin.
  
  Zijn piepkleine kamertje was bezaaid met boeken, kaarten, en posters van meisjes in bikini op zonnige stranden.
  
  Nadat we ons hadden voorgesteld trok ik mijn parka uit en ging tegenover hem aan zijn bureau zitten. Ik stak een sigaret op en hij schonk ons allebei een flinke whisky in. Toen ging hij ook zitten.
  
  'Cheers,' zei hij en hief zijn glas. Hij maakte geen vrolijke indruk.
  
  Ik hief ook het glas. We namen een slok.
  
  'Het is Dr. Edwards allemaal niet meegevallen, hoor ik,' zei hij. 'Ze heeft vliegangst. We hebben haar tranquillizers gegeven.'
  
  'Gaat het weer een beetje?'
  
  Ik haalde mijn schouders op. 'Wanneer gaan we naar de laboratoria?'
  
  'Morgen. De andere leden van de commissie zijn allemaal op hun basis. Ze komen vanmiddag hier naartoe. Morgenochtend gaan we ze eerst briefen en dan vertrekken we.'
  
  'Wat is er daar gebeurd, commandant?' vroeg ik.
  
  'Ik heet Paul,' zei hij. Ze hadden mij verteld dat hij John heette, maar goed. 'Ik wou dat ik het wist,' ging hij verder, 'maar als we er niet heen gaan zullen we het ook nooit te weten komen.'
  
  'Wat erg van die helikopterpiloot en dat bemanningslid.'
  
  'Het is allemaal erg,' zei Tibert. 'Weet je al wie de andere leden van de commissie zijn?'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Dat wisten ze nog niet precies toen ik wegging.'
  
  'Nou, we hebben de gebruikelijke mensen, en verder een Rus, een Chinees - communistisch - en een Oost-Duitser. Wat een vertoning zal dat worden.'
  
  Ik leunde voorover, pakte de whiskyfles en schonk ons nog eens in. 'Je weet wat mijn taak is, Paul,' zei ik. 'En ik heb je hulp nodig.'
  
  'Daar kun je op rekenen.'
  
  'Wat waren ze hier precies aan het doen?'
  
  'Genetisch onderzoek ...' begon hij, maar ik onderbrak hem. 'Nee, ik bedoel, wat doen ze hier nou echt? Wat mogen ze in het Oostblok niet weten?'
  
  'Dat is nou juist het vervelende, Nick. We snappen het niet, want er was daar niets gaande waar we ons voor hoeven te schamen. We waren bezig met middelen tegen de effecten van bacteriologische oorlogvoering.'
  
  'Waren ze met iets bezig dat gevaarlijk zou kunnen worden?'
  
  'Voor zover we weten niet?
  
  Ik aarzelde even voordat ik mijn vraag stelde.
  
  'En die zevenentwintig mensen daar, zit daar niemand bij die misschien voor zichzelf was begonnen met iets?'
  
  Tibert antwoordde niet meteen. Hij aarzelde.
  
  'Daar zou ik graag “nee” op kunnen zeggen, maar ik weet het niet honderd procent zeker. Dat is een factor waar ik erg over in zit.' Hij zweeg een ogenblik en ik zei ook niets.
  
  'Het leven hier valt niet mee, de mensen staan onder spanning. Het waait hier altijd. Het is ijskoud. En dan die stormen. Alles is hier erg primitief, en je kunt niet in je auto gaan zitten en ergens gezellig heen rijden, je kunt niet naar het bos of naar de stad. En pingpongen in de recreatiezaal is leuk natuurlijk, maar het blijft niet leuk.'
  
  Dat antwoord had ik wel verwacht. Dat was een van de belangrijkste factoren die mijn werk zouden kunnen bemoeilijken. 'Wat kon er nog meer gebeuren?' vroeg ik om op iets anders over te stappen. 'Kan het iets met sabotage te maken hebben gehad?'
  
  'Niet erg waarschijnlijk,' zei Tibert. 'We worden hier dan misschien wel allemaal langzaam maar zeker gek, maar we zijn door de bank genomen nogal vriendelijk. Voor dat soort spelletjes zijn we hier ook niet toegerust. Veel te primitief.'
  
  Ik dronk mijn tweede whisky uit.
  
  'Nog eentje?' vroeg Tibert.
  
  'Nu niet,' zei ik. 'Ik ben moe. Laat me maar liever zien waar ik slaap. Ik heb zo'n idee dat ik een drukke tijd tegemoet ga.'
  
  'Geen leuke tijd ook,' zei Tibert en stond op.
  
  De meeste gebouwen waren met elkaar verbonden door middel van onverwarmde gangen die ze Antarctische tunnels noemden. Tibert liet me alles zien. Ik kreeg poolkleding uitgereikt en in de mess hadden ze vrij behoorlijk eten. Daarna werd ik naar mijn kamer gebracht, een klein hokje met een brits, een ladekastje en een hangkast. Eén piepklein raampje keek uit op het kale landschap.
  
  'Dr. Edwards slaapt in het kamertje hiernaast,' zei Tibert.
  
  'En dat doet ze ook op het moment, slapen bedoel ik.'
  
  'Bedankt,' zei ik suf. De brits met de dikke gewatteerde deken zag er opeens erg uitnodigend uit.
  
  'En mocht je midden in de nacht zin krijgen in een ommetje, ga dan niet naar buiten. Daar vries je waarschijnlijk meteen dood.'
  
  'Maak je geen zorgen,' zei ik. 'Ik blijf waar ik ben.'
  
  Nadat Tibert weg was gegaan ging ik even bij Lana kijken. Ze sliep als een roos. Ik ging weer naar mijn kamertje, kleedde me uit en kroop in bed. Zodra ik het kussen rook sliep ik al.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  -
  
  De wind huilde om het gebouw toen ik ergens wakker van werd. Ik bleef lang liggen luisteren naar het eenzame verdrietige geluid en spitste mijn oren of er niet nog iets anders was.
  
  Ik hield mijn linkerarm voor mijn gezicht. De verlichte wijzerplaat van mijn horloge wees even over tweeën. Iedereen op de basis zou nu wel slapen, behalve misschien de radiomensen en een wetenschapper die nog aan het experimenteren was.
  
  Toen hoorde ik een geluid dat niet in het geheel paste en ik ging overeind zitten. Het klonk als een soort gejammer. Of alsof er iemand huilde. Of als een dier dat pijn had.
  
  Ik stapte uit bed. De vloer was ijskoud aan mijn blote voeten. Ik haalde de Luger onder het kussen vandaan en bleef stil staan om te horen waar het geluid vandaan kwam.
  
  Daar was het weer. Het kwam uit Lana's kamer. Ik liep op mijn tenen naar de muur om te luisteren. Het was Lana. Het leek alsof ze huilde.
  
  Opgelucht haalde ik adem. Sinds Tibert me had verteld wie er allemaal zitting hadden in die commissie was ik een beetje zenuwachtig. Dat was mijn natuurlijk aangeboren wantrouwen, denk ik, maar je slaapt er niet lekker op. Daardoor was ik ook wakker geworden van dat geluid.
  
  Mijn gevoelens ten opzichte van haar hielden het midden tussen ergernis en medelijden. Ze had het kennelijk moeilijk en dat zou er hier wel niet beter op worden, maar als ze met de commissie deze zaak wilde uitspitten zou ze toch even flink moeten zijn en zorgen dat het wat beter met haar ging als we met de anderen naar dat onderzoekcentrum moesten.
  
  Ik stopte de Luger weer onder het kussen, liep naar de deur en deed hem op een kiertje open. Er was niemand in de gang en het was er zo koud dat ik mijn adem kon zien. Even overwoog ik laarzen aan te trekken, maar besloot het niet te doen. Ik ging maar heel even weg, alleen even kijken wat er nou weer was, haar kalmeren en dan weer naar bed. We hadden onze slaap veel te hard nodig.
  
  Ik stapte de gang op en liep naar haar kamerdeur. Ik luisterde. Ik hoorde haar piepen en wilde juist aankloppen toen ik nog iets anders hoorde. Ik verstijfde.
  
  Er was iemand bij haar in de kamer. Ik hoorde een stem, zacht en onverstaanbaar, maar toch luid genoeg om herkenbaar te zijn als een mannenstem. Het was niet de stem van Lana.
  
  Ik twijfelde nog even of ik terug zou gaan om mijn pistool te pakken maar besloot het niet te doen. Je wist tenslotte maar nooit wat er daarbinnen aan de hand kon zijn.
  
  Ik haalde diep adem, hield even in en probeerde toen de knop. De deur was niet op slot.
  
  Voorzichtig draaide ik de knop om en stootte de deur open.
  
  Ik sprong de donkere kamer in en dook weg naar rechts.
  
  'Help,' riep Lana verstikt vanaf het bed.
  
  Het silhouet van een grote man in poolkleding sprong overeind en kwam op me af. Ik besprong hem.
  
  'Nick,' riep Lana en op dat moment dreunde er iets tegen mijn achterhoofd. Mijn knieën begaven het even.
  
  Hulpeloos keek ik toe terwijl de man voor me uithaalde en zijn vuist in mijn gezicht deed neerkomen. Ik viel en probeerde mijn aanvaller vast te grijpen en slaagde erin met mijn vuist zijn parka te pakken te krijgen. Toen sloeg ik zwaar tegen de grond.
  
  Ik kan daar niet langer dan een paar seconden gelegen hebben, toen Lana me overeind hielp, maar de twee mannen hadden al kans gezien de kamer uit te komen en de gang op te rennen.
  
  Ik stommelde naar de deur en keek naar buiten, maar de deur aan het eind van de gang sloeg alweer dicht en alles was weer stil.
  
  'Heb je iets?' vroeg Lana achter me.
  
  Ik stond even naar de gangdeur te staren terwijl alles langzaam minder vaag voor mijn ogen werd. De achterkant van mijn hoofd deed pijn en mijn kaak ook. Maar daar kwam ik wel weer overheen. Ik draaide me om en knipte het licht aan. Ik deed de deur weer dicht.
  
  Lana had een lange flanellen nachtpon aan. Haar ogen stonden wijd van angst en ze zag krijtwit op een rode striem over haar linkerwang na.
  
  'Wat was dat?' vroeg ik.
  
  Ze schudde het hoofd, ik weet het niet... ik weet het niet... ' zei ze met trillende stem. ik werd wakker en toen lag er een man half over me heen met een hand voor mijn mond.'
  
  'Wat wilden ze van je?'
  
  Ze keek langs me heen naar de deur. 'Ze vroegen over... over jou. Ze wilden weten wat je hier deed.'
  
  'Noemden ze me bij naam?' vroeg ik en deed een stap dichter naar haar toe.
  
  Ze knikte. 'Ze dachten dat ik ook bij de marine was, bij de onderzoekscommissie. Ze wilden weten hoelang we al samenwerkten en wat we te weten waren gekomen.'
  
  'Wat heb je ze verteld?'
  
  'Niets,' zei ze. ik was zo geschrokken dat ik geen woord kon uitbrengen. Toen sloeg die ene man me.'
  
  'Je hebt ze niets verteld?'
  
  Ze schudde het hoofd. 'Toen kwam jij binnen.'
  
  Daar moest ik even over nadenken.
  
  'Gaat het?' vroeg Lana.
  
  Ik keek haar aan en slaagde erin een beetje te glimlachen.
  
  'Mijn hoofd,' zei ik. 'Hoe zagen ze eruit?'
  
  'Het was donker. Ik kon hun gezichten niet zien.'
  
  'En hun accent, heb je dat kunnen horen? Russisch? Chinees? Duits misschien?'
  
  Ze schudde het hoofd, ik weet het niet, Nick. Er was er een die het woord voerde en de ander zei niets, geloof ik. En die ene fluisterde nog. Ik was zo geschrokken, ik heb er niet op gelet... ' Haar stem stierf weg.
  
  Op de grond tussen ons in lag een grote zwarte knoop. Ik bukte en raapte hem op.
  
  'Is die van jou?' vroeg ik.
  
  Ze bekeek de knoop. 'Nee,' zei ze.
  
  Er stond niets op de knoop, geen reliëfje zoals bij ons op de knopen van het marine-uniform. Maar toch wist ik bijna zeker dat ik die knoop van de parka van die man af had getrokken toen hij me in mijn gezicht stompte. Het was niet veel, maar het was tenminste iets.
  
  Kennelijk wilde een commissielid, dat had gehoord dat ik hier was en naar het researchcentrum zou gaan, wat meer over me weten. Hoeveel ik precies wist en wie ik precies was. Dat hield dus in dat iemand in die commissie zich zorgen maakte over mijn aanwezigheid hier. En het betekende ook dat dat commissielid iets te verbergen had. Maar dat zei op zich natuurlijk niets, dat had iedereen kunnen zijn, zelfs iemand van onze kant. Commandant Tibert had gezegd dat de enige instabiele factor in deze zaak de uitwerking was die de isolatie op de wetenschappers had.
  
  Was het iemand die voor zichzelf begonnen was? Die iets had bedacht waaraan de voltallige bezetting van het lab was omgekomen? Een experiment dat een beetje uit de hand gelopen was en, dat nu weggewerkt moest worden - zelfs voor de eigen regering? Het kon allemaal.
  
  'Je moet dit aan niemand vertellen,' zei ik en stak de knoop in mijn zak.
  
  'Maar ... maar hij had je wel kunnen vermoorden, Nick,' zei Lana.
  
  'Dat had gekund, ja, maar het is niet gebeurd,' zei ik. 'Ze wilden informatie, meer niet. Maar je mag er niets over zeggen, tegen niemand.'
  
  'Commandant Tibert moet het toch weten.'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Niemand.'
  
  Ze wendde zich af en kamde haar haar met haar vingers.
  
  'Wat is er hier in godsnaam allemaal gaande?'
  
  Ik kwam naar haar toe. Ze draaide zich om en kroop tegen me aan.
  
  'Dat weet ik ook niet,' zei ik zacht. 'Maar dat moet ik gaan uitzoeken. En als ik mijn werk doe, dan doe ik dat op mijn manier. Oké?'
  
  Ik kuste haar en ze drukte zich nog dichter tegen me aan.
  
  'Ga niet weg, Nick. Blijf bij me.'
  
  'Ze komen heus niet terug,' zei ik.
  
  'Ik wil niet alleen zijn,' zei ze hees. 'Blijf bij me alsjeblieft.'
  
  'De havik en de duif?'
  
  Ze glimlachte. 'Niet eens zo'n gekke combinatie,' zei ze. Ze deed een stap achteruit en voordat ik haar kon tegenhouden pakte ze de zoom van haar nachthemd, trok het over haar hoofd en gooide het opzij.
  
  Haar lichaam was klein en compact, haar borsten goed gevormd, haar tepels hard en het plukje schaamhaar lichtblond.
  
  Ze draaide zich om, liep naar het bed en kroop onder de dekens.
  
  'Blijf daar niet staan,' zei ze. 'Doe het licht uit en kom in bed. Het is koud.'
  
  Ik aarzelde even, haalde toen mijn schouders op. Alleen slapen in deze kou was ook niet alles. Ik deed het licht uit, kleedde me uit en kroop naast haar in het smalle bed. Ze kwam meteen in mijn armen, kuste mijn gezicht en mijn nek en bewoog haar lichaam tegen me aan.
  
  -
  
  Nadat we gevrijd hadden sliepen we nog een paar uur. Om half zeven namen we een douche in de badkamer aan het eind van de gang, trokken de poolkleding aan en gingen naar de eetzaal tegenover het administratiegebouw.
  
  Het was er druk, en toen Lana en ik een blad met eten hadden gehaald wuifde Tibert naar ons die aan het hoofd van een grote tafel zat. Er zaten een stuk of zes mensen bij hem, mannen en vrouwen. 'Dit zijn kapitein-ter-zee Nick Carter en Dr. Lana Edwards,' zei Tibert en stond op. 'Zij zijn bij ons team.'
  
  De anderen knikten.
  
  'Straks zal ik iedereen uitvoeriger voorstellen,' zei Tibert toen Lana en ik waren gaan zitten.
  
  We ontbeten zwijgend. De spanning was te snijden, niet alleen aan onze tafel, maar door de hele zaal. Er was op het research-station iets verschrikkelijks gebeurd en iedereen wist het. Iedereen hield zijn adem in over wat wij daar misschien zouden ontdekken.
  
  Een uur later schoof Tibert zijn koffiekopje opzij en stond op. 'Dames en heren, als u me wilt volgen gaan we nu naar de vergaderzaal. Ik wil hier uiterlijk om twaalf uur vertrekken.'
  
  Iedereen mompelde instemmend. We stonden op en volgden commandant Tibert door het administratiegebouw en door een lange onverwarmde gang naar een groot vertrek waar een lange tafel met tien stoelen stond.
  
  Tibert nam plaats aan het hoofd van de tafel en iedereen ging zitten. Lana en ik zaten rechts van Tibert.
  
  'Als u wilt roken, ga uw gang. En als u aantekeningen wilt maken, ik heb hier papier en pennen. Uw bagage en instrumenten worden op dit moment in de helikopters geladen.' begon Tibert.
  
  'Wat is er op het researchcentrum gebeurd?' vroeg de vrouw aan het andere eind van de tafel.
  
  'Daar kom ik dadelijk op, Dr. De Hoorn,' zei Tibert. 'Ik wilde eerst even iedereen aan elkaar voorstellen. Daarna zal ik u zo uitvoerig mogelijk inlichten over de situatie zoals die nu is, en dan moeten we het nog eens zien te worden over de onderzoekmethode.'
  
  'Terwijl uw mensen alle sporen aan het uitwissen zijn?' zei een van de mannen tegenover ons.
  
  'Alles is nog precies zoals het was op het moment van het ongeval,' zei Tibert. 'Er is niets veranderd of weggeruimd. Daar kunt u gerust op vertrouwen.'
  
  Verder zei niemand iets en Tibert begon ons voor te stellen, eerst Lana en toen mij. Hij stelde ons voor als genetici.
  
  Ik stond op voordat Tibert verder kon gaan. Iemand hier wist allang dat ik geen geneticus was en ik vond dat de rest het nu ook wel mocht weten.
  
  'Wat de buitenwereld betreft ben ik inderdaad wat commandant Tibert zegt dat ik ben. Maar u, hier in deze commissie, mag wel weten dat ik geen wetenschapper ben. Ik stel hier een onderzoek in namens de marine van de Verenigde Staten van Amerika.' Een paar commissieleden begonnen verontwaardigd te mompelen, maar ik stak mijn hand op en vroeg om stilte.
  
  'Het is ons allen duidelijk dat er op het research-station in kwestie een ongeval heeft plaatsgevonden. Ik ben hierheen gezonden om uit te zoeken wat er precies gebeurd is. Dat is toch niet zo vreemd. U valt echter ook onder het onderzoek dat ik moet instellen, want Antarctica is internationaal domein. Alles wat hier gebeurt kan gevolgen hebben voor alle landen die hier vertegenwoordigd zijn. Het is en blijft echter een onderzoek naar een voorval op een Amerikaanse installatie.'
  
  Ik ging weer zitten. Sommigen aan de tafel leken wel ingenomen te zijn met mijn openheid. Anderen waren het er niet mee eens en leken van hun stuk gebracht.
  
  Tibert keek me lang en onderzoekend aan en ging toen verder met het voorstellen van de leden.
  
  Het waren Dr. Boris Stalnov, een Russisch geneticus; Dr. Henri Jean Père, een Franse chemicus, Dr. Donald Bates-Wilcox, een Britse microbioloog; Dr. Elsie de Hoorn, een Nederlandse arts, Dr. Kim Tien Sing, een arts uit communistisch China, Dr. Kurt Abel, West-Duits geneticus en zijn collega uit Oost-Duitsland, Dr. Peter Straub.
  
  We waren met tien personen, Tibert en ik meegerekend, en we vertegenwoordigden acht verschillende landen en vier takken van wetenschap.
  
  Het was een gemengd gezelschap en ik zag nu al hoe de groepjes zich zouden gaan vormen. Ze waren het niet met elkaar eens. Nu al niet. Dat was volkomen duidelijk.
  
  'Ik wil hiertegen protest aantekenen,' zei Stalnov. 'Dit is een internationaal wetenschappelijk onderzoek. Een marineofficier van de Verenigde Staten heeft hier niets te maken.'
  
  'Protest toegewezen, Dr. Stalnov.'
  
  'En nu?'
  
  'Hoezo?'
  
  'Wat dacht u eraan te gaan doen, commandant?'
  
  'Niets, meneer Stalnov,' zei Tibert. 'Kunnen we verder gaan?' Niemand zei meer iets en Tibert begon ons te briefen. Hij gaf voornamelijk dezelfde informatie als Hawk me al gegeven had. Het enige wat eraan verschilde was dat Tibert niet repte over het Sovjet-onderzoek betreffende bacteriologische oorlogvoering op het Antarctisch continent. Hij verklaarde de Amerikaanse installatie met een korte uitleg over het onschuldige genetische onderzoek van onze wetenschappers.
  
  'Onschuldig, zegt u,' snauwde de Rus. 'Hoe komt het dan dat er zoveel mensen aan overleden zijn?'
  
  'Dat gaat onze commissie nu onderzoeken,' zei Tibert geduldig. 'Laten we dan beginnen!'
  
  'Dat gaan we zeker doen,' zei Tibert. 'Heeft er nog iemand vragen over de situatie zoals die ons nu bekend is?'
  
  'Wordt er nog vanuit de lucht gepatrouilleerd?' vroeg Bates-Wilcox, de Engelse microbioloog.
  
  'Als de weersomstandigheden het toelaten vliegt er iedere vier uur een ploeg uit.'
  
  'Zijn er nog tekenen van leven waargenomen?' vroeg Bates-Wilcox.
  
  'Nee, niets,' zei Tibert.
  
  'Zijn er monsters genomen?' vroeg Jean Père, de Fransman. 'Dat vonden we in dit stadium nog te riskant.'
  
  Een aantal leden protesteerden hiertegen, maar toen verhief Lana haar stem.
  
  'Commandant Tibert heeft gelijk,' zei ze. Iedereen keek naar haar.
  
  'Naar we hebben begrepen zijn de helikopterpiloot en zijn bemanningslid enkele minuten na hun landing gestorven. Als hun dood werd veroorzaakt door iets wat in de lucht zit zou het nemen van monsters levensgevaarlijk kunnen zijn.'
  
  'Ach welnee,' zei Dr. De Hoorn, die tot dusver nog niets gezegd had.
  
  'Zeker wel,' hield Lana vol. 'Onze eerste taak is naar mijn mening het benaderen van de installatie, maar met de grootst mogelijke voorzichtigheid. We moeten beschermende kleding dragen. Ik zal vooruit gaan in de eerste helikopter, om een luchtmonster te nemen en ter plaatse te onderzoeken. Als het veilig is laat ik het u weten.'
  
  'Ik ga met u mee,' zei Dr. De Hoorn.
  
  Lana knikte en leunde weer achterover.
  
  'Zijn er nog vragen of suggesties?' vroeg Tibert.
  
  'We moeten hier en nu een procedure vaststellen,' zei Stalnov. 'Juist,' zei Tibert droog. 'Zodra we hebben vernomen dat er geen te grote risico's aan verbonden zijn gaan we het kamp binnen. Onze eerste taak is dan het opnieuw in werking stellen van verwarming, waterleiding, verlichting, bevoorrading en radioapparatuur. Voor die taken heb ik al een rooster opgesteld.'
  
  Niemand tekende bezwaar aan.
  
  'Als we ons dan geïnstalleerd hebben moeten de eh ... stoffelijke overschotten geborgen worden,' zei Tibert. Er viel een diepe stilte. 'We hebben alle reden om aan te nemen dat de doodsoorzaak iets moet zijn geweest dat buitengewoon snel werkte. Zo snel dat er geen gelegenheid was voor het uitzenden van een radioboodschap. Als dat het geval is zullen overal in de gebouwen stoffelijke overschotten worden aangetroffen. Die moeten gefotografeerd worden, er moet aantekening worden gehouden van de plaats waar we ze aantroffen en daarna moeten ze worden overgebracht naar de gemeenschappelijke ruimte.'
  
  Niemand zei iets.
  
  'Dan moeten we een pathologisch laboratorium inrichten. Ik stel voor dat dat zal worden bemand door twee artsen, Dr. De Hoorn en Dr. Tien Sing, plus een geneticus en mogelijk onze microbioloog Dr. Bates-Wilcox.'
  
  'Ik stel voor dat ik zal optreden als patholoog-geneticus,' zei de Oost-Duitser, Dr. Peter Straub.
  
  Tibert knikte.
  
  'En wij?' vroeg Lana.
  
  'Onze verdere werkzaamheden zullen tenminste gedeeltelijk worden bepaald door de bevindingen van het pathologisch laboratorium, maar het is onze taak om datgene op te sporen wat de dood van onze mensen veroorzaakt heeft.'
  
  'Dat waren dus wetenschapsmensen,' zei Stalnov. 'Wat doen kapitein-ter-zee Carter en uzelf in dit geheel? Waar gaat u zich mee bezig houden?'
  
  'Wij doen wat onze hand vindt om te doen en zullen indien nodig zelfs als vrederechter optreden,' snauwde ik.
  
  Stalnov glimlachte. 'Dat zal niet eenvoudig zijn, vrees ik.'
  
  
  
  Een paar uur later gingen we uiteen nadat de wetenschappers allerlei technische details hadden besproken, voornamelijk speculaties betreffende de stoffen die de dood van de bezetting van het laboratorium zouden kunnen hebben veroorzaakt, en die lang genoeg actief bleven om daarna ook nog de piloot en de bemanning van de helikopter te kunnen doden.
  
  We kregen instructies om ons persoonlijk materieel en bagage te verzamelen en binnen het uur terug te zijn in het administratiegebouw om meteen per helikopter te vertrekken.
  
  Lana en ik bleven nog even achter toen de anderen weggingen. Tibert stond op. 'Wat denk je ervan, Nick?' vroeg hij.
  
  'Stalnov had gelijk,' zei ik. 'Ons werk als vrederechter zal nog het moeilijkste van alles zijn.'
  
  'We kunnen er weinig aan doen,' zei Tibert. 'De samenstelling van de commissie kan niet meer veranderd worden.'
  
  'Stalnov is geen wetenschapsman,' zei Lana plotseling bot.
  
  We keken haar allebei aan. 'Wat?' vroeg ik.
  
  'Stalnov. Die Rus. Als dat een geneticus is ben ik het paard van Sinterklaas.'
  
  'Ben je daar zeker van, Lana?'
  
  'Vrijwel zeker,' zei ze. 'Hij heeft geen flauw idee waar we het over hebben. Dr. Abel had het in de gaten geloof ik, maar Straub, de Oost-Duitser, probeerde hem te dekken.'
  
  'O god,' zei Tibert. 'Daar zaten we nou net op te wachten.'
  
  'Er bestaat wel een geneticus die Boris Stalnov heet, maar dat is al een heel oude man. Eerst dacht ik dat dit dan misschien zijn zoon was, maar dat is niet zo.'
  
  'Ik moet overleggen met Washington, maar ik wil die vent niet in de commissie hebben,' zei Tibert. 'Hij is waarschijnlijk van de KGB.'
  
  'Laat maar,' zei ik.
  
  'Maar ik kan toch niet...' begon Tibert verontwaardigd.
  
  'Laat me even uitspreken, Paul,' zei ik. 'Als Stalnov bij de KGB is kan hij best nuttig voor ons zijn, zolang hij maar niet merkt dat we hem door hebben.'
  
  'Hoe dan?'
  
  'Nou, als het geen ongeluk is geweest maar een sabotagedaad, en als die was opgezet door de Sovjets, dan zal Stalnov proberen dat onder het tapijt te vegen. Ik ga dus goed op hem letten.' Ik keek naar Lana, die het kennelijk allemaal helemaal niet leuk vond. 'Het is ook nog mogelijk dat Stalnov, of wie het dan ook is, ons alle aanwijzingen in handen speelt die we nodig hebben.'
  
  'Veel te gevaarlijk, Nick,' zei Lana.
  
  'Ze heeft gelijk,' zei Tibert. 'Er zijn teveel onschuldige mensen bij betrokken.'
  
  'Er zijn al een heleboel onschuldige mensen bij betrokken geraakt, Paul, met alle gevolgen van dien. En het is onze taak om uit te zoeken wat er daar precies aan de hand is.'
  
  Het zat Tibert nog steeds niet lekker. 'Op jouw verantwoording dan,' zei hij aarzelend.
  
  Ik knikte.
  
  Tibert zuchtte diep, keek toen op zijn horloge. 'Gaan jullie nu je spullen halen. Ik ga voor de helikopters zorgen. Ik moet ook het weerbericht nog opvragen.'
  
  Lana en ik liepen de vergaderzaal uit en gingen naar onze kamers.
  
  'Waarom heb je hem niet verteld van die kerels van gisteravond?' vroeg ze.
  
  'Omdat Tibert een ambtenaar is, een typische officier voor in vredestijd. Als ik hem dat had verteld had hij het hele onderzoek afgelast.'
  
  'Ik vraag me eerlijk gezegd af of dat niet het verstandigste zou zijn, Nick.'
  
  'Dan komen we er misschien wel nooit achter wat er daar gebeurd is.'
  
  'Ik ben bang, Nick,' zei Lana bij mijn kamerdeur.
  
  'Blijf dan hier.'
  
  Daar dacht ze even over na, maar schudde toen het hoofd. 'Nee,' zei ze. 'Wij moeten samen uitzoeken wat er daar gebeurd is.'
  
  'De duif en de havik?'
  
  'De smeris en de wetenschapper.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Hoewel het nog maar een paar minuten over twaalven was begon het al donker te worden. De zon stond laag een de horizon. Over een paar weken zou het vierentwintig uur per dag donker zijn tot eindelijk in oktober de Antarctische lente zou komen.
  
  De wind blies de sneeuw in lange rafelige pluimen van de daken langs de lampen terwijl we met ons tienen door de sneeuw baggerden van het administratiegebouw naar waar de twee helikopters op ons stonden te wachten met hun schroef die langzaam wentelde.
  
  We droegen allemaal beschermende werkpakken over onze pool-kleding, hoewel we ook perslucht en helmen bij ons hadden. Die konden we op doen als we bij het research-station kwamen. Lana en de Nederlandse arts De Hoorn stapten in de eerste helikopter terwijl wij met ons allen in de tweede klauterden.
  
  Tibert en ik gingen vlak achter de piloot en de co-piloot zitten en toen we onze veiligheidsgordels vast hadden gemaakt stegen we op in een wolk van sneeuw.
  
  We zouden tien mijl achter de voorste helikopter blijven en we zouden pas landen als Lana en Dr. De Hoorn ons een teken hadden gegeven dat het veilig was.
  
  Terwijl we opstegen zag ik de IJsvlakte van Ross en McMurdo Sound zelf. Het Amerikaanse kamp zag er vanuit de lucht raar uit, met de gebouwtjes kriskras door elkaar. Meer landinwaarts was er behalve de hoekige ijsheuvels niets te zien. De maagdelijk witte sneeuw strekte zich uit zover je kon zien.
  
  De voorste helikopter boog scherp naar rechts af, ging wat hoger vliegen en schoot toen weg, landinwaarts. Het research-station lag ongeveer honderd mijl landinwaarts.
  
  Ik keek naar de anderen, maar ze keken niet op. Iedereen was in zijn eigen gedachten verzonken. Er waren erbij die het kennelijk erg vonden wat er was gebeurd, anderen zaten zich een beetje te verkneuteren dat het op de Amerikaanse basis was gebeurd en dat hun eigen mensen er niet bij betrokken waren, terwijl minstens één van hen - daar was ik zeker van - meer van deze zaak wist dan wij. Die twee insluipers gisteravond bij Lana waren daar wel het bewijs van.
  
  Een paar minuten later dook onze helikopter plotseling met zijn neus naar voren en de radio begon te kraken en te knetteren. 'Unit één, hier twee, we zijn op tien mijl afstand, houden gelijke snelheid aan,' zei onze piloot.
  
  'Roger, unit één, eta tweeënveertig minuten.'
  
  Tibert boog naar voren, tikte de piloot op zijn schouder en nam de microfoon van hem over.
  
  'Unit één, hier Tibert. Zet nu uw helmen op en maakt uw perslucht gereed. Op tien mijl afstand zet u die ook op. Begrepen?'
  
  'Begrepen,' antwoordde de piloot van de eerste helikopter. 'Neem geen risico's,' zei Tibert nog. 'Zet de dames af en maak dat je wegkomt. Ga dadelijk terug naar de basis.'
  
  Het was even stil aan de andere kant.
  
  'Is dat begrepen, over?'
  
  'Een ogenblik, commandant, ik geloof dat ik wat zie.'
  
  'Wat dan?' zei Tibert in de microfoon.
  
  'Ik dacht dat ik daar beneden iets zag bewegen,' zei de piloot. 'Wilt u dat we omdraaien om te gaan kijken?'
  
  'Nee, nee,' zei Tibert haastig. 'Ga verder zoals gepland.'
  
  'Roger.'
  
  'En hou me op de hoogte, Chip.'
  
  'Zeker, commandant, begrepen, uit.'
  
  Tibert gaf de microfoon weer aan de piloot en draaide zich om zodat hij uit het raampje naar het kale landschap onder ons kon kijken.
  
  'Wat zag hij daar beneden, Paul?' vroeg ik zacht.
  
  'Geen idee,' zei Tibert zonder zich om te draaien. 'Onder deze omstandigheden, bij dit slechte licht en in deze wind waarschijnlijk helemaal niets.'
  
  'Is daar echt niemand meer?'
  
  'Niets en niemand, Nick,' zei Tibert. Hij keek eerst mij aan en toen de anderen, die allemaal opkeken. 'Er kan daar niets zijn dat nog beweegt. Binnen vierentwintig uur gaat het trouwens weer stormen. Er kan daar niemand meer zijn.'
  
  Iedereen zweeg en Tibert keek weer naar buiten. Het licht werd nu snel minder en over een paar minuten zou het compleet donker
  
  zijn.
  
  Ik maakte mijn beschermende overall en mijn parka los en haalde een sigaret te voorschijn. Het was mogelijk, bedacht ik, dat er daar beneden inderdaad een ongeluk was gebeurd en dat iedereen nu dood was. De Russen, die zelf research deden naar bacteriologische oorlogvoering, interesseerden zich natuurlijk hevig voor wat er daar gaande was.
  
  En als dat het geval was zouden ze wel vermoeden dat ik hierheen was gestuurd om een oogje in het zeil te houden.
  
  Ik moest inwendig lachen. Kies een willekeurig feit en bouw er een scenario omheen. De typische politiebenadering. Maar in deze affaire waren er meer mogelijkheden dan feiten.
  
  Ongeveer een half uur later meldde de voorste helikopter zich opnieuw via de radio.
  
  'Unit twee, hier één, we zijn op tien mijl.'
  
  'Roger, unit één,' zei onze piloot en we bleven op ongeveer tweehonderd meter hangen om hen de gelegenheid te geven hun helmen en perslucht op te zetten en hun beveiligde kleding dicht te maken.
  
  Een paar minuten later meldde de piloot van de voorste helikopter zich opnieuw.
  
  'Commandant, we zijn zover.'
  
  Onze piloot keek achterom en Tibert knikte.
  
  'Unit één, ga uw gang,' zei de piloot. 'Wij zijn vlak achter u.'
  
  'Roger.'
  
  Onze helikopter dook weer naar voren, het donker in, en binnenin zaten wij met onze angstige gespannen verwachtingen over wat we daar beneden zouden aantreffen.
  
  Na een paar minuten meldde de piloot van de voorste helikopter zich opnieuw.
  
  'Station in zicht,' klonk het door de speaker.
  
  Tibert nam de microfoon over. 'Goed, Chip, pas op. Als het er niet goed uitziet of als er iets bijzonders is, ga dan meteen terug, begrepen?'
  
  'Roger.'
  
  'Goed. Vertel nu eens hoe het eruit ziet. Dat wil ik weten.'
  
  'We zijn nu op tweehonderd voet. Ik blijf hier een paar minuten hangen. Dr. Edwards wil een luchtmonster nemen.'
  
  Onze piloot minderde snelheid en bleef hangen, maar we waren nog te ver van het station om iets te kunnen zien.
  
  'Hoever zijn jullie nu van het kamp verwijderd?' vroeg Tibert. 'Ongeveer tweehonderd meter,' knetterde de radio. 'Dr. Edwards heeft het luchtmonster genomen. Ogenblik.'
  
  Even hoorden we helemaal niets behalve de motoren en het zachte gesis uit de speakers en toen hoorden we de stem van Lana. 'Op dit punt ziet alles er vrij normaal uit,' zei ze.
  
  Straub, de Oost-Duitser, leunde naar voren. 'Vraag Dr. Edwards op welke hoogte het monster genomen is,' zei hij.
  
  Tibert gaf de vraag door.
  
  'Ik heb een één op een miljard-monster genomen,' antwoordde Lana onmiddellijk. 'Ik heb het verwarmd en ook een kooldioxidetest gedaan. Alles is hier veilig.'
  
  Tibert keek Straub weer aan en die knikte.
  
  'Mooi, Chip, je kunt nu wel wat dichterbij gaan als je wilt.'
  
  'Roger. Ik zet 'm neer voor het hoofdgebouw.'
  
  Het was een paar minuten stil tot Lana weer door kwam.
  
  'We zijn geland, ongeveer twintig meter van het hoofdgebouw. De lucht hier is goed te ademen.'
  
  'Wat vindt u ervan?' vroeg Tibert en keek de anderen aan. Straub knikte weer. 'U kunt wel naar het gebouw gaan. Waar het eh ... het lijk van de piloot ligt, bedoel ik.'
  
  Tibert pakte de microfoon. 'Goed, Dr. Edwards. Ik verzoek u en Dr. De Hoorn uw apparatuur uit te laden zodat mijn piloot weer kan vertrekken. Tenminste, als u meent dat het veilig is.'
  
  'Ik wil nog één luchtmonster nemen vlakbij het gebouw,' zei Lana.
  
  'Roger,' zei Tibert. 'Chip, zodra het veilig signaal gegeven is en de dames hun apparatuur hebben uitgeladen moet je weer opstijgen.'
  
  'Goed, commandant.'
  
  Weer was het een paar minuten stil.
  
  'Ze komt terug ... nee, ze wenkt Dr. De Hoorn,' zei de piloot. 'Wat gebeurt er nou, Chip,' zei Tibert ongeduldig.
  
  'Ik weet het niet, meneer ... een ogenblikje.'
  
  Tibert keek me aan. Zijn ogen stonden erg zorgelijk.
  
  'Ze zijn iets met Al aan het doen ... het lijk bij de deur,' zei de piloot. 'Ik kan het niet goed zien. Ze komen nu terug.'
  
  Tibert was zenuwachtig en de spanning onder de andere commissieleden was te snijden.
  
  'Alles is hier veilig,' zei Lana nu. 'We zijn onze apparatuur aan het uitladen. Jullie kunnen nu wel landen.'
  
  'Ga het gebouw niet binnen, Dr. Edwards. Blijf buiten wachten tot wij er ook zijn.'
  
  'In orde,' zei Lana.
  
  Tibert gebaarde tegen onze piloot dat hij erheen kon gaan en de helikopter dook naar beneden. Ik keek naar buiten of ik de andere machine al kon zien.
  
  'Ze zijn klaar met uitladen, commandant. Ik stijg nu weer op,' zei de piloot van de eerste helikopter.
  
  Op dat moment zag ik lichten. We naderden het kamp.
  
  'Chip, let op,' zei onze piloot. 'Ik ga landen.'
  
  'Het beste,' zei Chip, en wij keken toe terwijl de andere helikopter opsteeg en boven ons omkeerde en naar McMurdo Sound terug vloog.
  
  We landden langzaam en voorzichtig op een meter of twintig van het administratiegebouw waar we Lana en Dr. De Hoorn bezig zagen bij het lijk van de piloot bij de deur.
  
  'Zet de helmen op en de perslucht,' zei Tibert tegen de anderen.
  
  'De luchtmonsters waren goed,' protesteerde Stalnov, maar wij zetten onze helmen en persluchtflessen op. Stalnov deed het toen ook maar.
  
  Toen we klaar waren opende Tibert de deuren en een paar minuten later hadden we onze apparatuur uitgeladen en steeg de helikopter weer op, zwenkte naar links en keerde terug naar de basis.
  
  'Kan iedereen me ontvangen?' klonk Tiberts stem in het microfoontje in mijn helm.
  
  Ik legde een vinger tegen de keelmicrofoon in mijn pak. 'Luid en duidelijk,' zei ik. Alle anderen ontvingen hem ook goed, dus ploegden we naar het gebouw toe, waar Lana en Dr. De Hoorn nog steeds over de dode piloot gebogen stonden.
  
  De ogen van de man waren open, zijn gezicht was verstard in een dodenmasker dat angst en ontzetting uitdrukte. Er zat erg veel bloed op zijn kin.
  
  Lana keek op en schudde het hoofd.
  
  'Waar is hij aan gestorven?' vroeg ik. 'Heb je al een voorlopige doodsoorzaak kunnen vaststellen?'
  
  Dr. De Hoorn keek op. 'Ik weet het nog niet,' zei ze dof. 'Maar hij heeft zijn tong compleet doorgebeten, zijn ruggengraat is gebroken op tenminste drie plaatsen en de helft van zijn spieren zijn gescheurd.'
  
  'Goeie God,' zei iemand zacht.
  
  Lana en De Hoorn stonden moeilijk op.
  
  'Dat is nog niet alles,' zei Lana tegen me. 'Hij is ook nog door een kogel geraakt.'
  
  Ze boog zich weer over het lijk heen en draaide het op de buik. Er zat een kogelgaatje in de parka met wat bloed eromheen.
  
  Ik wierp een snelle blik op de helikopters achter ons.
  
  Ik kon de gestalte van het bemanningslid met moeite onderscheiden.
  
  Dat moest de man zijn geweest die om hulp had geseind.
  
  'Neem binnen ook een luchtmonster,' zei ik. 'Paul, kun jij even kijken of de generatoren nog draaien? We kunnen hier niet blijven staan.'
  
  Lana en Tibert knikten.
  
  'Dr. De Hoorn, komt u mee?' zei ik en draaide me om. Ik liep langs de anderen die als een verloren groepje bij elkaar stonden en baggerde naar de helikopters toe.
  
  De man die daar lag verkeerde in dezelfde toestand als de piloot.
  
  Hij zat overeind in de sneeuw met zijn rug tegen de helikopter. In zijn ene hand hield hij een microfoon, in de andere een .45 dienstpistool. Zijn ogen stonden open, zijn gezicht was vertrokken tot een grimas en op zijn kin en op de voorkant van zijn parka zat bloed. Ook hij had zijn tong afgebeten.
  
  Dr. De Hoorn stond naast me. We keken elkaar aan.
  
  'Ik wil weten of de doodsoorzaak dezelfde is als van de piloot,' zei ik.
  
  'Daar kunnen we pas zeker van zijn als we sectie hebben verricht.'
  
  'Kunt u het zó niet inschatten?' vroeg ik.
  
  Ze haalde de schouders op en boog zich over het lijk heen. Ze maakte zijn parka los en voelde zijn rug, schouders en armen. Toen ze klaar was stond ze op.
  
  'De laesies en traumata zijn ongeveer dezelfde,' zei ze. 'De tong, gebroken ruggengraat, gescheurde spieren.'
  
  'Wat kan de oorzaak zijn?'
  
  Weer haalde ze de schouders op. 'Zenuwgas, chemicaliën, drugs, ik kan zo uit mijn hoofd wel twintig mogelijkheden bedenken.'
  
  'Iets biologisch?' vroeg ik.
  
  Ze kwam wat dichter bij me staan alsof ze het antwoord in mijn oor wilde fluisteren, hoewel iedereen ons kon horen.
  
  'Op het huidige niveau van het genetisch onderzoek zijn er ontelbare mogelijkheden, kapitein Carter. Is dat wat u wilde weten?'
  
  'Ja,' zei ik. Ik boog me over het lijk heen, maakte met moeite de .45 los uit de hand, ontgrendelde hem en stak hem in mijn zak. 'O God,' klonk Lana's stem door mijn speakertje.
  
  'Wat is er?' riep ik en keek naar het administratiegebouw.
  
  De anderen stonden bij de open deur.
  
  'O Jezus,' zei Lana.
  
  Ik rende zo hard ik kon naar het gebouw met Dr. De Hoorn achter me aan. 'Naar buiten, Lana, vlug!' schreeuwde ik onder het rennen.
  
  Bij de deur aangekomen duwde ik Stalnov en Straub ruw opzij en ging naar binnen.
  
  Het hoofdvertrek was groot en donker en slechts verlicht door Lana's staaflantaarn, die ze snel rond liet gaan door de ruimte. Ik pakte ook mijn lantaarn, knipte hem aan en bescheen de massale slachtpartij.
  
  Overal zag ik bloed en lijken. Een vrouw, of tenminste, dat moest het geweest zijn, lag over een tafel met een bijl in haar achterhoofd. Drie lijken lagen over elkaar heen bij de bank. De gezichten verwrongen tot maskers van angst en afgrijzen. Er zat bloed op de kinnen doordat ook hier iedereen zijn tong had doorgebeten.
  
  De deur naar de gang was gebarricadeerd door minstens vijf lijken waarvan één gedeeltelijk ontkleed. In een hoek, bij een boekenkast lagen twee mannen met de handen om eikaars keel.
  
  Ik ging naar Lana toe. 'Heb je hier ook een luchtmonster genomen?'
  
  Ze draaide zich om en keek me aan met wijd opengesperde ogen achter het vizier van haar helm.
  
  'Wat is er hier in Godsnaam gebeurd?'
  
  'Dat komen we nu juist uitzoeken,' zei ik. 'Heb je je luchtmonster genomen?'
  
  Ze schudde het hoofd.
  
  Straub, de Oost-Duitser, was nu ook binnengekomen. Hij nam de luchttester van Lana over en deed de beide tests.
  
  Twee minuten later was hij klaar en keek me aan. 'De lucht hier is goed,' zei hij met zijn dikke Duitse accent.
  
  'Weet u het zeker?' vroeg ik.
  
  'Ja, absoluut,' zei hij. Langzaam zette hij zijn helm af en ademde de lucht in het vertrek diep in.
  
  Ik wilde mijn helm ook afzetten, maar hij gebaarde dat ik nog even moest wachten.
  
  'Kijk het eerst een paar minuten aan, kapitein,' zei hij in zijn keelmicrofoontje. 'Als er iets met me gebeurt merkt u dat dadelijk.'
  
  'Hoe voelt u zich?' vroeg ik.
  
  Er vloekte iemand. Ik keek om en zag de anderen binnenkomen.
  
  'Koud, verder niet,' zei Straub.
  
  'Waar is commandant Tibert?' vroeg ik. Ik keek in alle vizieren, maar zijn gezicht was er niet bij.
  
  'Hij kijkt naar de generatoren - dat had u toch gevraagd?' zei Jean Père, de Franse chemicus.
  
  Even later flakkerden de lichten een paar keer, gingen toen aan.
  
  'Grote genade,' zei de Brit, Bates-Wilcox. Sommigen mompelden iets, anderen hapten naar adem.
  
  'De lucht is goed, geloof ik,' zei Straub.
  
  Ik keek hem aan, maakte toen langzaam mijn helm los, verbrak het zegel en zette hem af. De lucht was ijskoud, maar rook naar niets. Achter me klikte iets en warme lucht begon het vertrek binnen te stromen.
  
  Dr. De Hoorn had ook haar helm afgezet en gemerkt dat de verwarming het weer deed. 'We moeten de lichamen naar buiten brengen voordat ze gaan ontdooien,' zei ze. 'Anders komen we in moeilijkheden.'
  
  Tibert stond nu ook bij de deur. Hij kwam binnen, stond toen geschrokken stil met opengesperde ogen en neusgaten bij het zien van deze totale vernietiging.
  
  'Hebben jullie het niet gehoord?' zei ik na een korte stilte. 'De lijken moeten naar buiten.'
  
  'Een ogenblik,' wierp Tibert tegen. 'We moeten de situatie fotograferen.'
  
  'Is dat nodig, Paul?' vroeg ik.
  
  Hij knikte. 'Als we erachter willen komen wat er hier gebeurd is moeten we nauwkeurig te werk gaan.'
  
  'Het lijkt me nogal duidelijk wat er hier gebeurd is,' zei Stalnov.
  
  Tibert draaide zich bliksemsnel om, trok een .45 automatic uit de zak van zijn overall en sprong op Stalnov af. Hij drukte de loop tegen zijn slaap.
  
  'Nog één woord, gore rat, en ik spuit je hersens de kamer door.'
  
  'Paul!' riep ik.
  
  De Rus stond doodstil. Tibert trilde zo hevig dat ik bang was dat het pistool per ongeluk zou afgaan.
  
  'Paul, doe niet!' riep ik weer. 'Hou op!'
  
  Langzaam deed Tibert een stap achteruit, liet de .45 zakken en stak hem weer in zijn zak.
  
  Stalnov wilde iets zeggen, maar ik schudde het hoofd.
  
  'Mond houden,' snauwde ik. 'We slepen nu die lijken naar buiten voordat ze ontdooien, en dan gaan we de anderen zoeken. Als we ze allemaal buiten hebben gaan we de troep schoonmaken en bekijken wat het volgende punt op de agenda is.'
  
  Niemand zei iets.
  
  'Wie fotografeert?' vroeg ik.
  
  'Ik,' zei de West-Duitse, Kurt Abel. Hij liep naar buiten en kwam even later terug met een 35 mm camera.
  
  Het volgende uur waren we bezig de lijken buiten te leggen tot ze alle zevenentwintig naast elkaar lagen in een ongelijke rij, met de helikopterpiloot en zijn bijvlieger.
  
  De West-Duitsers was goed. Zo onopvallend mogelijk werkte hij, en zorgde ervoor ons telkens iets voor te blijven, zodat hij ieder lijk minstens éénmaal kon fotograferen.
  
  Toen we met onze gruwzame taak klaar waren maakten we samen zonder iets te zeggen de afgrijselijke vuiligheid schoon. Een paar minuten over zes waren we eindelijk klaar.
  
  Lana en Bates-Wilcox hadden koffie, soep en sandwiches klaargemaakt, nadat ze het water en het voedsel geanalyseerd hadden. Tibert had de drankkast van de stationscommandant ontdekt en er een paar flessen cognac uitgehaald.
  
  Het hoofdgebouw, waar de recreatiezaal, de eetzaal, keuken, kantoren, provisiekamer en radio- en weerstation waren, was goed verwarmd tegen de tijd dat we klaar waren, zodat we onze zware poolkleding uit konden trekken, wat een hele opluchting was.
  
  We zaten allemaal in de eetzaal voor onze eenvoudige maaltijd toen Tibert aankondigde dat hij radiocontact had gehad met het basiskamp.
  
  'Heb je ze de situatie geschetst?' vroeg ik.
  
  Iedereen keek naar Tibert.
  
  Hij knikte. 'Ik heb voorlopig rapport uitgebracht,' zei hij. 'We richten straks in de provisiekamer een pathologisch laboratorium in, zodat we vanavond aan het eigenlijke onderzoek kunnen beginnen.'
  
  'Zijn er hier dan geen kant-en-klaar ingerichte laboratoria?' vroeg Straub.
  
  'Jawel,' zei Tibert vermoeid. 'Maar we weten toch niet of de doodsoorzaak van die zevenentwintig mensen daar niet misschien vandaan kwam. Zolang we dat nog niet weten blijven we zoveel mogelijk hier in dit gebouw.'
  
  Niemand zei iets en Tibert ging verder: 'De Hoorn, Tien Sing, Straub en Bates-Wilcox doen de secties. De anderen en ik onderzoeken het hele station kamer voor kamer. Ik wil dat alles wat zich hier bevindt onderzocht en gecatalogiseerd wordt.'
  
  'Maar dat duurt dagen,' zei Stalnov.
  
  'Ja,' antwoordde Tibert vermoeid. 'Verder nog vragen?'
  
  Geen vragen.
  
  'Laten we dan snel eten. Hoe sneller we beginnen hoe eerder we klaar zijn. Dan kunnen we een helikopter laten komen om ons hier weg te halen, hoe sneller hoe liever.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  -
  
  De eetzaal werd de meld- en regelkamer van onze zoekactie, zoals Tibert het uitdrukte. In de provisiekamer was een pathologisch laboratorium ingericht en van de eerste drie lijken waren al weefsel-, bloed- en botmonsters genomen voor onderzoek. Hoewel ze nog niets hadden ontdekt vertrouwden Lana en Dr. Hoorn erop dat ze tegen de ochtend zouden weten wat de doodsoorzaak was geweest van al deze mensen.
  
  Wij kamden ondertussen het hele station systematisch vertrek voor vertrek uit en onderzochten de verwarmingsbuizen, de waterleiding, de riolering en de persoonlijke spullen van de technici en de wetenschappers die hier hadden gewerkt. Ook de voedselvoorraden werden grondig bekeken.
  
  We werkten in groepjes van drie a vier man en gingen vaak terug naar de eetzaal om koffie of iets te eten te halen en onze aantekeningen te vergelijken.
  
  Stalnov bleek een erg goede speurneus te zijn (Dat zou hij in het werkelijke leven trouwens ook wel moeten) en ontdekte een zeer ingenieus verstopt zakje marihuana in een van de kamertjes, en in een andere kamer vond hij een wetenschappelijk journaal waar in te lezen was hoe de wetenschapper in kwestie de resultaten van experimenten had gemanipuleerd zodat ze klopten met zijn eigen theorieën.
  
  Tibert confisqueerde het journaal ondanks de protesten van Stalnov.
  
  'De heren Straub en Abel mogen het journaal onderzoeken als ik het doorgekeken heb,' zei Tibert. 'Als zij van mening zijn dat er iets in staat dat ons onderzoek voort kan helpen geef ik het vrij. Tot dat ogenblik is het het eigendom van de Regering van de Verenigde Staten van Amerika.'
  
  Stalnov liet zich naar mijn mening wat al te gemakkelijk inpak-
  
  ken met dat voorstel en we werkten door tot diep in de nacht, terwijl het buiten steeds harder begon te waaien.
  
  Ik werkte met Jean Père en de West-Duitsers Kurt Abel en tegen tweeën die nacht gingen we terug naar de eetzaal. Stalnov en Lana waren er al, en zaten in een hoekje koffie te drinken en een sandwich te eten.
  
  'Nog iets gevonden?' vroeg Lana vermoeid.
  
  Ik schudde het hoofd en liep naar het koffieapparaat om een kop koffie in te schenken. Ik deed er wat cognac in. Ik liep ermee naar haar tafeltje en ging tegenover haar zitten.
  
  'Je ziet er doodmoe uit,' zei ik.
  
  'Dat ben ik ook,' zei ze. 'Moe en moedeloos. Ik heb net even met Elsie en met Dr. Tien Sing gepraat.'
  
  'En?'
  
  Ze schudde het hoofd. 'Dr. Straub doet de mainline tests, maar dat duurt nog uren ... als hij überhaupt iets vindt.'
  
  'Die mensen zijn toch ergens aan doodgegaan,' zei ik.
  
  'Ja, natuurlijk. Maar het kan ook iets zijn dat aan cybernetische processen onderhevig is.'
  
  'Watte?' zei ik.
  
  Jean Père en Dr. Abel stonden naast ons. De West-Duitsers gaf antwoord.
  
  'Wat Dr. Edwards bedoelt, kapitein Carter, is dat de substantie die de dood van deze mensen teweeggebracht heeft in hun lichaam is opgenomen en vervolgens verdampt of vervluchtigd zonder sporen na te laten.'
  
  'Zodat we er misschien nooit achter zullen komen waaraan ze zijn omgekomen?' vroeg ik.
  
  'Dat is hier natuurlijk niet mee gezegd,' zei Jean Père. 'Als je iemand vindt die doodgestoken is kunnen we nog altijd redelijk nauwkeurig vaststellen wat voor moordwapen er is gebruikt -door de sporen die het heeft nagelaten, zonder zelf aanwezig te zijn.'
  
  'Maar hier hebben we tot dusver niets gevonden dat deze verminkingen tot gevolg zou kunnen hebben?'
  
  'Inderdaad niet,' zei Abel. Hij gaapte en zette zijn kopje neer. 'Het is een lange inspannende dag geweest. Ik ga een beetje slapen, denk ik.'
  
  'Wat een uitstekend idee,' zei Jean Père, en samen liepen ze de eetzaal uit.
  
  Ik boog over het tafeltje heen naar Dr. Edwards. 'Heb je Paul vanavond gezien?'
  
  'Hij was net nog hier,' zei ze onverschillig.
  
  'Zei hij ook waar hij heenging?'
  
  Ze schudde het hoofd, maar keek toen op. 'Hij zei iets over de brandstof voor de generator, die gecontroleerd moest worden.'
  
  Ik keek haar lang aan. 'Weet je dat zeker?'
  
  'Nee,' zei ze ongeduldig. Ze stond op. 'Ik ga naar bed.'
  
  'Ik loop met je mee,' zei ik en stond ook op. .
  
  Samen liepen we de eetzaal uit en de verbindingsgang door naar een blok kamers die we eerder die avond hadden uitgeruimd en schoongemaakt voor eigen gebruik.
  
  Bij haar deur stonden we stil. 'Ga maar niet mee naar binnen, Nick,' zei ze. 'Ik ben moe.'
  
  'Ik ook,' zei ik en kuste haar kuis op de wang. 'Slaap lekker, ik wek je morgen wel.'
  
  Ze knikte en ging naar binnen. Zodra haar deur dicht was ging ik snel naar mijn eigen kamer, trok mijn poolkleding aan en sloop naar buiten door een van de nooduitgangen.
  
  Het was buiten bitter koud en de wind was veel sterker dan toen we aankwamen. De sneeuw woei in dichte wolken rond, zodat je praktisch niets kon zien.
  
  Als ik het me goed herinnerde had ik op de plattegrond van het kamp gezien dat het generatorgebouwtje aan de overkant was naast de radioantenne. Het was niet eens honderd meter van ons gebouw maar in dit weer was het haast onmogelijk om er te komen.
  
  Diep gebogen in de bijtende koude wind zwoegde ik naar het administratiegebouw door de verbindingsgang. De ramen waren verlicht en hoewel ze beslagen en bevroren waren kon ik toch zien dat er daar binnen iemand rondliep. Het was waarschijnlijk Stalnov of iemand van het pathologisch laboratorium.
  
  Ik keek naar buiten en probeerde door de sneeuw heen de radioantenne of een lichtje in of aan het generatorgebouw te onderscheiden. Ik zag echter niets. Het was aardedonker en overal was sneeuw. Van de voordeur van het administratiegebouw naar het generatorgebouwtje liep een pad. Als ik dat maar kon vinden, dan zou ik wel kans zien om er te komen. Ik zou echter wel moeten uitkijken. In dit weer verdwaal je gemakkelijk, zelfs op zo'n korte afstand.
  
  Ik sloop om het gebouw heen tot ik op ongeveer een meter van de voordeur opeens over iets struikelde. Ik keek wat het was. Het was een touw, half begraven onder de sneeuw. Ik pakte het op en volgde het met mijn hand. Het liep naar het administratiegebouw.
  
  Een lijntje? Een foefje om het gemakkelijker te kunnen vinden? Niet onlogisch dat iemand dat had bedacht in dergelijke omstandigheden. De mensen die hier werkten moesten regelmatig naar de generator kijken, weer of geen weer.
  
  Ik hield de lijn ter hoogte van mijn middel met beide handen vast en volgde hem, langzaam lopend door de sneeuw.
  
  Er was een soort pad, maar daar was door de opwaaiende sneeuw weinig meer van te zien. Af en toe moest ik stoppen om het touw los te trekken voordat ik verder kon. Ik zag alleen maar inktzwarte duisternis en toen ik achterom keek kon ik de lichten van het administratiegebouw niet eens meer zien. Ik was alleen in een cocon van sneeuw.
  
  Het leek uren later, maar ik was waarschijnlijk niet meer dan een kwartier onderweg toen ik opeens een licht zag in de verte.
  
  Snel liep ik erheen en daar was, een meter of tien van me vandaan de voordeur van het generatorhuis. Ik opende de deur en stapte naar binnen. De dieselmotoren raasden luid.
  
  Het was een vrij groot generatorhuis. Eén van de generatoren die met bouten aan de betonnen vloer vastzat draaide, de reservegenerator stond stil.
  
  Er was op dit moment niemand aanwezig, maar het was duidelijk dat er kortgeleden wel iemand geweest was. Een spoor gesmolten sneeuw liep van de deur, om de reservegenerator heen naar een grote metalen kast in een hoek. Ik voelde aan de knop, maar de deur zat op slot.
  
  Tibert was hier geweest, had in de kast gekeken en was weer weggegaan. Het was mogelijk dat de gestalte die ik door het raam had zien bewegen Tibert geweest was. Maar wat deed hij hier eigenlijk?
  
  Ik bukte om het slot van de kast wat beter te bekijken toen de knop omdraaide en de deur opensloeg. Ik kreeg een dreun tegen mijn hoofd.
  
  Ik sprong achteruit en trok mijn Luger. Tibert stapte uit de kast.
  
  Toen hij mij zag gingen zijn ogen wijd open.
  
  'Verstop je je altijd in de kast als er iemand aankomt, Paul?' vroeg ik opgelucht.
  
  Tibert keek achterom, in de kast, met een schuldbewust gezicht.
  
  'Ik eh ...'
  
  'Wat zit er in die kast?' vroeg ik. 'Is het iets wat ik weten moet, voor als er iemand vragen gaat stellen?'
  
  Hij zuchtte diep. 'Je weet alles, dan kan ik je net zo goed dit ook laten zien,' zei hij. Hij deed de deur helemaal open en ging de kast weer in. 'Kom maar mee,' zei hij.
  
  Ik stapte ook de kast in en zag hoe hij aan het achterpaneel frommelde, waar een rek met gereedschap hing. Het paneel schoof weg en er werd een trap zichtbaar die naar beneden leidde.
  
  'Een geheime gang, kijk eens aan,' zei ik.
  
  'Doe de buitendeur maar dicht, hij valt vanzelf in het slot,' zei Tibert en begon de trap af te lopen.
  
  Ik deed wat hij vroeg en volgde hem de trap af, tot minstens een meter of zes, zeven onder de vloer van het generatorhuis. Onder aan de trap knipte Tibert een lamp aan in een klein halletje, draaide een code op een nummerslot naast een zware metalen deur en opende die.
  
  'Tijdens de bouw hebben we een soort loopgraaf in het ijs gemaakt en met staalplaat overdekt, en daar hebben we weer sneeuw overheen gedaan. Toen is het generatorhuis erbovenop gebouwd,' zei Tibert.
  
  Hij stapte naar binnen, deed het licht aan en wachtte tot ik ook binnen was.
  
  Het was een groot vertrek dat vroeger als laboratorium in gebruik moest zijn geweest. Nu echter waren alle instrumenten kapot gemaakt, reageerbuizen en glazen gebroken en houders en flesjes met chemicaliën lagen open en stuk op de grond.
  
  Langs een van de muren stonden archiefkasten, die allemaal open stonden. In een van de afvoerbakken lag as. Het was duidelijk dat de archieven, of althans een gedeelte daarvan verbrand waren.
  
  'Heb jij dat gedaan?' vroeg ik en keek naar het slagveld.
  
  'Ik heb het archief verbrand, ja,' zei Tibert.
  
  'En de rest? Heb je ook alles vernield?'
  
  Tibert boog het hoofd. 'Ja,' zei hij. 'Ik moest zorgen dat het leek alsof ze hier ook zo tekeer waren gegaan. Als de anderen dit lab ontdekten moesten ze denken dat hier hetzelfde was gebeurd als boven.'
  
  Ik keek rond en liep naar de archiefkasten.
  
  'Daar zit niets meer in,' zei Tibert.
  
  Ik draaide me om. 'Wat voor werk deden ze hier, Paul?'
  
  'Genetisch onderzoek, net als boven.'
  
  'Waarom deden ze dan zoveel moeite om het lab onvindbaar te maken. Zelfs mijn mensen wisten er niets van.'
  
  Tibert ging op een kruk zitten en stak een sigaret op.
  
  'Dit hier is ongeveer tien jaar terug gebouwd. Ver voor mijn tijd.'
  
  'Alleen dit lab, of de rest boven ook?'
  
  'Allebei,' zei Tibert. 'Het was een civiel project, ik weet niet meer van wie, M.I.T. of Harvard. Dit was het isolatielab. Dat was in de tijd dat er moeilijkheden begonnen te ontstaan over genetisch onderzoek, toen er dingen openbaar werden die opschudding verwekten. Ik heb begrepen dat de marine wel op de hoogte was - officieus - maar dat we een oogje dichtknepen.'
  
  'En wat voor duistere zaken werden er hier bedreven?'
  
  'Voor zover ik weet niets wat het daglicht niet kon verdragen. Dat meen ik, Nick. Ze hebben het lab niet langer dan twee jaar gebruikt en toen werd het gesloten omdat ze het niet meer nodig hadden.'
  
  'Wie heeft het weer geopend en in werking gesteld?'
  
  'Ik,' zei Tibert.
  
  'Vanwege de Russen?' vroeg ik. Ik zag nog een kruk staan en ging tegenover hem zitten.
  
  Hij knikte. 'De inlichtingendienst was erachter gekomen dat ze opeens intensiever werkten aan hun genetische research met .RVB-A-stoffen, en ...'
  
  Ik viel hem in de rede. 'Wat zijn dat?'
  
  Tibert glimlachte, maar zijn ogen bleven grimmig. 'Rapid Varying Bio-Agents, dat wil zeggen snel veranderlijke biogassen,' zei hij. 'Waar het op neerkomt is dat je die stoffen in contact brengt met het menselijk lichaam en dat ze dan razendsnel een dodelijke ziekte teweegbrengen. Het bijzondere van deze stoffen is dat ze snel van functie kunnen veranderen. Zodra de natuurlijke afweerstoffen van het lichaam in het geweer komen begint de substantie een andere lichaamsfunctie aan te tasten.'
  
  'Is er geen serum tegen?'
  
  Tibert haalde de schouders op. 'Daar wordt nog aan gewerkt, dat was wat hier gedaan werd. Zodra er een serum was ontwikkeld tegen één bepaalde functie van dat RVB-A tastte het prompt weer iets anders aan. Die wetenschappers werden er stapelgek van.'
  
  'Er is dus niets tegen te doen.'
  
  'Dat weten we nog niet,' zei Tibert verdedigend. 'We stonden op het punt van een doorbraak. We hadden een soort tegen-RVB-A gevonden dat even snel van functie kon veranderen als de aanvallende RVB-A-soort.'
  
  'En?' vroeg ik. Ik begon een idee te krijgen van wat er hier moest zijn gebeurd.
  
  'Nou, zover was het nog niet helemaal,' zei Tibert. 'Het zag ernaar uit dat het nog een maand zou duren.'
  
  'Dat bedoel ik niet, Paul.'
  
  'Wat dan?'
  
  'Nou, om een serum te ontwikkelen moet je een dosis van het spul in je bezit hebben dat je wilt bestrijden. Zo is het toch?'
  
  'Ja,' zei Tibert en keek me recht aan.
  
  'En een klein beetje van dat spul is in de lucht terecht gekomen. Er is hier een ongeluk gebeurd waardoor iedereen omgekomen is.'
  
  'Nee.'
  
  'Hoe weet je dat zo zeker?'
  
  Hij boog voorover. 'Dat RVB-A dat we gebruikten hadden we speciaal daarvoor licht radioactief gemaakt, zodat we het in geval van een ongeluk snel konden opsporen.'
  
  'Je bedoelt dus dat er in dat geval radioactieve sporen in de lijken zouden zijn aangetroffen?'
  
  'Precies,' zei Tibert, 'maar die waren er niet. En de RVB-A die we hier hadden lag nog op zijn plaats. Ik heb het juist vernietigd.'
  
  'Kan er niet een eenheid tussen gezeten hebben die niet behandeld was?'
  
  'Nee,' zei Tibert. 'Dat is uitgesloten.'
  
  Dan waren er nog maar twee mogelijkheden, dacht ik bij mezelf.
  
  Of Tibert zat te liegen - maar dat dacht ik niet - of we waren nog precies even ver als eerst: De mensen waren omgekomen door iets van buiten het kamp.
  
  'Wat denk jij dat hier gebeurd is, Paul?' vroeg ik,
  
  'Eerst dacht ik ook dat er een ongeluk gebeurd was met de RVB-A. Maar toen er geen radioactieve sporen in de lijken werden gevonden ben ik hierheen gegaan om te verifiëren of er geen eenheden tussen hadden gezeten die niet behandeld waren. Maar dat bleek niet zo te zijn.' Hij wendde de blik af. 'Ze zijn vermoord. Vermoord, door iemand.'
  
  'Door wie? Waarom?'
  
  Tibert werd razend en stoof op. 'Dat is toch duidelijk, Christus nog aan toe. De Russen werken aan RVB-A-materiaal. Ze kwamen erachter dat we het serum bijna ontwikkeld hadden en ze wilden ons tegenhouden. Toen zijn ze hier gekomen en hebben ze iedereen vermoord.'
  
  'Hoe dan?'
  
  'Waarschijnlijk met een RVB-A-gas.'
  
  'En dat laat geen sporen na?'
  
  'Nee, niets,' zei Tibert. 'Maar ik kon niets tegen die commissie ondernemen, niet van hieruit.'
  
  'En nu ben je van plan om Stalnov te vermoorden?'
  
  'Een ongeluk,' zei Tibert.
  
  'In dat geval zullen we nooit zeker weten of het inderdaad de Russen waren,' zei ik.
  
  'Het waren de Russen, heus
  
  Ik onderbrak hem. 'Nee. Luister nu even, Paul. We zijn nu tot hier gevorderd, laat mij het verder overnemen. Als het inderdaad de Russen waren moeten we zekerheid zien te krijgen.'
  
  'Waarom?'
  
  'Om ze tegen te houden,' zei ik.
  
  'Onmogelijk,' zei Tibert kort.
  
  Dat negeerde ik. 'Stalnov is geen wetenschapsman. Hij is hier naartoe gestuurd om het serum te vinden en indien mogelijk mee te nemen. Zijn missie is pas afgelopen als hem dat gelukt is.'
  
  'Wat bereiken we er dan mee als we hem tegenhouden.'
  
  'Dan houden we meer tegen dan alleen Stalnov,' zei ik. 'Maar hij is de sleutel. Eerst moeten we bewijzen dat de Russen inderdaad de bemanning van het lab hebben vermoord. Stalnov kan ons de benodigde informatie verschaffen. Verder moeten we ook zien uit te vinden waar de Russen hun RVB-A maken.'
  
  'Dat laatste weten we al,' zei Tibert. 'Hun lab ligt een mijl of honderdvijftig hiervandaan. Een eindje verder dan onze eigen basis in de Sound.'
  
  'En hebben ze al RVB-A naar de Sovjet-Unie verscheept?'
  
  'Dat weet ik niet, maar ik betwijfel het. Uit wat we weten maak ik op dat ze nog niet verder zijn dan het experimentele stadium. En ik denk niet dat ze het per vliegtuig durven te versturen. Als er iets mis zou gaan kost dat teveel mensenlevens. Als dat openbaar werd overleefden ze het niet.'
  
  'Per schip dan.'
  
  Tibert knikte. 'Maar op het moment kan er geen schip zelfs maar in de buurt komen, in dit seizoen.'
  
  'Onderzeeër?' vroeg ik. 'Kunnen die hier op het ogenblik wel komen?'
  
  Daar moest Tibert even over denken. 'Waarschijnlijk wel, ja.'
  
  'Waar?'
  
  'Hoe bedoel je?'
  
  'Waar zou een onderzeeër kunnen komen om het materiaal op te pikken?'
  
  'Aan de kust, waar ze maar willen ... ' begon Tibert en zweeg toen opeens. 'Nee. Ze zouden de Sound mijden als de pest, de hele Ross-Zee trouwens. Teveel luchtverkeer.'
  
  'Dan zouden ze ten Oosten of ten Westen van McMurdo Sound aan de oppervlakte komen.'
  
  Hij keek me lang aan. 'Waar wil je naartoe?'
  
  'Heb je hier een kaart van McMurdo Sound en de kustlijn in oostelijke en in westelijke richting?'
  
  'Boven, in het administratiegebouw. In het kantoor, aan de muur.'
  
  'Laten we even gaan kijken. Ik heb een idee,' zei ik. Het was nog maar een vermoeden, maar na wat Tibert me verteld had en nu ik zeker wist dat Stalnov geen wetenschapsman was vond ik het toch de moeite waard.
  
  'Vertel eens.'
  
  'Eerst naar de kaart kijken,' zei ik.
  
  Samen liepen we het lab uit, gingen naar boven en stapten door de kast het lawaaiige generatorhuis in. Toen Tibert de deur op slot had gedaan ritsten we onze parka's dicht en gingen naar buiten.
  
  De wind was nog harder dan eerst en het duurde haast twintig minuten voordat we weer in het administratiegebouw stonden. Iedereen was kennelijk al naar bed, want de recreatieruimte en de eetzaal waren verlaten. Ik ging met Tibert naar het kantoor van het hoofd van het research-station. We deden de deur dicht en het licht aan.
  
  Aan de muur achter het bureau hing een grote kaart van het Antarctisch continent en ik liep erheen.
  
  'Heb je een liniaal?' vroeg ik. 'Of iets anders dat recht is en rechte hoeken heeft.'
  
  Tibert rommelde wat in de laden van het bureau en in de kasten. Hij vond een maatlat en gaf me die.
  
  Op de kaart stonden alle vestigingen in de buurt van McMurdo Sound, ook dit research-station.
  
  Ik legde de maatlat op de kaart met een kant op de Sovjet-basis en het andere eind recht gebogen naar de oostkust. De lijn van de Sovjet-basis aan de kust bij de Gletsjer van Mertz kwam binnen vijftig mijl van het research-station.
  
  Tibert kreeg door wat ik aan het doen was en hij schudde het hoofd.
  
  'Veel te ver,' zei hij.
  
  Ik keek hem aan.
  
  'Als ze het materiaal naar een ontmoetingspunt aan de kust willen brengen om het in een onderzeeër te laden, en als ze daarbij een ongeluk hadden gekregen, dan nog zou dit research-station te ver zijn voor het bereik van die gassen.'
  
  'Hoe dichtbij hadden ze moeten komen als dat het geval was?' Tibert haalde de schouders op. 'Dat spul verspreidt zich op een mijl of tien, misschien vijftien. Moeilijk te zeggen - maar niet zó ver als jij dacht.'
  
  Weer keek ik naar de lijn die ik had getrokken op de kaart. Tien a vijftien mijl. Maar de lijn kwam op geen enkel punt dichter dan vijftig mijl bij het lab. Maar toch, dacht ik, kan er niet iets gebeurd zijn waardoor ze tóch dichterbij geweest waren?
  
  'Nee, dit gaat niet op,' zei Tibert. 'Ze hadden, hoe je het ook bekijkt, geen enkele reden om dichterbij te komen dan vijftig mijl.'
  
  'En als ze verdwaald waren?' vroeg ik. Het was een strohalm, dat wist ik best, maar het kon toch.
  
  'Ze hebben allerlei instrumenten om zoiets te voorkomen.'
  
  'Als we het terrein nu eens bekeken vanuit een helikopter?'
  
  'Zelfs al kwam je daar verder mee, in dit weer kun je niet vliegen.'
  
  'Jij moet contact opnemen met de basis en om een kustpatrouille vragen. Als er daar een Russische onderzeeër ligt wil ik dat weten.'
  
  'Goed,' zei Tibert na een korte aarzeling. 'Maar die boodschap gaat dan wel op scramble de lucht in. Als je een gewone boodschap zendt ben je nog verder van huis. En ik stuur 'm in code. Over een uur of eerder. Maar het weerbericht zei dat deze storm wel een paar dagen zou aanhouden. Dus pas over een paar dagen kunnen ze patrouilleren.'
  
  'Doe alles wat in je vermogen ligt, Paul,' zei ik, plotseling doodmoe. 'Ik ga geloof ik een beetje slapen.'
  
  'Ja, doe dat.' Zodra de boodschap de lucht in is ga ik ook naar bed.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Ik lag bijna twee uur in bed, maar ik kon de slaap niet vatten. Ik moest steeds maar denken aan wat Tibert me had verteld. Als de Russen inderdaad dat biogas hadden ontwikkeld dat Tibert beschreef en als ze erin slaagden het de Sovjet-Unie binnen te smokkelen voordat wij een serum tegen het middel hadden gevonden, dan zaten we tot onze nek in de problemen.
  
  Ik kreeg steeds maar weer visioenen van New York City met overal dode mensen in de straten tot ik er genoeg van kreeg, opstond en me aankleedde.
  
  Ik wilde een boodschap naar Hawk sturen om hem te vertellen dat het mogelijk was dat er een Sovjet-onderzeeër in de buurt was en binnenkort de kustwateren zou verlaten met een buitengewoon gevaarlijke lading.
  
  De radio- en weerkamer was vlak bij het kantoor van het hoofd van het research-station. Alle apparatuur stond aan en zoemde zachtjes, maar Tibert was nergens te bekennen. Hij had waarschijnlijk gevraagd om een luchtpatrouille zodra het weer dat mogelijk maakte en was daarna naar bed gegaan. Ik vond het echter wel vreemd dat hij alles aan had laten staan.
  
  Ik liep naar het bedieningspaneel. Op de tafel bij de ontvanger lag een vloeiblad waar met een paperclip een papiertje op zat met een korte boodschap in code. Dat was waarschijnlijk Tiberts boodschap. Maar waarom was hij weggegaan zonder die boodschap op te bergen of te vernietigen? Zoiets liet je toch niet zomaar slingeren? Vreemd.
  
  Ik zette de ontvanger wat harder, maar er kwam alleen ruis door. Alles scheen goed te werken, het was alleen verschrikkelijk rustig op de radio. Ik krabde het raam schoon en probeerde iets te zien buiten, in de buurt van de antenne. De storm loeide nog op volle kracht, overal wervelden wolken sneeuw en ik kon niets zien.
  
  Misschien was er iets niet in orde met de antenne en was Tibert naar buiten gegaan om te kijken. Maar ik bleef het vreemd vinden. Het zat me niet lekker.
  
  Ik maakte Tiberts papiertje los en stak het in mijn zak. Daarna ging ik in de recreatiezaal en in de eetzaal kijken. Niemand. In het pathologisch lab was ook geen levende ziel, iedereen scheen te slapen.
  
  In het woongedeelte was niemand op de gang. Ik drukte mijn oor tegen de kamerdeur van Tibert en klopte zachtjes aan. Er kwam geen antwoord en ik deed de deur open.
  
  Tibert was niet op zijn kamer en zijn bed was onbeslapen. Zijn parka was ook weg.
  
  Ik ging mijn eigen parka halen en trok hem onder het lopen aan terwijl ik door de gang naar de recreatiezaal en naar buiten liep.
  
  De wind gilde - minstens vijftig tot zestig mijl per uur - de sneeuw wervelde zo dicht om je heen dat het al mooi was als je een halve meter voor je uit kon zien.
  
  Buiten tastte ik rond in de sneeuw tot ik de lijn gevonden had die van het generatorhuis naar de antenne liep.
  
  Dit was krankzinnig. Zelfs al deed de antenne het niet, dan nog begreep ik niet hoe Tibert voorstelde dat hij er in dit weer iets aan kon doen, of zelfs maar zien wat er aan de hand was. Ik hield het touw stevig vast en stapte de sneeuwwolken in. Een windstoot blies me bijna om en het scheelde weinig of ik had de lijn losgelaten. Met het hoofd tussen de schouders kroop ik op handen en knieën langs de lijn. Mijn wereld bestond op dat moment alleen nog uit wind, sneeuw, een lijn en die ongelooflijke kou die zelfs door mijn poolkleding heendrong.
  
  Ik deed er minstens een half uur over om de honderd meter af te leggen en ik had nog steeds geen idee waar ik was toen ik opeens met mijn hoofd tegen het generatorhuis aanbotste en opkeek. Voorzichtig stond ik op, liet het touw los, worstelde naar de deur met één hand aan de muur. Ik deed de deur open en ging naar binnen.
  
  De generator liep nog steeds, maar er lag geen verse sneeuw op de grond. Tibert was hier na ons gezamenlijke bezoek niet meer geweest. Ik bleef een paar minuten in het verwarmde gebouw staan, ging toen weer naar buiten.
  
  De naald van de antenne stond, een nieter of twintig hoog, even om de hoek van het generatorhuis. Ik volgde de muur en toen ik de hoek om was stond ik opeens weer in de storm. Ik werd weer bijna omvergegooid, maar dit keer vond ik snel mijn balans weer terug en baggerde diep gebogen verder met het gebouwtje als richtlijn.
  
  Tien meter verderop was ik eindelijk bij de radiotoren. Ik keek omhoog. Er was nergens licht. Eerst dacht ik dat ik de rode lichten door de storm niet kon zien, maar toen begreep ik dat er iets fout was. Heel erg fout.
  
  Ik greep één van de tuilijnen van de antenne en begon omhoog te klimmen. Minder dan twee meter verder, voordat ik het dak van het generatorhuis kon zien, eindigde de toren in vier verwrongen stalen stompjes. De toren lag plat.
  
  Snel klom ik weer neer beneden, liet me op handen en knieën vallen en kroop terug. Een paar meter verderop lag een stuk van de radiotoren.
  
  Ik volgde de verwrongen stalen buizen tot ik bij een stel stalen draden kwam die helemaal in elkaar gedraaid zaten. Zittend in de sneeuw haalde ik ze naar me toe tot ik het uiteinde in mijn handen hield.
  
  Ik haalde mijn staaflantaarn te voorschijn en in het zwakke licht bekeek ik de uiteinden. Ze waren doorgesneden. Ze waren niet rafelig en gedraaid. Ze waren recht, keurig afgesneden. Ik keek op. Iemand was hier geweest en had die tuilijnen doorgesneden. Iemand die niet wilde dat wij in verbinding traden met McMurdo Sound.
  
  Ik stak mijn lantaarn weer bij me, haalde mijn Luger uit mijn zak, laadde moeizaam door met mijn dikke handschoenen en schuifelde toen zo goed en zo kwaad als het ging weer verder. Het lijk van Tibert lag in elkaar gerold onder een stuk van de radiotoren. Zijn gezicht was zwaar verminkt en overal in de sneeuw lag bevroren bloed.
  
  Hij was kennelijk naar boven geklommen en toen hij boven was had iemand beneden de tuilijnen doorgesneden, zodat hij doodviel. Ik vervloekte mezelf dat ik niet zo slim was geweest om te controleren of iedereen op zijn kamer was voordat ik hierheen kwam. Dit kon niet veel langer dan een uur geleden zijn gebeurd - zodat degene die het gedaan had ruimschoots de tijd had gehad
  
  om naar zijn kamer te gaan voordat ik hier aankwam. Het stuk antenne dat Tibert op zijn plaats vastnagelde lag helemaal begraven in de sneeuw, en het was te zwaar voor mij. Tibert zou hier moeten blijven liggen tot de storm voorbij was en ik hulp kon halen.
  
  Ik begon terug te kruipen langs de gevallen antenne naar het generatorhuis toen er buiten, een stuk verderop, opeens een motor startte. Ik stond stil. Een ogenblik later hoorde ik nog een motor starten. Twee stel koplampen gingen aan.
  
  Motorsleden. Er waren mensen en ze hadden motorsleden. De motoren draaiden warm terwijl ik mijn Luger in de aanslag bracht en snel twee schoten afvuurde juist boven het ene stel koplampen. De machine leek even op me af te komen, toen sloeg de motor af. De koplampen bleven branden.
  
  De tweede machine kwam snel op me af toen ik weer twee schoten afvuurde.
  
  Eén schot ketste jankend af op een stuk metaal van de radiotoren. Iets heets schoot langs mijn zij en sloeg me even uit balans. Tegen de tijd dat ik weer overeind stond hadden de sleden zich in beweging gezet, waren ze gedraaid en reden ze razendsnel weg. Het geraas van de motoren stierf snel weg in de storm. Ik schoot nog vier keer in de richting waarheen ik dacht dat ze reden en stak mijn wapen weer weg.
  
  Het was dus niet Stalnov geweest, maar uit wat Tibert me verteld had maakte ik op dat het wel mensen waren van de Sovjet-basis. Die bewegingen die onze piloot de dag tevoren had gemeend te zien waren waarschijnlijk deze mensen geweest.
  
  Ik zwoegde moeizaam terug naar de toren en toen weer naar het generatorhuis waar de hoofdlijn vastzat.
  
  Ik rilde helemaal van de bijtende kou, mijn linkerzij deed pijn waar de kogel langs mijn ribben geschampt was. Ik pakte het touw weer op en ging terug naar het administratiegebouw.
  
  Het was nog harder gaan waaien terwijl ik buiten was en doordat ik ook nog gewond was viel het allemaal bitter tegen.
  
  Twee keer struikelde ik en viel languit in de sneeuw, maar toen ik de tweede keer overeind wilde komen kon ik het touw niet meer vinden. Het stond ook niet meer gespannen toen ik het weer vond. Ik trok er hard aan en merkte dat het toch nog vastzat aan het generatorhuis.
  
  Aan de andere kant echter zat het los. Dat betekende dat het of gewoon losgeraakt was, of dat iemand het had losgesneden.
  
  De kou maakte het bijna onmogelijk om normaal te denken, en ik bleef een paar seconden versuft staan met het losse touw in mijn handen.
  
  Toen liep ik verder en trok het touw zo strak mogelijk aan. Tenzij het touw aan de andere kant erg ver van het gebouw was weggewaaid zou ik het nog steeds tot het eind kunnen volgen en dan gewoon heen en weer lopen met het strakgetrokken touw in mijn hand en dan zou ik vroeg of laat het gebouw wel tegenkomen. Na tien minuten was ik bij het punt waar het touw was losgesneden. Ik trok het strak. Ik probeerde door de sneeuw heen in het donker iets van licht te onderscheiden, maar ik zag niets. Het pad was compleet ondergesneeuwd en de sneeuw was zo hoog dat ik er telkens tot mijn heupen in wegzakte. Ik begon te beseffen dat ik geen idee had waar ik was.
  
  Als ik het touw losliet zou ik het gebouw vast niet vinden, en in dit weer kon je het zoeken ook niet erg lang volhouden.
  
  Ik draaide me om, ik moest maar weer terug naar het generatorhuis langs het touw. Daar zat ik tenminste warm en beschut - het was er wel niet erg gezellig of comfortabel, maar ik zou tenminste niet doodvriezen.
  
  Ik deed twee stappen terug en op dat moment werd het touw plotseling slap in mijn hand. Ik stond stil. Die mensen, wie het ook mochten zijn, die in de motorsleden waren weggereden, waren kennelijk teruggekomen om het touw bij het generatorhuis door te snijden. Ze waren daar dus nog. Ze hadden zich waarschijnlijk ergens geïnstalleerd op een punt waar we ze in dit weer nèt niet konden zien.
  
  Als ik niet snel naar het administratiegebouw terugging om de anderen te waarschuwen zouden ze daar compleet weerloos worden overvallen. Onze belagers zouden op hun dooie gemak iedereen stuk voor stuk kunnen afmaken.
  
  Ik draaide me weer om in de richting waar ik dacht dat het administratiegebouw lag, liet het touw los en baggerde verder, stapje voor stapje, telkens stilstaand om te kijken of ik al ergens licht zag. Maar ik zag niets behalve de wervelende sneeuwwolken.
  
  Ik heb geen idee hoelang ik daar buiten heb rondgezworven, maar op een zeker ogenblik dacht ik dat ik een lichtje zag. Heel vaag, links. Ik draaide me dus om.
  
  Een paar moeilijke stappen verder zag ik het echter nergens meer en ik begon me af te vragen of ik het me misschien verbeeld had.
  
  Maar nee, daar was het weer, een zacht roze gloed, en ik liep er zo snel mogelijk heen.
  
  Het was inderdaad een lichtje. Het scheen door een raampje en een paar minuten later was ik bij het gebouw, dat haast onzichtbaar was in dit weer.
  
  Ik kon maar net bij het raampje komen. Ik was totaal uitgeput en ik dacht niet dat ik het buiten nog erg veel langer had kunnen uithouden.
  
  Ik stak mijn hand uit en tikte op het bevroren raam. Meteen verscheen er een gestalte aan de andere kant. Ik tikte weer en keek toe hoe iemand een gaatje in het ijs probeerde te maken om me te kunnen zien. Een ogenblik keken we elkaar in de ogen, toen leek het raam weg te glijden. Mijn benen begaven het en ik zakte in de sneeuw.
  
  Ik bedacht nog dat als de persoon aan de andere kant Stalnov was,.hij zeker niet naar buiten zou komen om te helpen. Hij zou eerder de buitendeur op slot doen en dan kon ik het verder wel vergeten.
  
  Maar een paar minuten later - het leken wel uren - probeerde iemand me op te helpen. Het was Dr. De Hoorn.
  
  'U bent te zwaar zo,' riep ze over het geloei van de wind heen.
  
  'U moet meewerken.'
  
  Ik knikte en slaagde erin overeind te komen. Met mijn arm om haar schouders strompelden we het gebouw langs en naar binnen.
  
  Eenmaal binnen stonden we even stil om op adem te komen, waarop De Hoorn me naar haar kamer bracht, waar ze me op de rand van haar bed liet zitten.
  
  Ze deed haar parka uit, gooide die op het bed en maakte toen ook de mijne los.
  
  'Wat deed u daarbuiten ...' begon ze, maar toen zag ze het bloed dat uit mijn zij sijpelde. 'Jezus,' vloekte ze en ging haar eerste hulpkistje pakken.
  
  Ze maakte mijn hemd los en hielp me het uit te trekken, knipte toen met een schaar mijn thermisch ondergoed los en hielp me daar ook uit.
  
  'Dat is een kogelwond,' zei ze.
  
  Ik keek. Ik zag overal lichtblauw van de kou, behalve rond de wond, waar een felrode striem liep op de plaats waar de kogel langs mijn ribben geschampt had.
  
  'Denkt u dat ik dit nog overleef?' zei ik moeilijk. Praten viel niet mee.
  
  'Wie heeft dat gedaan?' snauwde ze. Ze pakte een grote fles ontsmettingsmiddel uit het kistje en maakte een prop watten nat. 'Dit prikt,' zei ze.
  
  Ik klemde mijn tanden op elkaar terwijl zij de wond ontsmette. Mijn maag begon samen te trekken van de pijn en het leek wel alsof de hele kamer draaide.
  
  Toen ze klaar was deed ze er een ontsmettende crème op en verbond de wond.
  
  'U bent er nog goed afgekomen,' zei ze. 'Uw ribben' zijn niet gebroken, hoewel er één waarschijnlijk gekneusd is.' Ik keek haar aan terwijl ze een stethoscoop pakte en mijn hart beluisterde. Het licht scheen zwakker te worden en ik was door en door koud, nog kouder dan toen ik buiten was geweest.
  
  'Hypothermie,' zei ze binnensmonds en legde de stethoscoop opzij. Ze pakte me bij mijn armen en trok me overeind en terwijl ze me met één hand steunde trok ze met de andere de dekens van het bed los. Daarna kon ik weer gaan zitten.
  
  Voorzichtig legde ze me op mijn rug en trok mijn laarzen en sokken uit.
  
  Ik voelde me net een klein kind dat door zijn moeder uitgekleed wordt, maar ik was zo koud en suf dat ik het me allemaal alleen maar passief kon laten welgevallen.
  
  Ze begon vervolgens zelf haar kleren uit te trekken en een paar seconden later stond ze daar naakt, de tepels van haar grote borsten hard - ze was een mooie vrouw, stevig en goed geproportioneerd.
  
  'In de tweede wereldoorlog hebben we één goed ding geleerd van die nazi-dokters, namelijk hoe je hypothermie moet behandelen,' zei ze terwijl ze bij me in bed kroop en de dekens over ons heen trok.
  
  Voorzichtig pakte ze me vast en sloeg haar benen om de mijne heen. Haar huid voelde gloeiend aan, het deed bijna pijn toen ze
  
  met haar handen mijn rug wreef en met haar lichaam tegen me aan schurkte.
  
  Bijna meteen voelde ik een allesoverheersende behoefte om met haar te vrijen, maar ik probeerde me los te maken.
  
  'Nee,' zei ze zachtjes. 'Het is goed. Heel natuurlijk. En je wordt er warm van.'
  
  Ze wentelde zich op haar rug, trok me over zich heen en spreidde haar benen. Ze leidde me naar binnen en we vrijden voorzichtig en langzaam. Mijn hart bonkte zo hard dat ik het horen kon en er begon zich een heerlijk warm gevoel door me heen te verspreiden.
  
  'Heerlijk, Nicholas,' fluisterde ze in mijn oor. 'Dit is verrukkelijk.' Ze hijgde.
  
  Toen we klaar waren was ik niet in staat om zelfstandig van haar af te rollen en ze moest me helpen. Maar ik was wel warm geworden.
  
  Ze gleed uit bed en dekte me toe. 'Je zult nu wel kunnen slapen,' zei ze.
  
  Ik keek naar haar en alles was mistig voor mijn ogen.
  
  'Tibert is dood,' mompelde ik, maar ik geloof niet dat ze het hoorde.
  
  'Rustig maar, Nicholas,' zei ze. 'Je moet slapen. Ik excuseer je wel bij de anderen, maar je moet nu echt slapen.'
  
  Ik probeerde overeind te komen, maar dat lukte niet en de kamer werd langzaamaan volkomen donker. Ik dreef weg in een warme droomloze slaap.
  
  
  
  Ik werd wakker met het geluid van de loeiende storm in mijn oren. Een paar verwarde seconden lang dacht ik dat ik nog buiten was met het slappe touw in mijn hand.
  
  Maar toen herinnerde ik me opeens wat er sindsdien gebeurd was en ik kwam overeind. Ik voelde een scherpe stekende pijn in mijn zij.
  
  Mijn horloge wees een paar minuten over twaalf, en hoewel ik het weer koud begon te krijgen en ik veel pijn had, voelde ik me toch een stuk beter dan de avond tevoren, toen Elsie de Hoorn me geholpen had.
  
  Ik duwde de dekens weg en wilde juist uit bed komen toen de deur openging en zij binnenkwam met een bezorgde uitdrukking op haar gezicht.
  
  Ze sloot de deur, kwam naar me toe, voelde mijn pols en nam mijn temperatuur op.
  
  'Je bent al een stuk beter,' zei ze langzaam. 'Hoe voel je je?'
  
  'Ik leef, zo voel ik me ook,' zei ik en keek haar aan. 'Hebben we gisteravond nou gevrijd of heb ik dat gedroomd?'
  
  Een klein glimlachje verscheen op haar gezicht en was meteen weer weg. 'Commandant Tibert wordt vermist,' zei ze. 'Iedereen wil met een ploeg naar buiten om jullie te zoeken.'
  
  'Heb je ze verteld dat ik hier was?'
  
  'Nee, natuurlijk niet,' zei ze kortaf. 'Wat is er gisteravond nou allemaal gebeurd? Wie heeft er op je geschoten en waar is commandant Tibert?'
  
  'Zou je voor me naar mijn kamer willen gaan om schone kleren te halen terwijl ik een douche neem? Dan zal ik alles vertellen.'
  
  Ze knikte, draaide zich om en liep de kamer uit terwijl ik me waste.
  
  Een paar minuten later kwam ze terug met mijn kleren. Ik kleedde me snel aan en maakte mijn wapens op diverse plaatsen vast terwijl zij toekeek.
  
  Toen ik klaar was stak ik een sigaret op en inhaleerde diep. 'Roken is heel slecht,' zei ze automatisch.
  
  'Commandant Tibert is dood,' zei ik plompverloren en Elsie hapte naar adem.
  
  'Grote God,' zei ze. 'Wat gebeurt er hier allemaal?'
  
  Ik vroeg me even af of ik er wel verstandig aan deed haar alles te vertellen, maar vond toen dat ik haar behoorde te waarschuwen.
  
  'Gisteravond deed de radio het niet. Tibert ging naar buiten om naar de antenne te kijken. Toen hij erin geklommen was, bijna boven was, viel de antenne om en hij is doodgevallen.'
  
  'Was het een ongeluk?' vroeg ze.
  
  Ik schudde het hoofd. 'De antenne was expres onklaar gemaakt om hem naar buiten te lokken en toen hij boven was heeft iemand de tuilijnen doorgesneden zodat de hele zaak omviel.'
  
  'Wie heeft er op je geschoten?'
  
  'Dat weet ik niet zeker,' zei ik en legde uit wat er gisteravond gebeurd was.
  
  Ze luisterde grimmig zwijgend en toen ik klaar was met mijn
  
  verhaal zag ze wat witjes.
  
  'Heb je nog een sigaret?'
  
  Ik stak hem voor haar aan en ze rookte met trillende handen. 'We weten natuurlijk nog steeds niet wie het heeft gedaan en waarom. Denk je dat het de Russen waren?'
  
  'Mogelijk,' zei ik. 'Stalnov is geen wetenschapper. Hij is waarschijnlijk van de KGB.'
  
  Ze knikte. 'Waarom zouden ze jou en commandant Tibert uit de weg willen ruimen?'
  
  'Misschien willen ze ons allemaal wel uit de weg ruimen, Elsie,' zei ik zacht.
  
  De hand met de sigaret trilde zó dat ze hem bijna liet vallen. 'Waarom? In 's hemelsnaam, waarom?'
  
  Ik vertelde haar van het geheime laboratorium onder de generator en wat Tibert me had verteld over het Rapid Varying Bio-Agentgas.
  
  'Dat verklaart nog steeds niet hoe die mensen gestorven zijn. Als commandant Tibert de waarheid vertelde en dat materiaal inderdaad licht radioactief was gemaakt, dan zouden we dat hebben gemerkt bij de sectie. En we hebben niets aangetroffen.'
  
  'Dat weet ik,' zei ik. 'Dat betekent dus dat die mensen zijn afgemaakt omdat het onderzoek dat ze deden afgekapt moest worden, of dat er een ongeluk gebeurd is.'
  
  'Een serum kan niet dodelijk werken.'
  
  'Dat weet ik ook, ja,' zei ik. 'Ik geloof dat ze zijn omgekomen door Russische RVB-A. Dat spul moet hier opzettelijk zijn vrijgelaten of er was sprake van een ongeluk.'
  
  'De Russen?'
  
  'De Russen,' zei ik.
  
  Elsie wendde de blik even af. 'Dus het is de taak van Stalnov in de commissie om het ongeluk of de moord onder het tapijt te vegen.'
  
  'Precies,' zei ik.
  
  'Maar waarom moest commandant Tibert dan dood?' vroeg ze. 'Dat slaat toch nergens op. Het bewijst alleen maar jouw theorie.'
  
  'Ik had commandant Tibert gevraagd om een radioboodschap uit te zenden naar de basis in McMurdo Sound en een luchtpatrouille te vragen.' Ik legde uit waarom ik dacht dat de Sovjets dat RVB-A naar de kust wilden brengen om het daar in een onderzeeër te laden. Daar dacht ze even over na. 'Afgezien van die kogelwond die je hebt opgelopen lijkt het hele verhaal wel een waanvoorstelling van iemand met vervolgingswaanzin. Maar in deze omstandigheden zou het weleens kunnen kloppen.'
  
  'Nou, bedankt, dokter,' zei ik.
  
  'Wat kan ik doen, Nicholas?' vroeg ze. 'Ik wil graag helpen, als ik iets kan doen ... '
  
  'Begin maar met niemand iets te vertellen,' zei ik. 'Je hebt me na gisteravond in de eetzaal niet meer gezien. En wat de anderen ook zeggen of doen, je hebt me niet meer gezien. Goed?'
  
  'Goed,' zei ze na een korte aarzeling.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Hoewel het dag was kon je haast niets zien in de opwaaiende sneeuw. De storm was die nacht nog verhevigd en ik kroop op handen en knieën rond de hoge grillig gevormde sneeuwophopingen van de oostelijke vleugel naar de voorkant van het administratiegebouw. Ik vroeg me toch onwillekeurig af hoe de moordenaars van Tibert het nu hadden in hun kamp.
  
  Als het zo bleef, dacht ik, bestond er een grote kans dat ze het niet zouden overleven.
  
  Ik deed er haast een uur over om de minder dan vijftig meter van de achterkant van het gebouw naar de hoofdingang af te leggen en daar moest ik me door een enorme hoop sneeuw heen graven om de deur te kunnen bereiken.
  
  Als ik Stalnov wilde verrassen moest Elsie de Hoorn haar rol goed spelen. De Rus had al eerder bewezen dat hij een goede speurneus was. En Elsie's reactie zou hem zeker opvallen als ze geen goed actrice zou blijken te zijn.
  
  De deur was dichtgevroren en ik was minutenlang bezig om hem open te wrikken en de hal binnen te komen. Toen ik de buitendeur weer dicht had opende ik de binnendeur.
  
  Iedereen zat in de recreatiezaal. Kurt Abel, de West-Duitsers, hield een .45 automatic in zijn trillende hand. Toen ik mijn capuchon terugsloeg zagen ze allemaal dat ik het was en hij liet het wapen zakken.
  
  'Mein Gott,' zei hij zacht.
  
  'Nicholas!' riep Lana uit. Ze deed een paar passen naar me toe en stond toen stil.
  
  'Waar bent u geweest?' vroeg Abel. 'We hebben vanochtend overal gezocht.'
  
  'Ik heb de nacht in het generatorhuis doorgebracht,' zei ik.
  
  Ik hield Stalnov scherp in de gaten, maar hij vertrok geen spier.
  
  'Waarom?' vroeg Lana. 'Wat was er dan?'
  
  'Laten we eerst naar de eetzaal gaan. Wat hete koffie kan ik wel gebruiken, en ik wil ook iets eten.'
  
  We gingen allemaal de eetzaal in, waar Lana en Elsie me koffie brachten en wat eieren met spek, die ze al klaar hadden staan. Iedereen ging aan de lange tafel zitten en keek toe terwijl ik at. Lana en Abel waren het meest geagiteerd van allemaal.
  
  Als Stalnov wist wat er vannacht gebeurd was liet hij dat beslist niet merken.
  
  Toen ik klaar was stak ik een sigaret op. Ze zaten allemaal gespannen te wachten op wat ik vertellen zou.
  
  'Commandant Tibert is dood,' zei ik.
  
  Stalnov maakte een even geschokte indruk als de anderen. Hij leunde naar voren en zei: 'Ik vind dat u nu maar eens moest onthullen wat er hier aan de hand is, kapitein Carter.'
  
  'Hij probeerde gisteravond een rapport door te seinen naar onze basis, maar er scheen iets met de antenne aan de hand te zijn,' zei ik. 'Hij ging naar buiten om te kijken en toen hij niet terug kwam ben ik hem gaan zoeken.'
  
  'Wat is er met hem gebeurd?' vroeg Lana. Haar gezicht stond angstig.
  
  'Het was een ongeluk,' zei ik. 'Hij klom in de antenne en door de storm - tenminste, dat denk ik - braken de tuilijnen. De antenne viel om en brak en daardoor is hij doodgevallen.'
  
  'God,' zei Elsie de Hoorn en bracht een hand naar haar mond. Ze deed het schitterend.
  
  'Maar waarom ben je niet meteen teruggekomen?' wilde Lana weten.
  
  'De storm was te erg en ik was bang dat ik zou verdwalen.'
  
  'Er zal toch wel een touw tussen de gebouwen lopen?' zei Stalnov.
  
  'Ik heb het niet kunnen vinden,' zei ik. 'Het ligt waarschijnlijk diep onder de sneeuw.'
  
  'We moeten een radioboodschap uitzenden, om hulp vragen,' zei Lana.
  
  'De antenne is afgebroken, Dr. Edwards,' zei Stalnov.
  
  'Ik wil straks één van de helikopters uitgraven en van hun radio gebruik maken,' zei ik. 'Maar ik wil niet om hulp vragen. We hebben niemand nodig. We zijn hier gekomen om een bepaalde taak te verrichten en dat kunnen we zó ook wel.'
  
  Lana wilde iets tegenwerpen, maar ik weerhield haar met een gebaar.
  
  'Dr. De Hoorn, hebt u iets kunnen ontdekken bij de sectie op de lijken - of iemand anders misschien?'
  
  'Nog niet,' zei ze.
  
  Dr. Straub, die zich bij het pathologisch team had aangesloten, nam zijn pijp uit zijn mond. 'Ik heb een stuk of tien kweekjes van weefselmonsters gemaakt,' zei hij. 'Over een paar uur heb ik wel een uitslag voor u.'
  
  'En weten we dan waar die mensen aan gestorven zijn?' vroeg ik.
  
  Nu verscheen er voor het eerst een bezorgde trek op het gezicht van Stalnov, maar Straub schudde het hoofd.
  
  'Dat wil ik niet beweren, kapitein. Ik zei dat ik een uitslag verwacht, niet dat ik dan alles weet wat we weten willen.'
  
  'Ik begrijp het,' zei ik na een korte stilte. Toen keek ik op. 'Ondertussen wil ik u allemaal vragen niet naar buiten te gaan, om welke reden dan ook. Het stormt verschrikkelijk. Ik wil verdere ongelukken het liefst vermijden.'
  
  'We zijn trouwens klaar in deze vleugel,' zei Abel. 'We gaan nu met de laboratoria beginnen. Tenzij u liever wilt dat we u helpen met het uitgraven van die helikopter.'
  
  'Nee, dank u, dat red ik wel,' zei ik."'U kunt zich nuttiger maken in het laboratorium.' Ik stond op. 'Ik wil weten wat de doodsoorzaak van die mensen was, en waar die vandaan kwam.' Stalnov kwam nu ook overeind. 'Wat wilt u daarmee zeggen?'
  
  'Dat de substantie die deze mensen noodlottig werd, niet uit dit research-station afkomstig was,' zei ik.
  
  'Wat zeg je, Nick, wat bedoel je?' vroeg Lana.
  
  'Dat er hier niets was waar aan je dood kunt gaan, althans niet op deze schaal en op deze manier,' antwoordde ik.
  
  'Dat kunnen we pas met zekerheid zeggen als we alle proeven hebben gedaan,' zei Straub kortaf. Hij stond ook op en liep naar de deur. Daar draaide hij zich om. 'Eén ding is zeker,' zei hij. 'Als we hier blijven zitten koffie drinken en praten komen we nooit ergens.'
  
  Niemand gaf antwoord en hij ging verder:
  
  'Ik heb bewondering voor uw loyaliteit ten aanzien van uw regering, kapitein Carter, maar vergeet niet dat dit een internationale commissie is. En het is onze taak een onpartijdig onderzoek in te stellen naar de doodsoorzaak van deze mensen, zodat we een herhaling van het incident kunnen voorkomen. Ik ben van plan om me nu weer aan die taak te gaan wijden.'
  
  Hij verliet de eetzaal en even later volgden de anderen zijn voorbeeld, behalve Lana.
  
  Toen we alleen waren schonk ze me nog een kop koffie in en kwam tegenover me zitten met een vastberaden uitdrukking op haar gezicht.
  
  'Wat is er gisteravond nu werkelijk gebeurd?' vroeg ze zacht. Op Elsie de Hoorn na was Lana de enige die ik hier vertrouwde.
  
  En hoewel ik het liever niet deed vond ik toch dat ik haar moest waarschuwen.
  
  'Tibert is vermoord,' zei ik.
  
  Lana werd asgrauw. 'Hoe?'
  
  Ik vertelde haar de ware toedracht van de zaak, ook het schot en de doorgesneden verbindingslijn tussen de gebouwen.
  
  'Dan moet je om hulp vragen,' zei ze.
  
  'Dat ga ik ook doen,' zei ik. 'Maar ondertussen moet je zorgen dat je een wapen bij je hebt, voor het geval dat ze het ook op jullie hebben voorzien.'
  
  'Wie weten hier nog meer van?'
  
  'Dokter De Hoorn,' zei ik.
  
  'Het waren de Russen, hè? En Stalnov is hier om ze te dekken.' Ik knikte en pakte haar hand. 'Je moet zorgen dat je het hoofd er goed bij houdt, Lana. Als Stalnov vermoedt dat je iets weet zal hij niet aarzelen zich van je te ontdoen.'
  
  'Ik weet niet... ' begon ze, maar ze maakte haar zin niet af.
  
  'Je moet me helpen. Houd het nog even vol.'
  
  'Waarom zetje hem niet gewoon vast?'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Dan zouden we er nooit achter komen wat er hier precies gebeurd is. En trouwens, zijn handlangers houden de boel scherp in de gaten daarbuiten.'
  
  Ik legde haar in het kort uit wat Tibert me had verteld over de Sovjet-research naar RVB-A en ons eigen onderzoek naar een serum tegen die middelen.
  
  'Het is dus toch waar,' zei ze en staarde even voor zich uit. 'Ik heb
  
  wel gehoord dat die mogelijkheid bestond, maar ik wist niet dat de zaken al in dit stadium waren.'
  
  'Kennelijk wel, dus.'
  
  'Maar waarom, Nick? Waarom zouden de Russen die mensen dood willen hebben? Ze moeten hebben geweten dat er dan een onderzoek zou worden ingesteld.'
  
  'Ik geloof niet dat ze het opzettelijk hebben gedaan,' zei ik.
  
  'Ik denk eerder dat ze dat materiaal overbrachten naar een bepaald punt waar het in een onderzeeër kon worden overgeladen en dat er onderweg een ongeluk is gebeurd.'
  
  'In dat geval zijn ze dat spul waarschijnlijk nu aan het zoeken,' zei ze.
  
  'Dat klopt. En Stalnov moest mee om te zorgen dat we niet uit onszelf op die mogelijkheid zouden komen.'
  
  'Als hij dit wist zou hij ons vermoorden.'
  
  'Precies.'
  
  Daar moest ze even diep over denken. Langzaam maar zeker begon de draagwijdte van onze situatie hier tot haar door te dringen.
  
  Toen ze me eindelijk weer aankeek stond haar gezicht rustiger en vastberadener.
  
  'Wat wil je dat ik nu ga doen?'
  
  'Zorg dat je een wapen krijgt en ga dan verder met je werk alsof er niets aan de hand was. Ik ga één van die helikopters uitgraven en verzend nog vanmorgen een boodschap naar McMurdo Sound. Als ze daar inderdaad een onderzeeër hebben mogen we het niet laten gebeuren dat ze dat spul inderdaad vinden en verschepen. Als ze het naar Moskou overbrengen hebben de Sovjets een potentieel wapen in handen waar wij niets tegen kunnen ondernemen - tenminste, nu nog niet.'
  
  'Dan zou er oorlog komen.'
  
  'Vrijwel direct,' zei ik.
  
  We stonden op en liepen samen naar de deur.
  
  'Ik ben bang, Nick,' zei ze.
  
  'Zorg dat je Stalnov niet voor de voeten loopt,' zei ik en kuste haar. 'Dan komen we er wel uit.'
  
  Ze glimlachte tegen me, knikte en liep de gang op. We zaten in een vrijwel onmogelijke positie met Stalnov in ons midden en zijn mensen buiten, praktisch voor de deur. Maar als ik dat tegen haar gezegd had waren we niets opgeschoten.
  
  Snel stak ik de recreatiezaal door en liep naar de westelijke vleugel, waar de inhoud van het magazijn dat nu als pathologisch lab in gebruik was, tijdelijk was opgeslagen.
  
  Na tien minuten zoeken door de onoverzichtelijke bende vond ik eindelijk een schep en een rol touw, die ik meenam naar de hoofdingang.
  
  Voordat ik naar buiten ging zette ik een vers magazijn in de Luger en stak het wapen in de zak van mijn parka. Toen pakte ik de schep en het touw en stapte naar buiten, in de loeiende storm.
  
  De wind was nog toegenomen en het was praktisch onmogelijk om overeind te blijven en vooruit te komen. Ik legde de schep neer en slaagde erin het uiteinde van het touw aan de deurkruk vast te binden. Het andere einde bond ik om mijn middel.
  
  Ik controleerde of er geen knopen in het touw zaten, pakte de schep op en kroop in de richting waar ik meende dat de helikopters onder de sneeuw begraven stonden. Ik hoopte dat ik ze zou kunnen vinden, dat de schroef misschien nog boven de sneeuw uit stak of dat de sneeuw op de plek waar ze stonden, hoger zou liggen.
  
  Bijna een uur later stond het touw helemaal strak en had ik nog steeds niets gevonden. Ik was minstens zestig tot zeventig meter van het hoofdgebouw verwijderd en ik wist vrij zeker dat de helikopters niet verder weg konden staan. Ik had ze dus gemist.
  
  Ik hield het touw strak en begon naar links te kruipen. In de sneeuwstorm was het gaan haast onmogelijk geworden.
  
  Op een bepaald punt bleef ik even stil staan om te luisteren;
  
  Ik dacht dat ik het lage gesnor van de motor van een snowcat had gehoord, maar ik hoorde niets meer en tien minuten later vroeg ik me af of ik het me misschien verbeeld had, of het niet de wind geweest kon zijn.
  
  De kou drong door merg en been en mijn zij voelde nat aan - mijn wond was opengegaan en bloedde.
  
  Ik kon hier niet veel langer blijven. Als ik te lang uitrustte zou ik zeker doodvriezen.
  
  Het touw was ergens aan blijven hangen en ik moest even stoppen om het los te krijgen. Maar na een paar minuten had ik het nog steeds niet los en ik begon terug te kruipen om het obstakel op te sporen.
  
  Tien minuten later stuitte ik op iets hards en ik onderzocht wat het was. Het bleek de schroef van een helikopter te zijn.
  
  Het touw zat vast aan het blad.
  
  Ik maakte het los en groef met de schep de schroef uit. Daarna begon ik in de sneeuw te spitten.
  
  Een paar minuten later zweette ik als een otter, maar ik had het zijportier vrij gegraven, zodat ik redelijk beschut stond.
  
  Er woei telkens sneeuw in de kuil. Als ik niet opschoot sneeuwde ik nog in. Eindelijk vond ik de kruk de deur ging moeizaam open -ik kon naar binnen goddank. Een vracht sneeuw stortte de helikopter in.
  
  Ik kroop naar binnen. Eindelijk uit de wind. Ik maakte het touw rond mijn middel los en kroop naar de plaats van de piloot.
  
  Daar bleef ik een poosje zitten om op adem te komen. Mijn longen deden pijn van de kou, mijn hart bonkte in mijn keel en de wond in mijn zij klopte.
  
  Nadat ik wat was bijgekomen leunde ik naar voren en bestudeerde het switchboard. Ik zette de hoofdschakelaar aan. De accu bleek nog meer dan half vol te zitten en ik zette de radio aan. Meteen begon de speaker te sissen en te knetteren.
  
  Ik ontdekte de microfoon en wilde hem juist aanzetten op de spreeksleutel toen ik opeens vliegtuigbenzine rook.
  
  Afgezien van de lichtjes op het switchboard was het donker in de helikopter. Ik legde de microfoon neer, pakte mijn pennenlampje uit mijn binnenzak, knipte het aan en scheen ermee in het ruim. Eerst zag ik niets, maar toen zag ik bij het dak een natte plek. Er druppelde iets naar binnen, van boven.
  
  Ik kroop achterin, waar het steeds sterker naar benzine ging ruiken. Ik hoorde boven mijn hoofd een hoog schel gezoem en bescheen de plaats waar ik dacht dat het geluid vandaan kwam. De brandstofpomp stond aan en lekte als de ziekte, er spoot brandstof naar binnen met liters tegelijk.
  
  Even bleef ik verbijsterd naar de straal benzine staan kijken. Er was iets duidelijk mis. De hoofdschakelaar had kennelijk kortsluiting gemaakt met de pomp en die lekte, zoals ik juist had kunnen zien.
  
  Ik keek weer naar het instrumentenpaneel. De lichten stonden aan, alles draaide. Een vonk... als er iets vonkte zou de hele
  
  zaak de lucht in vliegen.
  
  Opeens drong het met een schok tot me door dat er hier al eerder iemand geweest moest zijn.
  
  Ik stak het pennenlampje weer in mijn zak, pakte het touw en klauterde paniekerig de machine uit, naar boven, en liet me in de storm in de sneeuw rollen.
  
  Het zou niet lang duren voordat de benzinedamp in de heli het explosieve punt had bereikt. Ik kon aan niets anders denken terwijl ik ijlings langs het touw naar het hoofdgebouw struikelde, zo snel als ik maar vooruit kon komen.
  
  Ik geloof dat ik maar een meter of twintig, vijfentwintig had afgelegd toen ik met enorme kracht werd opgetild en tien meter verderop werd neergesmeten.
  
  De doffe trillende dreun kwam bijna tegelijk met een stoot hete lucht. De sneeuw smolt meteen.
  
  Mijn parka stond in brand door de benzine die er in het ruim op was gedruppeld, maar door in de sneeuw te gaan rollen slaagde ik er snel in het vuur te blussen.
  
  Overal om me heen lagen stukjes helikopter, maar afgezien van mijn verbrande parka was ik ongedeerd.
  
  Toen ik weer op handen en knieën zat begonnen de vlammen al lager te worden.
  
  Ik twijfelde er niet aan of de andere machine, die daar ook onder de sneeuw moest liggen, was ook in een booby trap veranderd. Als ik de brandstof niet geroken had was ik nu dood geweest.
  
  Ik moest echter een besluit nemen. In deze storm kon niemand meteen zien of horen of ik de explosie had overleefd of niet.
  
  Als ik me ergens op het research-station zou verbergen zouden Stalnov en zijn mensen geloven dat ik dood was. Als ik terugging naar de anderen zou Stalnov weten dat ik wist dat iemand alles in het werk stelde om het onderzoek onmogelijk te maken.
  
  Beide methodes hadden hun voor- en nadelen.
  
  Als ik me niet liet zien zou Stalnov het idee krijgen dat hij de vrije hand had en dan zou hij veel eerder een misdadige, belangrijke vergissing kunnen maken. Maar als ik me niet liet zien zou hij kunnen doen en laten wat hij wilde en ik was er helemaal niet zeker van dat hij de anderen niet uit zou roeien.
  
  Als ik naar het hoofdgebouw terugging zou Stalnov op zijn hoede zijn, maar hij zou niets tegen de anderen durven ondernemen.
  
  Pas als ik dood was.
  
  Ik stommelde blindelings in het rond totdat ik het touw weer gevonden had. Toen stond ik even stil. Ik zag opeens nog een derde mogelijkheid. Het was riskant natuurlijk, maar als ik die derde mogelijkheid koos zou het gevaar voor de anderen geweken zijn... en Stalnovs mensen zouden misschien gedwongen zijn om zich bloot te geven.
  
  Ik probeerde alle consequenties te overzien, maar het was net als met schaken - iedere goede zet kon een groot aantal tegenzetten uitlokken en wat je tegenstander ging doen kon je nooit van te voren zeggen. De enige manier om erachter te komen wat de vijand van plan was, was een zet doen en op de tegenzet wachten.
  
  Terwijl achter me de vlammen sissend uitdoofden zwoegde ik langs het touw terug naar het hoofdgebouw. In een kwartier was ik bij de hoofdingang en struikelde de recreatiezaal in. Stalnov zat binnen en toen ik viel en hij op me toe kwam trok ik mijn Luger. Maar hij wilde me alleen op helpen.
  
  'Ik zag een explosie! Wat is er gebeurd?' riep hij uit.
  
  Straub en Abel kwamen door de gang aanrennen.
  
  'Wat was dat?'
  
  'Bent u gewond?'
  
  Stalnov was of een uitstekend acteur (en ik meende te weten dat hij dat inderdaad was) of hij was werkelijk onschuldig aan de ontploffing.
  
  'Er zat een lek in de brandstofleiding van de heli. Ik rook benzine en was er juist uitgeklommen toen de zaak de lucht in vloog.'
  
  'Hebt u nog een boodschap uit kunnen zenden?' vroeg Stalnov. Ik keek hem recht in zijn ogen. 'Nee. Maar ik heb besloten om hulp te gaan halen.'
  
  'Hoe wilde u dat doen?' vroeg hij.
  
  'Er zijn vast wel motorsleden op dit station. Ik zoek er een op en rij naar McMurdo.'
  
  'Dat kan toch niet in dit weer,' zei Abel.
  
  'Jawel,' zei Stalnov onverwacht. 'Het kan waarschijnlijk wel. We moeten een positiesignaal op het basisstation van McMurdo opzetten.'
  
  'Daar dacht ik ook aan,' zei ik.
  
  In de westelijke gang hoorden we iemand iets roepen en een paar seconden later kwam Lana de zaal in rennen.
  
  'Nick,' gilde ze. 'Elsie ... ze is ... dood!'
  
  Straub draaide zich bliksemsnel om. 'Wat?' riep hij.
  
  'Ze is dood! Afgrijselijk!' krijste Lana hysterisch.
  
  Straub was het eerst bij haar en gaf haar een klap in het gezicht. Ze hield meteen op met gillen. Een seconde later stond ik naast haar.
  
  'Wat is er gebeurd, Lana?' vroeg ik.
  
  Ze keek me aan. 'Ze is dood. Elsie... Dokter De Hoorn is dood.'
  
  'Waar?'
  
  'In het lab.'
  
  'Laat me kijken,' zei ik.
  
  'Nee!' riep Straub. Ik keek hem aan. 'We hebben het er nog over gehad, kapitein Carter. We wisten dat er met de lijken ook nog ongelukken konden gebeuren.'
  
  'Wat zegt u nou?' snauwde ik.
  
  'Mijn kweekjes waren positief,' zei hij. 'Deze mensen zijn omgekomen door de gevolgen van een cultuur, die in de lucht zat en die ze hebben ingeademd. Maar wat het belangrijkste is, die cultuur is in hun weefsels opgenomen.'
  
  'Wat wilt u daarmee zeggen?'
  
  'Dat de lijken ook dodelijk zijn. De gekweekte bacteriën die ze hebben ingeademd zitten nog in hun weefsel.'
  
  Stalnov scheen even verbijsterd als de anderen.
  
  'Ik wil er wel met u naartoe,' zei Straub. 'Maar u moet wel een gaspak aan.'
  
  Ik keek Lana aan. 'Heb jij daar binnen iets aangeraakt?'
  
  Ze schudde het hoofd. 'Ik ging naar binnen om met haar te praten, maar ze lag op de grond bij de tafel. Ze was ... dood ... net als die anderen.'
  
  Ik knikte tegen Straub en liep naar de hoek van de recreatiezaal waar we onze gaspakken hadden gehangen toen we binnenkwamen.
  
  In een paar minuten kleedden we ons aan, verzegelden onze helmen en zetten perslucht op.
  
  Straub gebaarde tegen de anderen om te blijven zitten en we gingen samen de westervleugel in naar het pathologisch lab in het magazijn.
  
  Op de tafel in het midden van het vertrek lag het lijk van een man. Op de grond ernaast lag Elsie de Hoorn op haar rug met haar ogen open, haar tong uit haar mond en een straal bloed langs haar kin. Ze zag eruit alsof ze veel pijn geleden had. Snel liep Dr. Straub naar haar toe en onderzocht haar vluchtig. Toen hij overeind kwam kon ik zelfs door het vizier van zijn helm zien hoe zorgelijk hij keek.
  
  'De ruggengraat is gebroken en al haar spieren zijn gescheurd,' hoorde ik hem door het microfoontje in mijn helm zeggen. 'Dezelfde stof waardoor de anderen zijn omgekomen?'
  
  Straub keek naar Elsie en naar het lijk op de tafel. 'Dezelfde stof,' zei hij. 'Die is nog steeds actief.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Het begon al donker te worden toen Stalnov uit de garage kwam met de kaarten. We hadden de hele middag samen gewerkt aan een van de snowcats die daar stonden en die me naar McMurdo Bay moest brengen, honderdvijftig mijl ver. We waren er samen in geslaagd een primitief radiokompas in elkaar te zetten van materiaal uit de radiokamer.
  
  'De koers loopt niet rechtdoor,' had Stalnov nog gewaarschuwd.
  
  'Maar hoe dichter je bij de basis komt, des te duidelijker en preciezer wordt de indicatie.'
  
  De machine was van brandstof voorzien, er was een noodrantsoen aan boord en een pooltent en een kachel.
  
  Buiten loeide de storm nog steeds onverminderd voort en toen Stalnov uit de garage kwam keek hij naar de deuren en schudde het hoofd.
  
  'Dat klinkt niet erg geruststellend daarbuiten,' zei ik.
  
  Hij schudde het hoofd opnieuw. 'Ik begrijp niet waarom je per se nu naar die basis toe wilt. Waarom wachtje niet tot die storm wat afneemt?'
  
  'Daar hebben we het al over gehad,' zei ik. 'Ik wil ze daar laten weten dat wij het goed maken. Na wat er gebeurd is en nu ze ook al geen radiocontact meer kunnen krijgen wordt iedereen - ook jouw eigen regering - tamelijk zenuwachtig. Zodra de storm afneemt kom ik terug met een helikopter en nieuwe radioapparatuur.
  
  Stalnov keek me lang aan en vroeg zich waarschijnlijk af in hoeverre ik hem de waarheid zei en wat ik nog meer wist of vermoedde.
  
  'Dan zul je voorzichtig moeten zijn, Carter,' zei hij. Hij spreidde de kaart uit op de achterbank van de snowcat en wees vier stukken aan waar tussen hier en McMurdo Sound veel kloven voorkwamen.
  
  'Je hebt een kloofdetector aan boord,' zei hij. 'Hij werkt zoals een sonar, maar het materiaal is ongeveer hetzelfde als wat wij daarnet gebruikt hebben. Niet helemaal honderd procent betrouwbaar.'
  
  Hij keek me aan. 'Hier zul je erg langzaam moeten rijden. Dan kan de detector het tenminste bijhouden.'
  
  Ik bleef een paar seconden naar de kaart staan kijken.
  
  Het eerste klovenveld lag tien mijl hiervandaan, midden op mijn koers naar McMurdo. Ik stelde me voor dat Stalnovs mensen in dat gedeelte zouden zitten. Als ik dat klovenveld eenmaal voorbij was zou de rest van de reis relatief eenvoudig zijn.
  
  Ik vouwde de kaart weer op en legde hem voorin.
  
  'Bedankt voor de hulp,' zei ik.
  
  Stalnov gaf me een hand. 'Veel succes, kapitein,' zei hij.
  
  'Het lukt me wel,' zei ik. 'Daar twijfel ik geen moment aan. Maar wil jij goed op iedereen letten als ik weg ben? We hebben nu genoeg ongelukken gehad.'
  
  'Ja, ik begrijp het,' zei Stalnov. Uit de binnenzak van zijn parka haalde hij een fles cognac. 'In dit weer doe je er minstens tien uur over. Misschien krijg je trek in een slok als je even moet pauzeren.'
  
  Ik nam de fles aan. De kurk was nog verzegeld, dus ik dacht niet dat hij ermee geknoeid zou hebben. Waarschijnlijk moest ik het gebaar eerder uitleggen als een laatste gunst aan een ter dood veroordeelde.
  
  'Dank je,' zei ik en zette de fles tegen de voorbank. Toen stapte ik in.
  
  'Vaarwel,' zei Stalnov.
  
  'Ja, tot gauw,' antwoordde ik en sloeg het portier dicht.
  
  Stalnov zette zijn capuchon weer op, ik startte en hij maakte de garagedeuren open.
  
  Ik zette de motor in zijn versnelling en de machine kwam zwaar in beweging, tegen de opgewaaide sneeuw op, en ik reed naar buiten. Mijn koplampen gaven me door de sneeuw in het donker niet veel meer dan drie, vier meter zicht.
  
  Ik reed om het hoofdgebouw heen naar het generatorhuis, langs de afgebroken antenne en de vlakte op. Na ongeveer een halve mijl stopte ik en zocht het weerkanaal van McMurdo Sound op. Op deze afstand was het signaal niet duidelijk en het kwam erg onregelmatig door, maar toch kon ik er wel uit opmaken wat de positie was, althans bij benadering.
  
  Met de kaart op schoot hield ik het radiokompas aan, trok een lijn op de kaart naar rechts, naar de Sovjetbasis die vijftig mijl ten noorden van McMurdo aan de kust lag.
  
  De afwijking was hier niet meer dan een graad of twee, dus zolang ik ervoor zorgde steeds een tikje naar rechts te zitten zou ik er wel komen.
  
  Ik legde de kaart opzij, deed het binnenlicht uit en reed verder. De kloofdetector tastte het ijs af of er kloven in zaten, mijn koplampen leken nergens goed voor behalve voor de gezelligheid, en het brommen van de motor was het enige geluid naast de gestaag doorhuilende wind.
  
  Onder het rijden dacht ik aan de arme Elsie de Hoorn, het dertigste onschuldige slachtoffer in deze mini-oorlog. Paul Tibert had tenminste nog enig idee gehad van zijn tegenstander, en hij was in staat zich te verdedigen - dat waren de anderen niet geweest. Hij had gewoon een fout gemaakt, een fout die hem erg duur was komen te staan.
  
  Ik reed vijftien tot twintig mijl per uur over het ongelijke ijs, door de opgewaaide sneeuw en na ongeveer een half uur stopte ik weer. Ik naderde nu het eerste klovenveld dat Stalnov op de kaart had aangegeven dus de eerstvolgende paar mijl moest ik voorzichtig rijden.
  
  Het signaal van McMurdo werd nog steeds niet sterker, maar de tweede peiling toonde aan dat ik niet ver van de koers geraakt was.
  
  Ik keek nog even naar de kaart. De voornaamste kloven leken op het oog in rechte hoeken op mijn koers te staan, dus als ik er heelhuids doorheen wilde komen moest ik een paar mijl in oostelijke richting afbuigen en dan weer terug zien te komen op mijn oude koers.
  
  De motor draaide stationair en ik hield met mijn linkervoet de koppeling ingedrukt terwijl ik de kaart opzij legde. Juist toen ik weer weg wilde rijden verscheen er een gestalte bij de voorruit en ik keek op. Het was een man in witte poolkleding. Hij hield een Kalasjnikoff-geweer op me gericht.
  
  Langzaam liet ik het stuur los en hief mijn handen boven mijn hoofd.
  
  De man knikte en een seconde later ging mijn portier open.
  
  Op dat moment dook ik naar links en accelereerde. Ik liet de koppeling los.
  
  De motorslee schoot vooruit en op dat moment kwam er een kogel door de voorruit. Ik voelde hoe de linkerrupsband over de man heen ging.
  
  Ik trok razendsnel mijn Luger en zette de linkerhand vast zodat ik zou blijven draaien. Toen liet ik me op de passagiersplaats vallen en zorgde dat ik onder de voorruit bleef. Ik maakte het rechterportier los en liet me in de sneeuw vallen.
  
  Er werden zes schoten afgevuurd op de machine. Ze kwamen van links. Een ogenblik later zat ik op één knie en vuurde snel achter elkaar vier schoten af in de richting van waaruit ik bestookt werd.
  
  Ik krabbelde overeind en baggerde door de sneeuw. Ik zorgde ervoor dat ik naast de langzaam doorrijdende snowcat bleef. Twee minuten lang hoorde ik niets dan de motor en de wind. Toen klonk er opeens een ander geluid.
  
  Een schot schampte jankend af langs het dak van de cabine en ik dook wat dieper. Ondertussen probeerde ik nog steeds het andere geluid te onderscheiden.
  
  Opeens wist ik wat het was. Ik hoorde de motor van nog een motorslee, die ergens in de buurt stationair stond te draaien.
  
  Het kon nooit erg ver weg zijn, anders zou ik het in deze storm niet kunnen horen.
  
  De laatste schoten kwamen van rechts en ik draaide me om en schoot snel twee maal, rende toen naar de voorkant van mijn machine en zorgde ervoor dat ik er een eindje vóór bleef tot ik er omheen kon lopen om daar de sneeuw in te duiken.
  
  De slee reed in zijn eentje weg in de storm tot ik hem niet meer kon zien. Weer werd er tweemaal op me geschoten, ook van rechts.
  
  Toen hoorde ik de motor van de andere slee vlak achter me. Ik draaide me om en kroop erachter.
  
  Ik bleef op een meter of vijf, zes, van de grote slee die daar stond met de lichten uit en de motor zacht snorrend. Ik kroop naar de achterruit en kwam voorzichtig overeind zodat ik binnenin kon
  
  kijken. Er zat iemand in poolkleding achter het stuur. Terwijl ik stond te kijken pakte hij een microfoon en zei iets dat ik niet kon verstaan.
  
  Het antwoord uit de speaker was echter duidelijk genoeg.
  
  'Hij zit achter zijn snowcat,' kraakte de stem.
  
  'Laat 'm dan de lucht in vliegen,' zei de man achter het stuur.
  
  Ik dook dieper, kroop naar de passagiersdeur en luisterde weer scherp.
  
  'Schiet op dan,' zei de man achter het stuur.
  
  De radio kraakte. 'We zijn er nu bijna ... '
  
  Op dat moment rukte ik de deur open en richtte mijn Luger precies op het hoofd van de Rus, een paar centimeter van zijn slaap.
  
  'Druk die spreeksleutel in en je bent er geweest, kameraad,' zei ik in het Russisch.
  
  De ogen van de man sperden zich wijd open toen hij me zag.
  
  Hij had het pistool ook gezien uit zijn ooghoek. Hij hield de microfoon in zijn rechterhand en ik zag dat hij op het punt stond om de spreeksleutel in te drukken.
  
  'Ik schiet je een kogel door je kop, dat beloof ik je,' zei ik.
  
  'Is het je dat waard?'
  
  'Die slee rijdt rondjes,' blerde de radio.
  
  'Zorg dan dat je erachter komt. Van de andere kant,' zei een andere sten door de speaker.
  
  'Leg die microfoon neer, kameraad. Nu meteen!'
  
  De chauffeur deed wat ik hem zei en ik klom behoedzaam naast hem in de cabine en sloeg het portier dicht.
  
  'Wat wil je van me?' vroeg de Rus.
  
  'Met hoeveel zijn jullie?'
  
  'Met zijn drieën,' zei hij na een korte aarzeling.
  
  'En hoeveel man zijn er in het kamp?'
  
  'Niemand,' zei hij.
  
  'Je liegt dat je barst. Voordat ik kameraad Stalnov afmaakte heeft hij me nog verteld dat jullie minstens met zijn tienen zaten.'
  
  'Maar ik heb 'm net nog gespro ... ' begon de chauffeur bot, zag toen zijn vergissing in en zweeg.
  
  Ik glimlachte en bracht de loop van de Luger nog wat dichter bij zijn slaap. 'Werk nu mee, anders moet ik je doodschieten. Met hoeveel man zijn jullie in het kamp?'
  
  'Nog een patrouille van vier man,' zei de Rus. 'Een van hen is ernstig gewond.'
  
  'Waar is dat kamp?'
  
  'Je bent er langs gereden op weg hierheen.'
  
  'Ik heb Dimitri gevonden,' kraakte de radio. De chauffeur greep naar zijn microfoon, maar ik schudde het hoofd.
  
  'Pjotr ... Pjotr... ik heb Dimitri gevonden. Hij is dood.'
  
  Buiten in de storm klonken schoten en even later schetterde de radio: 'Zo, die machine van 'm staat stil.'
  
  'De gore schoft,' zei de andere stem. 'We moesten 'm hier laten doodvriezen.'
  
  'Kom op, we gaan,' zei ik.
  
  De chauffeur keek me met wijd open ogen aan. 'Waar naar toe?'
  
  'McMurdo Sound,' zei ik.
  
  'Maar... we kunnen ze hier toch niet achterlaten. Dan vriezen ze dood.'
  
  'Ach welnee,' zei ik. 'In mijn snowcat heb ik noodrantsoenen, een pooltent en een kachel. Daarmee houden ze het wel uit tot de storm gaat liggen. Vooruit, opschieten, kameraad.'
  
  De Rus aarzelde nog. Ik laadde de Luger door. De klik klonk overdreven luid door in de cabine. 'Moven of ik schiet je kapot.' De Rus zette de machine in zijn versnelling en trok langzaam op.
  
  'Pjotr?' riep de radio.
  
  'Sneller,' snauwde ik.
  
  'Vassili, zie je dat, Pjotr rijdt weg.'
  
  'Pjotr?' riep de man ontsteld. 'Pjotr!'
  
  Ik zette de radio af en leunde achterover. Ik haalde met één hand een sigaret uit mijn binnenzak en stak hem aan. 'McMurdo Sound,' zei ik. 'Maar let goed op de kloven. Het zou zonde en jammer zijn als ons iets overkwam.'
  
  'Mijn radiokompas is afgesteld op mijn eigen basis en hij werkt op kristallen, dus ik kan niet overschakelen naar de Amerikaanse basis.'
  
  'Dondert niet,' zei ik. 'Dan gaan we naar jouw basis.'
  
  De Rus keek me scherp aan en ik glimlachte weer.
  
  'Ik wil ze daar een paar dingetjes vragen,' zei ik.
  
  Zonder te waarschuwen rukte ik de microfoon met draad en al uit de zenderontvanger, deed het raam open en gooide hem naar buiten. Nu kon hij tenminste niet meer in verbinding treden met Stalnov of met McMurdo Sound. We waren maar met zijn twee-en, en dat zou zo blijven tot aan de kust, meer dan honderdtwintig mijl verderop.
  
  De kloofdetector begon te pingelen en bijna nonchalant boog de chauffeur naar links en na honderd meter weer naar rechts, zodat hij twee minuten later weer keurig op koers was. Dat moest hij nog minstens vijf, zes keer herhalen tot we het klovenveld voorbij waren. Hij kende het terrein kennelijk op zijn duimpje en zijn radiokompas was erop geprogrammeerd.
  
  'Wat deden jullie daar in dat kamp vlak bij ons research-station?' vroeg ik.
  
  Hij keek me snel aan maar zei niets. Hij was nog vrij jong en ik had een beetje medelijden met hem. Hij zat klem tussen zijn orders en mijn Luger. Maar er waren goede, onschuldige mensen omgekomen door wat de Sovjets daar deden. Ik wilde voorkomen dat er nog meer ongelukken gebeurden.
  
  'Weet je, Pjotr, ik ben niet zo'n geduldig type. Je kunt kiezen, of je geeft antwoord, of ik schiet je kapot. Met deze machine kom ik in mijn eentje ook wel op de Sound.'
  
  De jonge man keek me nu angstig aan. 'Wat wil je?' vroeg hij tenslotte.
  
  'Wat deden jullie daar?'
  
  'We moesten zorgen dat jullie het station niet verlieten en geen radioboodschappen uitzonden.'
  
  'Waarom?'
  
  'Dat weet ik niet,' zei hij en schudde het hoofd.
  
  'Kan je niets beters verzinnen?' snauwde ik.
  
  'Ik zweer je dat ik het niet weet.'
  
  'Hoe lang moesten jullie daar blijven.'
  
  'Tot we te horen zouden krijgen dat we klaar waren.'
  
  'En wie moest jullie dat vertellen, en hoe?'
  
  'Kameraad Stalnov, over de radio.'
  
  Stalnov, over de radio. Ik leunde achterover. Waarschijnlijk had Stalnov gezien hoe Tibert naar buiten ging om naar de antenne te kijken en 'm te maken - terwijl deze jongens het ding onklaar hadden gemaakt. Op het moment dat hij zeker wist dat Tibert erin zat had hij bevel gegeven de tuilijnen te kappen.
  
  'Wie heeft die tuilijnen doorgesneden?' vroeg ik.
  
  De jonge man keek me aan. In zijn ogen stond nu angst te lezen.
  
  'Jij soms?' vroeg ik.
  
  Hij schudde het hoofd. 'Nee ... dat was ... Ik weet niet. We kregen onze orders. We zijn soldaten.'
  
  'En die anderen op het station? Gaat Stalnov straks bevelen uitzenden dat jullie die ook maar af moeten maken?'
  
  'Nee,' zei hij. 'Tenzij ze proberen te ontsnappen.'
  
  'Zoals ik?'
  
  De jonge Rus zei niets en ik drong niet meer aan. Hij was soldaat en deed zijn werk, meer niet.
  
  De storm begon tegen twee uur die nacht wat af te nemen. We waren nog een uur van de Sovjet-basis bij McMurdo Sound.
  
  De signalen van het radiokompas waren nu luid en regelmatig en we waren door alle klovenvelden heen.
  
  Wat ik van plan was, was erg gevaarlijk, maar ik kon geen enkele andere manier bedenken om me ervan te overtuigen wat er hier gaande was. Ik zou de bron zelf moeten opzoeken. Als we daar aankwamen zou het nog heel vroeg in de ochtend zijn, op een tijd dat nachtploegen nergens op bedacht zijn. En niemand verwachtte ons voor zover ik wist. Verder was die Sovjet-basis geen militaire basis, dus de beveiliging zou waarschijnlijk meevallen. 'Worden de hekken bewaakt?' vroeg ik. We hadden uren zitten zwijgen.
  
  De jonge man keek op, geschrokken van mijn stemgeluid. 'Wat?' vroeg hij.
  
  'Bewaking. Is er bewaking bij de ingang van jullie basis?'
  
  'Nee,' zei hij.
  
  'Ook niet rondom de basis, op het terrein?'
  
  'Ja, de laboratoria.'
  
  'En het communicatiecentrum?' vroeg ik.
  
  Weer leek hij te schrikken. 'Er staan geen wachtposten. Zeker ... De deuren zijn op slot dat wel, maar meer niet.'
  
  'Nou zal ik je 's wat zeggen, Pjotr, en dat moet je geloven, want het is waar. Begrijp je wat ik zeg?'
  
  Hij knikte onzeker.
  
  'Jij gaat me naar het communicatiecentrum brengen waar ik straks met de eerste operator ga praten.'
  
  'Dat kan niet. .
  
  'O jawel, en ik doe het ook, Pjotr. Maar nu moet je echt goed luisteren, want nu komt het. Ik zal niets vernietigen en geen apparatuur beschadigen, en ik zal jou of iemand anders ook geen haar krenken. Ik wil alleen inlichtingen.'
  
  'Dat kan ik niet doen.'
  
  'Dat laatste klopt trouwens niet helemaal. Ik zal jou en niemand anders een haar krenken tenzij jullie me ertoe dwingen. Jullie wilden mij dood hebben. Ik daarentegen wil helemaal niemand dood hebben. Ik wil alleen inlichtingen.' Wat klonk dat Russisch toch altijd formeel.
  
  'Als ik je help word ik als verrader beschouwd.'
  
  'Niet als ik een pistool op je gericht houd, Pjotr. Zelfs jouw mensen zijn niet helemaal stekeblind.'
  
  De jonge man zweeg weer en terwijl hij verder reed stak ik mijn laatste volle magazijn in de Luger, greep toen in mijn dikke pool-broek en pakte het gasbommetje dat in een speciaal zakje op mijn dij gegespt zat en stopte het in mijn zak.
  
  Hoewel de wind de sneeuw nog steeds hoog deed opwaaien, zodat we af en toe geen hand voor ogen konden zien, begon de storm toch af te nemen. Het zou nog wel een paar uur duren voordat het minder werd, zodat ik nog genoeg tijd had om te doen wat ik van plan was en te maken dat ik weg kwam.
  
  Op een mijl of vijf van de Sovjet-basis kwamen we langs een vlaggetje aan een plastic stok in de sneeuw. De jongeman sloeg linksaf en begon sneller te rijden. Honderd meter verder kwamen we langs een tweede vlaggetje en nog honderd meter verder langs een derde.
  
  Pjotr zette het radiokompas af. 'We kunnen nu verder op de vlaggetjes afgaan,' zei hij.
  
  'Ga nou niet voor held spelen,' zei ik. 'Ik wil je niets doen, maar als je me erin probeert te luizen aarzel ik geen moment.'
  
  Tien minuten later zag ik links van ons een wit knipperlicht. 'Wat was dat?' snauwde ik.
  
  'Dat is de landingsbaan. Het lichtbaken.'
  
  We kwamen langs een laag gebouwtje langs de weg en toen waren we op de Sovjet-basis Antarctica op McMurdo Sound.
  
  De jonge Rus kneep zo hard in het stuur dat zijn knokkels wit werden.
  
  'Geen heldendom, Pjotr,' zei ik zacht.
  
  Hij keek me aan.
  
  'Binnen twintig minuten ben ik weg en dan kun je alarm slaan. Voor die tijd wil ik niet gedwongen worden iemand iets te doen.' De basis leek verlaten om deze tijd in de ochtend en we reden ongehinderd over het terrein, waar Pjotr stilstond voor een groot laag gebouw dat als een stekelvarken vol antennes stond.
  
  'Laat de motor aanstaan,' zei ik. Ik deed mijn deur open en stapte uit in de bijtende kou met de Luger nog steeds op hem gericht. 'Kom langzaam mijn kant uit. Jij stapt hier uit, Pjotr. Maar héél voorzichtig.'
  
  De jongeman deed wat ik hem opdroeg en ik stapte achteruit toen hij uitstapte en het portier sloot.
  
  Samen liepen we over het besneeuwde pad en gingen naar binnen.
  
  De warmte en de geur van elektronische apparatuur was onmiskenbaar. We stonden in een kantoor met zwakke verlichting.
  
  Er liep een gang helemaal naar de achterkant van het gebouw. Ik stak mijn Luger in mijn zak, maar ik hield mijn vinger aan de trekker. 'Waar is de operator-van-dienst om deze tijd?'
  
  'Achter, denk ik.'
  
  'Kom op dan,' zei ik.
  
  Met tegenzin liep Pjotr de lange gang door, waar hij aan het einde bij een dikke metalen deur bleef staan, met een zoemer en een kijkgaatje op ooghoogte.
  
  'Je hebt een boodschap van kameraad Stalnov die meteen moet worden uitgezonden,' fluisterde ik.
  
  Pjotr drukte op de zoemer en ik haalde mijn Luger uit mijn zak en drukte de loop tegen zijn zij.
  
  'Geen foutjes, Pjotr,' fluisterde ik.
  
  Een ogenblik later kwam er iemand aan de deur. 'Wie is daar?' klonk een stem door een luidspreker in het plafond, ik heb een dringende boodschap die meteen moet worden uitgezonden,' zei Pjotr.
  
  'Morgenochtend, hoor.'
  
  Ik drukte de loop wat harder tegen Pjotr's zij.
  
  'Nee, het moet nu meteen,' zei hij. 'Het is een boodschap van kameraad Stalnov.'
  
  'In dat geval... ' zei de stem en de deur zoemde open.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Pjotr stapte naar binnen en op het moment dat ik binnenkwam sprong hij opeens naar links.
  
  'Hij is gewapend,' schreeuwde hij.
  
  Ik duwde hem hard opzij, zodat hij zijn evenwicht verloor en struikelde. Ik sprong naar binnen en sloeg de zware metalen deur achter me dicht.
  
  'Als jullie alarm slaan zijn jullie er allemaal geweest!' riep ik en hief mijn Luger.
  
  Behalve de man die de deur had opengedaan waren er nog vier anderen in het grote vertrek dat vol stond met radioapparatuur en telexen.
  
  Een van de radio-operators bracht een microfoon aan zijn lippen en ik vuurde een schot af dat rakelings langs hem ging en in de radio sloeg.
  
  'Neerleggen!' schreeuwde ik.
  
  De man had zich snel omgedraaid. Hij keek van mij naar de man die de deur had opengedaan en toen weer naar mij. Tenslotte legde hij de microfoon op het bureau voor zich neer.
  
  'Allemaal naar het midden van de kamer,' snauwde ik.
  
  Hij deed wat ik zei met de handen boven het hoofd.
  
  'En jullie ook! Nu meteen!'
  
  De anderen deden ook wat ik zei, Pjotr eveneens. Hij krabbelde overeind en ging angstig in het midden van de kamer staan.
  
  'Wie is de officier van dienst?' vroeg ik.
  
  Niemand gaf antwoord.
  
  Ik hief de Luger en richtte op de man die ons had binnengelaten.
  
  Hij had een Sovjet marine uniform aan en was voor in de veertig.
  
  Zijn slapen begonnen grijs te worden.
  
  'Ik,' zei hij.
  
  'Rang? Naam?'
  
  'Nikolai Pitrovinov, eerste luitenant.'
  
  'Goed dan, luitenant Pitrovinov, ik ga u een paar vragen stellen en u geeft vlot en zonder aarzelen antwoord. Daarna ga ik wel. Als u precies doet wat ik zeg zal niemand iets gebeuren.'
  
  De man knikte.
  
  Buiten op de gang klonk een sirene en Pitrovinov glimlachte. 'Daar hoeft u niet om te lachen, luitenant,' zei ik. 'Daar word ik heel zenuwachtig van en dan wil er wel eens een dodelijk schot afgaan.'
  
  De glimlach verdween. 'U komt hier nooit levend uit.'
  
  'Ergens aan de kust ligt een onderzeeër die een afspraak heeft met de basis. Ik wil weten of hij er al is of niet, en zo nee, wanneer hij dan komt, en waar hij precies komt.'
  
  Er liep iemand op de gang. Even later werd er op de deur gebeukt.
  
  'Vooruit, luitenant, snel!' blafte ik.
  
  De zoemer ging over en iemand beukte met de vuisten op de deur.
  
  Ik hief de Luger met beide handen, richtte nauwkeurig op het gezicht van de luitenant en spande mijn vinger aan de trekker. 'Nee!' schreeuwde hij. 'De onderzeeër komt over achtenveertig uur aan.'
  
  'En waar?' vroeg ik. 'Waar precies?'
  
  'Aan het eind van de Sound vlak onder Mount Sabine,' zei hij. 'Is er nog een andere uitgang?' snauwde ik. Hij glimlachte. 'Nee.'
  
  Het gebonk op de deur werd steeds luider. Het klonk alsof ze er met een stormram op stonden te heien.
  
  Ik keek om me heen en zag een dikke tros kabels die langs het plafond liepen en via een rooster de kamer verlieten.
  
  'Iedereen omdraaien en plat op de grond gaan liggen,' zei ik.
  
  Ze aarzelden.
  
  'Vooruit!'
  
  Snel draaiden ze zich om, gingen op handen en knieën zitten en gingen liggen.
  
  'Benen wijd en handen achter het hoofd vouwen,' zei ik en sleepte een stoel naar de plaats waar de kabels door de muur verdwenen.
  
  Het gebonk op de deur werd steeds erger, in een vast ritme.
  
  Ze waren beslist met een soort stormram bezig en als ik dat zo hoorde kon de deur het ieder ogenblik begeven.
  
  Ik ging op de stoel staan en schoof het rooster omhoog naar een soort vliering, waar het kletterend neerviel.
  
  Een van de mannen op de grond keek op en ik richtte mijn pistool op hem. Hij ging snel weer liggen met zijn gezicht naar de grond, recht gestrekt. Hij verwachtte kennelijk dat ik op het punt stond hem dood te schieten.
  
  Snel stak ik de Luger in de zak van mijn parka, haalde de gasbom eruit, stelde hem in en gooide hem op de grond bij de deur.
  
  Een seconde later zat ik op de vliering.
  
  De deur vloog open en op dat moment ging de gasbom af met een zachte plop. Snel kroop ik weg van de opening, struikelend over de kabels, en stootte pijnlijk mijn hoofd tegen de balken. De sirene bleef maar doorloeien, maar het geluid van rennende voetstappen was aanzienlijk verminderd. Ze zouden minstens zes uur buiten westen zijn en als ze bijkwamen zouden ze een verschrikkelijke koppijn hebben en dagen lang misselijk zijn. Aan het eind van de vliering was een ventilatierooster dat ik zonder aarzeling naar buiten trapte.
  
  Ik was achter het gebouw. Er was een smal gangetje en dan meteen een ander gebouw, ongeveer even groot als dit hier. Het leek een soort administratiegebouw. Alle ramen waren donker.
  
  Er scheurden een paar motorsleden voorbij met gierende motoren en dansende koplampen, en even later kroop ik door het ventilatiegat en sprong in de sneeuw drie meter lager.
  
  In gebukte houding rende ik naar de hoek van het communicatie-gebouw en keek voorzichtig om het hoekje. Er was een grote drukte aan de gang. Ik zag minstens zes grote motorsleden en een stel mannen in poolkleding, allemaal met geweren.
  
  Het duurde maar een paar minuten voordat het gas van mijn bommetje zich verspreid had en als ze erachter kwamen dat ik via het ventilatierooster ontsnapt was zouden ze verder gaan zoeken. Ik moest maken dat ik tegen die tijd ver weg was als ik een kans wilde maken om ooit heelhuids op de Amerikaanse basis te komen.
  
  Ik draaide me om en rende terug naar de andere hoek van het communicatiegebouw en keek of er aan de voorkant een mogelijkheid was om weg te komen. Er stonden daar echter nog meer snowcats en mannen met geweren, zodat ik aan die kant ook niet kon ontsnappen.
  
  Snel liep ik het steegje in, keek door een van de ramen van het administratiegebouw. Ik zag dat het een donker verlaten kantoor was en stootte met mijn elleboog de vier lagen glas in. Ik dacht niet dat ze aan de voorkant zouden horen wat ik deed, boven het lawaai van de motoren uit, maar ik was niet van plan om te gaan kijken.
  
  In een paar seconden veegde ik de overgebleven puntige stukken glas uit de sponning en hees me door het raam het kantoor binnen.
  
  Ik haalde mijn Luger uit mijn zak en rende naar de deur om te luisteren. Ik hoorde niets en opende voorzichtig de deur.
  
  Achter de deur bevond zich een groot vertrek met een aantal bureaus en tientallen kasten. Het was er stil en donker.
  
  Ik rende naar de volgende deur en luisterde. Weer hoorde ik niets en ik deed ook deze deur open. Erachter lag een donkere gang die over de hele lengte van het gebouw liep van links naar rechts. Nog even volhouden, zei ik tegen mezelf.
  
  Ik had tot dusver een ongehoorde hoeveelheid geluk gehad. Maar ik had nog een klein beetje stom geluk nodig, dus ...
  
  Ik stapte de gang op en sloop naar de voorkant van het gebouw. Door de ramen van een soort dagverblijf of gemeenschappelijke ruimte zag ik koplampen schijnen en hoorde ik het lawaai van buiten.
  
  Ik liep het vertrek door en zag opeens een eenzaam silhouet bij het raam. De gestalte stond met zijn rug naar me toe.
  
  Ik wist zeker dat er verder niemand in het vertrek was.
  
  Rechts van me was een trap naar de tweede verdieping en links was een mededelingenbord en een grote wandkaart van het Antarctisch continent.
  
  'Dmitri?' fluisterde ik.
  
  De gestalte bij het raam draaide zich om. 'Leonid. Ben jij het?'
  
  'Da,' fluisterde ik.
  
  'Dmitri is weg, stomme klootzak,' zei de man en liep door het donkere vertrek naar me toe. 'Ik ben Yoeri
  
  Opeens stond hij stil toen hij zag dat ik niet degene was die hij dacht dat ik was.
  
  'Geen alarm slaan, Yoeri, of je gaat eraan,' zei ik vlak.
  
  De man wilde iets zeggen maar sloot toen zijn mond weer en keek achterom door het raam waar hij had staan kijken naar de plotselinge commotie.
  
  'Ja,' zei ik. 'Ze zoeken me. En als ze me vinden ben jij de eerste die eraan gaat.'
  
  'Wat wil je?' vroeg hij zacht.
  
  'Ik wil hier weg. Heb je een motorslee?'
  
  'Buiten, achter het gebouw,' zei hij.
  
  'Waar hangt je parka?'
  
  'Hier,' zei hij en wees op een van de stoelen waar inderdaad een parka overheen hing. 'Ik kom net uit bed voor de ochtend ... ' hij brak af.
  
  'Doe je jas aan, Yoeri, we gaan een eindje rijden. Als je precies doet wat ik zeg en niet probeert om slimmer te zijn dan ik, dan zul je nog met ere oud worden en je vrienden een interessant verhaal te vertellen hebben.'
  
  'Ja ...ja,' zei hij en liep naar zijn jas. 'Ik ben hier kok. Ik heb geen pistool. Ik weet niet eens hoe je ermee om moet gaan.'
  
  'Dat is dan maar goed ook,' zei ik.
  
  Hij pakte zijn jas en deed hem aan. 'Mijn snowcat staat achter het gebouw. We moeten de hele gang door.'
  
  Ik stapte opzij en wuifde met mijn Luger. 'Ga jij maar voor. Ik volg je wel.'
  
  Yoeri, de kok, liep snel de gang uit naar de achterkant van het gebouw, waar het stil en rustig was.
  
  'Waar moet ik je naar toe brengen?' vroeg hij bij de buitendeur.
  
  'Naar de Amerikaanse basis.'
  
  'Maar dat is zeventig kilometer.'
  
  'Ja, precies.'
  
  Hij draaide zich om. 'Die snowcat van mij - dat is maar zo'n kleintje, waar je met zijn tweeën net in kan. Dat ding haalt het nooit. Ik heb ook geen brandstofreservoir.'
  
  'Verdomme,' vloekte ik. 'Kun je niet een grotere te pakken krijgen?'
  
  'Die staan hier overal.'
  
  'Een waar niemand op let. Vooruit, vlug nou.'
  
  'Op de onderhoudswerkplaats. Ik denk niet dat daar op het ogenblik iemand is,' zei hij met een blik op mijn pistool.
  
  'Dan gaan we daarheen.' Ik gebaarde naar de deur.
  
  Yoeri draaide zich om, deed de deur open en we liepen naar buiten waar zijn kleine snowcat achter het gebouw geparkeerd stond. Hij klom achter het stuur en ik ging achter hem zitten met de loop van mijn Luger in zijn rug.
  
  'Ik wil je niet doodschieten, Yoeri, en ik doe het ook niet als je geen stomme streken uithaalt.'
  
  Hij startte de motor zonder een woord te zeggen en reed weg. We sloegen de hoek om, een straat in. Het hoge geraas van de kleine motor werd bijna geheel overstemd door de storm.
  
  Weldra waren we ver van het lawaai en de lichten bij het communicatiecentrum en Yoeri reed een brede straat in die naar de landingsbaan en de onderhoudswerkplaats leidde. Het witte licht op het dak van een van de gebouwen markeerde de landingsbaan en ging aan en uit in het donker. Verder was er geen enkel geluid, geen spoor van beweging in de buurt van het vliegveldje.
  
  De weg liep in een bocht langs de onderhoudswerkplaats. De baan zelf lag te midden van ijs en sneeuw, links van de weg. Een aantal helikopters en twee grote transportvliegtuigen stonden vast op de baan. Yoeri parkeerde voor het laatste gebouw en keek achterom, naar mij.
  
  'Hier repareren ze de sneeuwmotoren en zo,' zei hij. 'Er zal wel iets bij staan dat je gebruiken kunt.'
  
  Ik klom uit de snowcat en gebaarde tegen Yoeri dat hij mee moest gaan. Hij zette de motor af en stapte uit.
  
  'Ik wil niet dood,' zei hij. Hij was haast in tranen.
  
  'Dat gebeurt ook niet, Yoeri, als je maar blijft meewerken.'
  
  'Ik weet niet zeker of er wel iets goeds staat daarbinnen,' zei hij.
  
  'Laten we even gaan kijken,' zei ik en gebaarde dat hij voor moest gaan.
  
  Hij draaide zich om en liep stijf en moeilijk naar de deur van het gebouw en ging naar binnen. Ik bleef vlak achter hem.
  
  Binnen zocht en vond ik meteen het lichtknopje en knipte het licht aan. We stonden zeker in de onderhoudswerkplaats voor transport- en motorsleden, en er stonden er wel twaalf. Maar ze waren allemaal onder behandeling en overal ontbrak wel iets aan.
  
  De banden waren eraf of de motoren lagen er in losse onderdelen omheen, uit twee machines ontbrak de motor helemaal en overal lag gereedschap en onderdelen.
  
  Yoeri keek om zich heen, met open mond en wijd opengesperde ogen. Ik knipte het licht weer uit. 'Kom, we gaan,' zei ik en liep achteruit naar de deur. Ik maakte hem open en keek naar buiten. Op dat moment rende Yoeri het gebouw in en dook weg achter een van de machines.
  
  Ik overwoog een ogenblik om achter hem aan te gaan, maar besloot toen om het niet te doen. Ik had er geen tijd voor. De manschappen van het communicatiecentrum zouden hier al gauw naar me komen zoeken.
  
  Ik stapte naar buiten in de vrieskou, stak mijn Luger in mijn zak en stapte in Yoeri's snowcat. De sleuteltjes zaten niet in het contact.
  
  Verderop, op de basis zelf, loeide een sirene en in de verte zag ik de koplampen van een tiental motorsleden. Ze kwamen allemaal deze kant op. Het stomme geluk dat ik steeds had gehad leek nu wel zowat uitgeput te zijn.
  
  Ik stapte uit en liep naar het gebouw naast de onderhoudswerkplaats. Binnen, direct na de voordeur, was een soort kantine en daarachter liep een gang. Weer een kantoor, of misschien een kazerne.
  
  Snel ging ik weer naar buiten en rende naar het volgende gebouw. Dit gebouw had grote garagedeuren. Het leek me een hangar voor kleinere machines of helikopters.
  
  Boven een kleinere deur links scheen licht en ik ging naar binnen juist op het moment dat de eerste motorslee van het konvooi van de basis de hoek om kwam gieren.
  
  Het was inderdaad een hangar. In het zwakke licht boven me zag ik twee helikopters staan. Een van de machines was gedeeltelijk uit elkaar gehaald en de motor lag eruit. De andere echter leek me zo op het oog intact.
  
  Buiten reden de motorsleden voorbij en ik liep naar de goede helikopter. Achterin de grote hal zag ik een trap die naar een rij deuren liep. Het was mogelijk, dacht ik, dat dit gebouw niet alleen een hangar was maar ook een verblijfplaats voor de piloten.
  
  Bij de kleine helikopter aangekomen opende ik een deur en keek naar binnen. De machine leek me vliegklaar, de sleuteltjes staken zelfs in het contact.
  
  Ik stak een hand naar binnen en knipte de hoofdschakelaar aan. Alle lampjes op het instrumentenpaneel gingen aan, de naald van de accumeter gaf aan dat de accu goed geladen was en de brandstofmeters vertelden mij dat beide tanks vol waren. De machine was kortom vliegklaar. Het enige wat er nog aan ontbrak was een piloot.
  
  Snel liep ik naar de trap, die ik met twee treden tegelijk op liep. Buiten reden de motorsleden nog steeds voorbij.
  
  Bovenaan de trap haalde ik de Luger uit mijn zak en liep naar de eerste deur. Ik luisterde, hoorde niets en ging naar binnen.
  
  Er was niemand in het vertrek, hoewel er een bed, een tafel en een stoel en een kast in stonden.
  
  De volgende twee kamertjes waren ook leeg, maar de vierde niet.
  
  In het bed lag iemand te slapen en toen ik binnenkwam ging hij overeind zitten.
  
  'Wat is er?' mompelde hij slaperig.
  
  Ik kwam de kamer verder in, sloot de deur en richtte mijn pistool.
  
  'Ben je helikopterpiloot, kameraad?' vroeg ik zacht.
  
  'Ja natuurlijk, wat dacht je anders dat ik ...' begon hij, maar toen hij de Luger zag hield hij op.
  
  'Als je alarm slaat schiet ik,' zei ik dreigend.
  
  'Wie ben jij dan? Wat kom je hier doen?' vroeg hij gedempt.
  
  'Ik ben Amerikaan. Ik wil terug naar mijn basis.'
  
  'Ja, maar hoe kom je hier dan?'
  
  'Dat doet er nu niet toe,' zei ik kort. 'Sta op en kleed je aan. Je moet me naar mijn eigen basis terugvliegen.'
  
  'Nee - ben je nou helemaal belazerd
  
  Ik richtte mijn Luger wat hoger. 'Dan schiet ik - nu -'
  
  De piloot glimlachte. 'Als je schiet maak je helemaal geen kans dat je hier ooit nog weg komt.'
  
  'Daar zou jij anders geen plezier meer van beleven. Hoewel, meestal sturen ze in zo'n geval de medaille op naar de nabestaanden.'
  
  'Nou, goed dan, jij je zin,' zei de piloot na enige aarzeling. Hij stapte uit bed. 'Oké, dus dan heb je nu een piloot. Nou nog een helikopter.'
  
  'Er staat er één beneden.'
  
  Hij schudde het hoofd. 'Dit is een hangar. Alles wat hier binnen staat moet gerepareerd, er is wat mee of ze liggen uit elkaar. En die ene die zo goed lijkt is hier gister pas gebracht. Hij geeft geen oliedruk.'
  
  'Toch gaan we met die ene.'
  
  'Man, je bent hartstikke gek. Binnen een paar minuten draait dat ding vast.'
  
  'Doe dan maar een schietgebedje dat-ie het even volhoudt, kameraad, want iets anders hebben we niet, dus we gaan met deze.'
  
  'Niks...'
  
  Ik was in een stap bij hem en drukte de loop van mijn Luger tegen zijn kin.
  
  'Ik heb geen keus, kameraad. Als het niet anders kan schiet ik je een kogel door je kop. Nu meteen als het moet.'
  
  De piloot sperde zijn ogen open. 'Ja ...ja ... ik zal doen wat je zegt.'
  
  Ik deed een stap achteruit. 'Ga je dan aankleden. Snel.'
  
  Binnen vijf minuten was hij klaar en had hij zijn poolkleding aan. Langzaam liep ik naar de deur en deed hem een kiertje open. De hangar baadde in het licht en er stonden een stuk of tien gewapende mannen beneden.
  
  Snel stapte ik de kamer weer in en gebaarde tegen de piloot dat hij het balkon op moest gaan. 'Ze zoeken me,' fluisterde ik.
  
  'Jij moet zorgen dat ze weggaan.'
  
  Weer aarzelde de piloot.
  
  'Ga nou niet de held uithangen. Als ze me vinden schiet ik jou toch eerst dood.'
  
  Hij knikte, stapte toen langs me heen het balkon op en riep: 'Wat moet dat allemaal?'
  
  Een aantal sterke schijnwerpers werden op de piloot gericht. 'Ben je daar in je eentje?'
  
  'Nee,' riep de piloot terug. 'Ik heb vier meiden bij me.' Beneden hoorde ik iemand lachen.
  
  'Laat ze de hangardeuren openmaken,' fluisterde ik achter zijn rug.
  
  'Kunnen jullie die deuren even open zetten?' riep hij naar beneden.
  
  'Waarvoor?'
  
  'Omdat ik er niet dwars doorheen wil vliegen zo meteen, zak,' riep hij terug.
  
  Weer lachte er iemand.
  
  'Laat je die vier meiden dan alleen?'
  
  Een paar seconden later hoorde ik de deuren opengaan.
  
  'Er is hier niemand, kapitein,' riep iemand beneden.
  
  'Wat doen jullie trouwens hier om deze tijd?' riep de piloot naar beneden.
  
  Hij kreeg echter geen antwoord en een paar seconden later hoorde ik de sneeuwtrucks weer wegrijden.
  
  'Zijn ze allemaal weg?' vroeg ik.
  
  ' 't Lijkt me van wel,' antwoordde de piloot.
  
  'Kom op dan,' zei ik. Ik stapte de kamer uit en liep achter hem aan de galerij langs en de trap af.
  
  De hangar was verlaten en nu de deuren openstonden was het vreselijk koud.
  
  Snel liepen we naar de heli en de piloot maakte de rotors los, pakte een paar blikken olie, maakte ze open en goot ze erin.
  
  Ik stond achter de machine zodat ik van buiten af niet te zien was. Terwijl de piloot bezig was reden er nog een aantal sneeuwtrucks voorbij.
  
  'Ze zijn er nogal op gebrand om je te vinden,' zei de piloot terwijl hij de dop van het oliereservoir weer dichtdeed.
  
  'Als ze mij te pakken krijgen, pakken ze jou ook,' zei ik.
  
  'Laten we gaan.'
  
  De piloot kwam naar me toe. 'We halen het nooit naar jouw basis.'
  
  'We kunnen het allicht proberen,' zei ik.
  
  Hij klom aan boord, ik klauterde aan de andere kant naar binnen en maakte mijn veiligheidsgordel vast.
  
  De piloot zette de motor aan en werkte zijn checklist af terwijl er buiten voor de open deuren een motorslee stopte. Er stapten vier mannen uit.
  
  'Verdomme, daar hebben we geen tijd voor,' gromde ik. 'We gaan gewoon weg.'
  
  De piloot keek me aan, keek toen naar de vier mannen die allemaal geweren bij zich hadden en recht op ons af renden.
  
  Hij trok alle registers open en de helikopter sprong de lucht in en bleef daar hangen, een paar centimeters van de grond.
  
  Een van de mannen schouderde zijn geweer terwijl we rakelings langs hem heen naar buiten vlogen. De piloot zette de rotors voluit. We stegen recht omhoog in de nachtlucht, terwijl de wind ons heen en weer blies, zodat we bijna tegen de dakrand van de hangar aan sloegen. Toen waren we weg en zagen de Sovjetbasis snel onder ons verdwijnen.
  
  Het rode lampje op de oliedrukmeter begon al meteen te branden.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Een paar minuten later waren we los van de Sovjet-basis en na nog vijf minuten zagen we het baken niet eens meer dat de landingsbaan markeerde.
  
  De lucht was nog steeds bewolkt, en er was niets te zien behalve opwaaiende sneeuw en de vage contouren van ijsheuvels en blokken een paar honderd voet onder ons.
  
  Ik had de radio bijna onmiddellijk uitgeschakeld, en nu we eenmaal in de lucht waren zette ik hem weer aan en schakelde om op het kanaal van de Amerikaanse basis.
  
  'We zitten te laag en te ver om contact te kunnen krijgen,' zei de piloot.
  
  'En de NAT (Navigational Air Transmitter)?'
  
  'Ja, die volg ik,' zei hij. Hij zette hem harder en ik hoorde het gepiep van de morseseinen.
  
  'Hoe lang duurt het voordat we een verbinding kunnen krijgen?' vroeg ik.
  
  Hij schudde het hoofd. 'Zover komen we helemaal niet, dat zei ik toch al.' Hij wees op de temperatuurmeter, die op rood stond. 'De motoren kunnen er ieder moment mee ophouden.'
  
  Nog tien tot vijftien minuten en we waren er, maar terwijl ik naar het ijzige landschap onder ons zat te kijken draaiden de motoren al maar langzamer.
  
  ik kan het beste hier landen voordat het te laat is. Ik kan de noodzender wel oproepen en dan worden we binnen het kwartier door mijn mensen opgepikt.'
  
  'Als ik gevangen word genomen maken jouw mensen me af,' zei ik. Waarom zou ik nog tegen hem liegen?
  
  'Waarom?' zei hij. 'Wat heb je gedaan?'
  
  'Niets. Ik probeer zelfs te voorkomen dat iemand anders iets doet.'
  
  De naald op de temperatuurmeter ging nu naar rechts en de lucht van hete olie en oververhit metaal begon de cabine binnen te dringen.
  
  We hadden geen schijn van kans de Amerikaanse basis te halen.
  
  'Waar zitten we nu?'
  
  'Ik weet het niet zeker,' zei de piloot. Hij trok de smoorklep helemaal open, maar de motoren hadden er geen zin meer in en bleven oververhit. Ze gingen steeds langzamer draaien.
  
  'Misschien een mijl of vijftien, twintig, van mijn basis,' begon hij en op dat moment klonk er een luide klap achter ons, uit de motor.
  
  Er begon een zoemer op het paneel tekeer te gaan en de piloot keek ernaar. 'Brand,' zei hij. Met een hand aan de stuurkolom en de andere aan de knop voor de brandblusser keek hij om zich heen waar de radioknop voor het noodkanaal zat. Ik pakte zijn hand en duwde die weg.
  
  'Als ik ze niet oproep vinden ze ons nooit,' riep hij.
  
  'Dan zullen we moeten lopen.'
  
  'Je bent hartstikke gek... dat kan helemaal niet, in deze omstandigheden dertig mijl lopen, daar zijn we niet voor uitgerust.'
  
  De helikopter dook naar links en toen naar beneden, recht op het ijs af.
  
  Ik zette me schrap voor de klap en op het laatste moment slaagde de piloot er nog in de neus omhoog te trekken, zodat we niet op ons gezicht vielen.
  
  We sloegen om naar rechts, kantelden toen en alle ruiten braken luid knetterend.
  
  Er sloeg iets met grote kracht tegen mijn schouder aan en de machine scheen steeds kleiner te worden, helemaal in elkaar gefrommeld. Toen lag ik half in en half buiten de machine met mijn gezicht in de sneeuw.
  
  Moeilijk tastte ik achter me en slaagde erin mijn veiligheidsriem los te maken. Ik kroop uit het wrak en rolde me op mijn rug.
  
  De piloot was duidelijk dood. Zijn lichaam was verpletterd tussen de zware motor en de machine. Overal liepen stroompjes benzine en de oververhitte motor tikte boven het gehuil van de wind uit. Ik krabbelde overeind en maakte zo snel mogelijk dat ik wegkwam, want de machine begon bijna meteen te branden. Toen ik een meter of vijftig weg was stond ik stil om te kijken hoe de resterende benzine in de tank explodeerde met een dof geloei. De steekvlammen waren wel twintig meter hoog in de nachtlucht. Als ik nog gehoopt had iets uit het wrak te kunnen redden dat het me gemakkelijker zou maken om hulp te krijgen, dan kon ik dat nu wel vergeten. Ik was helemaal op mezelf aangewezen en de Amerikaanse basis in McMurdo Sound was minstens dertig mijl hiervandaan. Dertig mijl in het meest ongastvrije land ter wereld.
  
  Ondertussen zat Stalnov daar op ons research-station met een Sovjet-onderzeeër op achtenveertig uur van de kust.
  
  Ik draaide me om in de richting waar we heen vlogen. Ik had maar een heel kleine kans en dat wist ik. Maar ik kon hier ook niet blijven zitten wachten tot ik doodvroor. Ik moest het proberen.
  
  Een ogenblik later trok ik de touwtjes van mijn capuchon aan en begon te lopen door de diepe sneeuw, zo snel ik kon.
  
  Zolang ik maar in beweging bleef zou ik wel blijven leven.
  
  Als ik stilstond vroor ik dood. Zo eenvoudig lag het.
  
  De vlammen begonnen minder te worden en toen ik een heuveltop bereikt had bleef ik even staan kijken.
  
  Het leek wel alsof ik al uren hier rondliep, maar ik was pas een mijl van de helikopter vandaan. Eén mijl maar.
  
  Ik schudde het hoofd en wilde me juist weer omdraaien toen ik een paar knipperende lichten bij de helikopter zag. Toen waren ze opeens weg. Ik bleef staan kijken en na een ogenblik kwamen ze terug. Dichterbij dit keer en lager.
  
  Het geraas van een helikopter werd nu hoorbaar boven de wind uit en ik dook instinctief in elkaar in de sneeuw terwijl ik de machine laag boven het wrak zag hangen en vervolgens landen. In het licht van de vlammen kon ik de silhouetten van een aantal mensen onderscheiden die uit de pas aangekomen helikopter kwamen - ongetwijfeld kwamen ze van de Sovjet-basis.
  
  Terwijl ik stond te kijken kwamen er een tweede en vervolgens een derde helikopter. Eén van de twee landde en de andere bleef boven het wrak cirkelen en scheen met een lichtbundel op het wrak.
  
  Ze zouden wel spoedig zien dat er maar één lijk in de helikopter lag en ik nam niet aan dat ze me zouden laten lopen.
  
  Ze wisten of vermoedden kennelijk wie ik was en omdat ik op het communicatiecentrum was geweest moesten ze wel aannemen dat ik wist dat de onderzeeër zou komen en waarom.
  
  Het feit dat de Russen al het mogelijke deden om me tegen te houden bevestigde wat Paul Tibert had gezegd.
  
  Ik draaide me om en wilde wegrennen, wat door de sneeuw en de harde wind vrijwel onmogelijk werd gemaakt. Er begon een plan in mijn hoofd te rijpen. Het was een wanhopige gok, maar nu ik nog maar één mijl door dit terrein gelopen had begreep ik al dat ik de Amerikaanse basis te voet nooit zou bereiken.
  
  Maar eerst moest ik zorgen dat ik zo ver mogelijk van het wrak vandaan kwam. Hoe verder ik weg was, hoe meer ze zich moesten verspreiden als ze me wilden zoeken, en hoe verder de helikopters uit elkaar zouden moeten gaan.
  
  Achter de heuvel waar ik stond was een scherpe helling van sneeuw en ijs in het donker. Even vroeg ik me af of ik niet op de een of andere berghelling stond. Ik had geen idee of die helling misschien verderop steiler werd en naar een kloof of gletsjer leidde waar ik niet verder kon en zou vallen.
  
  Maar als ik terugging zou ik zeker gevangengenomen of gedood worden - mogelijk allebei.
  
  Ik had een kleine kans en die zou ik zien te benutten, wat de risico's ook waren.
  
  Het terrein bleef hellen, af en toe licht en af en toe wat steiler. Maar na minstens een mijl begon ik te begrijpen dat ik op een glooiende ijs- en sneeuwvlakte liep die zich waarschijnlijk uitstrekte tot aan de Amerikaanse basis.
  
  Bij de volgende helling stond ik stil. Lang genoeg om even achterom te kijken en de duisternis af te zoeken. Ik kon de lichten van een van de helikopters vaag in de verte zien, maar verder niets. Ze waren dus al begonnen te zoeken. Ze wisten dat ik het ongeluk overleefd had en hier ergens moest zijn.
  
  Ik liep verder naar de volgende heuveltop, waar ik viel en minstens vijftig meter naar beneden rolde.
  
  Ik was geschrokken, maar ik had me niet bezeerd. Na even versuft in de sneeuw te hebben gezeten krabbelde ik overeind en op dat moment hoorde ik een helikopter vlak boven me. Ik liet me weer in de sneeuw zakken.
  
  Nu kwam het dus. Ik had gehoopt dat ik wat verder van het wrak weg zou kunnen komen, maar het was nu te laat om daar nog over te denken.
  
  De helikopter vloog heel laag over me heen en de luchtzuiging trok een enorme sneeuwpluim op. Het werd even nog kouder. Een paar seconden later kwam hij terug, bleef even een paar meter achter me hangen en draaide toen om mijn liggende gestalte heen. De kou drong door alle naden van mijn kleding en maakte het haast onmogelijk om normaal te denken.
  
  Eindelijk landde de helikopter een paar meter achter me en een ogenblik later werd ik op mijn rug gedraaid en scheen er een sterke lamp in mijn ogen.
  
  Ik mompelde iets onsamenhangends terwijl een van de mannen me fouilleerde en mijn Luger te voorschijn haalde. Even later hielpen twee mannen me overeind, maar ik hield me helemaal slap, zodat ze me naar de helikopter moesten slepen.
  
  'Het is die Amerikaan,' riep één van hen.
  
  'Heb je hem ontwapend?' riep een andere mannenstem terug terwijl we bij de helikopter kwamen.
  
  'Ik heb zijn pistool,' riep de man rechts van me.
  
  Ze sjorden me achter in de helikopter en ik liet mijn hoofd voorover vallen en bleef zachtjes mompelen.
  
  'Rode leider één, hier unit twee, we hebben 'm,' zei de piloot. 'We hebben zijn wapen en hij is half buiten westen,' zei de piloot.
  
  'Breng hem over naar Admin Eén. Wij gaan dan maar terug, over.'
  
  'Ja, m'neer,' zei de piloot.
  
  Iedereen was weer ingestapt en terwijl we opstegen deed ik mijn ogen een kiertje open.
  
  Er zat een man naast me en voorin zaten de piloot en de co-piloot, de eerste links en de ander rechts, naast hem. Voor zover ik kon zien was er verder niemand aan boord.
  
  Ik vond het erg dat de piloot die ik gedwongen had samen met mij weg te vliegen van de Sovjet-basis, door mijn toedoen nu dood was, en ook dat een of meer van deze mannen hier misschien zouden sterven, maar het was oorlog. Ze hadden nu al eenendertig mensen op ons research-station gedood en ze wilden mij ook doden. Bovendien waren ze van plan om het dodelijk RVB-A naar Moskou over te brengen. En wat er verder ook gebeurde, dat moest ik zien te voorkomen.
  
  De helikopter kwam in een kleine luchtzak terecht. Op dat moment maakte ik mijn riem los en liet me naar voren ploffen terwijl ik mijn stiletto uit de schede trok en hem licht in mijn rechterhand nam.
  
  De man naast me dook naar voren om me te grijpen, maar ik balde mijn linkervuist en gaf hem snel achter elkaar twee dreunen in zijn gezicht. Zijn hoofd sloeg achterover en hij viel tegen het frame van de helikopter aan.
  
  De co-piloot wilde zich in zijn stoel omdraaien en richtte zijn dienstrevolver. Ik leunde weer voorover en hield de punt van mijn akelig scherpe stiletto tegen zijn nek.
  
  'Laatje wapen los of de piloot gaat eraan!' schreeuwde ik.
  
  De piloot aarzelde. Zijn revolver was op de rugleuning van zijn stoel gericht.
  
  'Doe wat ik zeg, kameraad, anders gaan we er allemaal aan.' De co-piloot knikte tenslotte en begon zich weer om te draaien. 'Hier achterin,' zei ik. 'Ik wil jullie wapens.'
  
  De man naast me lag voor pampus. De co-piloot keek even naar hem stak zijn hand toen uit over de rugleuning en liet zijn revolver op de grond bij mijn voeten vallen.
  
  Ik nam de stiletto in mijn linkerhand, maar liet de punt nog steeds tegen de nek van de piloot rusten. Ik greep het wapen van de Rus en ging toen weer overeind zitten.
  
  'Die revolver is nu gericht op de rug van de piloot,' zei ik.
  
  'Als jullie precies doen wat ik zeg hoeft er niemand iets te overkomen.'
  
  'Wat wil je,' vroeg de piloot eindelijk.
  
  Ik leunde even naar rechts en pakte het pistool van de bewusteloze man en mijn eigen Luger.
  
  'Ik wil dat jullie meteen koers zetten naar de Amerikaanse basis. Nu meteen,' zei ik.
  
  De piloot en de co-piloot keken elkaar aan, maar toen zwenkte de helikopter naar rechts en na een lange bocht kwamen we weer op een rechte koers.
  
  'Zet de radio nu op het Amerikaanse kanaal.'
  
  Na een korte aarzeling schakelde de co-piloot de radio op een andere frequentie over.
  
  'Geef me de microfoon aan,' zei ik. 'Voorzichtig.'
  
  De co-piloot gaf me de microfoon en ik bracht hem bij mijn mond en schakelde hem in.
  
  'McMurdo Sound, McMurdo Sound, hier kapitein Carter, ontvangt u mij, over?'
  
  Behalve wat geruis en geknetter gaf de radio geen geluid.
  
  'Beetje hoger,' zei ik kortaf tegen de piloot.
  
  De piloot ging wat hoger vliegen.
  
  Ik schakelde weer in. 'McMurdo Sound, McMurdo Sound, hier kapitein Carter, hoort u mij, over?'
  
  'Hier McMurdo Sound,' zei een Amerikaanse stem over de speaker.
  
  'Kunt u zich nog eens identificeren?'
  
  'McMurdo, hier kapitein Nick Carter. Ik ben lid van de commissie van onderzoek onder commandant Paul Tibert.'
  
  'Roger, kapitein. We proberen u al twaalf uur lang op te roepen. Hoe is uw positie? Is commandant Tibert daar bij u?'
  
  'Nee,' zei ik. 'Luister goed. Ik ben op het ogenblik aan boord van een Russische helikopter en we zitten ongeveer twintig mijl bij u vandaan, langs de kust. Ik heb de piloot en de co-piloot onder schot. Een derde bemanningslid is op het ogenblik buiten bewustzijn. We gaan landen midden op de landingsbaan. Ik wil graag dat we daar worden opgewacht door een gewapend escorte.'
  
  Er viel een diepe stilte. Toen, na een paar seconden, zei een andere stem: 'Zeg Carter, is dit weer zo'n leuke grap van je?'
  
  'Nee, nee,' snauwde ik. 'Ik wil opgewacht worden door een gewapend escorte, zei ik, en ook een brandstoftruck. Zodra ze me hebben afgezet wil ik ze terugsturen. Is dat begrepen, over?'
  
  'Ja, begrepen, kapitein, maar ik hoop dat het een grapje is.'
  
  'Nee, dat is het niet. En nu geef ik onze eta door, die is... ' ik liet de spreeksleutel los en vroeg in het Russisch aan de piloot wat onze ETA was. Die bleek negen minuten te zijn.
  
  '... negen minuten. Heeft u dat, over?'
  
  'Ja, roger. We hebben u ook op de radar.'
  
  Ik gooide de microfoon weer naar voren. 'En geen grappen, heren. We gaan dadelijk landen, midden op de landingsbaan, en daar worden we opgewacht door een gewapend escorte. Dan stap ik uit, u wordt van brandstof voorzien op kosten van de Amerikaanse marine en dan kunt u terugkeren naar uw eigen basis. Ben ik duidelijk?'
  
  'Da,' zei de piloot. De co-piloot knikte.
  
  De minuten die daarop volgden vlogen we zwijgend voort, totdat de piloot opeens verstrakte. Ik leunde naar voren.
  
  Door de voorruit kon ik de lichten van onze basis al zien.
  
  'En nu rustig aan,' waarschuwde ik.
  
  De piloot keek zijn partner aan en ze knikten allebei.
  
  'Kapitein Carter ... ' zei de piloot.
  
  'Ja?'
  
  'Ik ... eh ... we ... we willen niet terug.'
  
  'Wat zegt u nu?'
  
  'We willen niet terug naar onze basis,' verduidelijkte de co-piloot.
  
  'Willen jullie overlopen? Bedoelen jullie dat?'
  
  De co-piloot knikte.
  
  'En jullie vriend hier naast me?'
  
  'Die wil ook mee,' zei de piloot. Hij keek de co-piloot weer aan. 'We hebben het hier vaak over gehad ... '
  
  We naderden nu snel de verlichte landingsbaan. Het kon een truc van ze zijn, maar ik kreeg ergens het idee dat dat niet zo was. 'Voorzichtig landen,' waarschuwde ik.
  
  'We willen niet terug,' herhaalde de piloot.
  
  'Daar moet ik over denken. Maar het hangt vooral af van de manier waarop jullie me nu behulpzaam zullen zijn,' zei ik. 'Begrijpen jullie dat?'
  
  'Da,' antwoordden beide mannen.
  
  Een paar minuten later hingen we laag boven de landingsbaan. Onder ons stonden een stuk of zes sneeuwmotoren met minstens vijftien man eromheen. Twintig meter verderop kwam een brandstoftruck aanrijden.
  
  De piloot zette de heli keurig midden op de baan neer, zette de motoren af en toen waren we omringd door gewapende mannen, hun wapens in de aanslag.
  
  Ik deed snel de deur open. 'Ik ben het, kapitein Carter,' riep ik. 'Kom langzaam de helikopter uit,' riep één van de mannen terug.
  
  'Kom,' zei ik.
  
  'Wilt u ons helpen?' vroeg de piloot.
  
  'Rustig aan, kameraad, we zullen zien.'
  
  Langzaam stapten we uit. De co-piloot deed het achterste portier open en hielp zijn bewusteloze vriend uit de heli.
  
  Een van de marine-officieren die ik samen met Tibert had gezien kwam naar me toe met een verbijsterde, ongelovige uitdrukking op zijn gezicht.
  
  'Godschristus, je bent het echt,' zei hij. 'Waar kom jij in jezus-naam vandaan?'
  
  'Van de Sovjet-basis, verderop langs de kust,' zei ik.
  
  'Maar hoe ... ' begon hij, maar ik viel hem in de rede.
  
  'Dat leg ik later nog wel eens uit,' zei ik kort. 'Laat eerst de helikopter wegzetten en bewaken. Deze drie mannen moeten worden overgebracht naar een kamer waar ik ze kan ondervragen. Die ene heeft eerste hulp nodig, dus roep een dokter. Ik denk dat zijn neus gebroken is. Geef ze ook maar te eten. En ik moet nu meteen naar de radiokamer. Breng me daar maar wat te eten.' De officier stond me met open mond aan te gapen. 'Verder nog iets, kapitein?'
  
  'Ja,' zei ik. 'Een pakje sigaretten en een fles cognac. En nu opschieten, veel tijd hebben we niet meer.'
  
  De officier staarde me nog even aan en schudde toen het hoofd. 'Oké, jullie hebben gehoord wat hij zei. A-crew, zet die heli weg. Smitty, breng jij met een paar mensen die drie naar de stafkamer in het hoofdgebouw en laat ze bewaken. Laat ook iets te eten komen voor ze.' Hij wendde zich tot mij. 'Ik loop zelf met u mee naar de radiokamer.'
  
  Ik liep met hem mee naar een motorslee, waar we in gingen zitten.
  
  We reden het vliegveld over en hij vroeg: 'Kunt u me nu vertellen wat dit in godsnaam te beteken heeft, kapitein? Om te beginnen, waar is commandant Tibert?'
  
  'Paul Tibert is dood,' zei ik. 'Vermoord.'
  
  'Mijn God nog aan toe, wat gebeurt hier allemaal?'
  
  'Hoeveel gewapende manschappen hebben jullie hier?' vroeg ik.
  
  Hij keek me aan. 'Tweeëntwintig in totaal. U hebt ze daarnet allemaal gezien.'
  
  'Verder niets - geen wapens?'
  
  'Nee, we hebben hier voornamelijk wetenschapsmensen.'
  
  'Misschien wordt het research-station binnen het eerstkomende uur aangevallen,' zei ik. Mijn woorden sloegen in als een bom. 'Laat de radarmensen de Sovjet-basis scherp in de gaten houden.'
  
  'Maar dit kan toch niet... '
  
  'Ja, nou en of,' zei ik. 'Ze zitten me achterna.'
  
  'U...'
  
  'Maar over een uur ben ik weer weg, hoor. Ik heb een goeie snowmobile nodig, wat geweren en munitie, voedsel, een survivalkit, een goeie radio en een radiokompas zodat ik het research-station zonder al teveel moeite kan vinden.'
  
  'Wat is dit allemaal, kapitein? Wie heeft commandant Tibert vermoord? Die Russen?'
  
  We waren bij het radiogebouwtje aangekomen. 'Ik moet nu meteen een boodschap naar Washington sturen. Terwijl ik daarmee bezig ben zorg jij voor de spullen waar ik om gevraagd heb. Daarna ga ik met die drie Russen praten. En dan, als we daar nog tijd voor hebben, zal ik alles uitleggen.'
  
  De officier knikte wazig. 'In orde. Maar ik hoop bij god dat u zich vergist, meneer.'
  
  'Ja, ik ook,' zei ik. Maar helaas vergiste ik me niet.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Eerste Luitenant Bob Theisen liet de zoemer van de deur van de afdeling Crypto van het communicatiecentrum overgaan, die een seconde later door een jonge luitenant werd opengedaan. De jongeman keek verschrikt.
  
  We liepen hem voorbij een klein vertrek in dat vol stond met dé-scramble-apparatuur en een stuk of zes telexen langs de muur.
  
  'Dit is kapitein Carter van de Marine Inlichtingendienst. Hij heeft top clearance. Geef hem alle informatie die hij vraagt.'
  
  'Jazeker meneer,' zei de luitenant en keek me onzeker aan. Theisen wendde zich tot mij. 'Ik kan hier over een half uur terug zijn met alles waar u om gevraagd hebt. Hebt u dan genoeg tijd?'
  
  'Meer dan genoeg,' zei ik. 'Maar u doet er goed aan uw mensen te verzamelen en ook een paar burgers. Zodra ik klaar ben met die drie die ik mee heb gebracht zal ik u verslag uitbrengen.'
  
  'Willen ze hier een oorlog beginnen?' vroeg hij.
  
  'Dat dacht ik niet, tenzij u van plan bent om meer te doen dan lijdelijk verzet bieden. Als ze erachter komen dat ik weg ben houden ze zich wel rustig.'
  
  Ik keek om me heen naar de apparatuur.
  
  'Als ik hier klaar ben doet u er goed aan dit allemaal te vernietigen.'
  
  'Maar wat...' begon de jonge luitenant.
  
  'Doe wat hij zegt,' zei Theisen kort en verliet het vertrek. 'Hebben jullie hier een beschermde vrije lijn naar het Pentagon?'
  
  'Jazeker, meneer, twee zelfs,' zei de jongeman. 'De ene voor data, direct, en de andere via de telex.'
  
  'Hebben jullie op het moment iets op de telex?'
  
  Hij keek even naar een van de ratelende machines. 'Ja, meneer,' zei hij.
  
  'Afkappen. Ik heb een lijn nodig. Ik zal opschrijven wat je moet doen.'
  
  'Mag ik vragen wat er aan de hand is, meneer?'
  
  'Eerst een lijn, ik moet een verbinding hebben,' zei ik. 'Als ik hier klaar ben moet u alle apparatuur vernietigen en dan maken dat u wegkomt. Terug naar de kazerne. En daar blijft u dan.'
  
  'Zeker, meneer,' zei hij en draaide zich om. Hij liep naar een apparaat, deed iets met een paar knoppen en liep naar de telex die plotseling stil gevallen was.
  
  Ik pakte een blanco formulier van het bureau en schreef daar de indicaties op die me van een open lijn met het Pentagon konden verzekeren, direct naar Operations bij AXE aan de Dupont Circle.
  
  De luitenant had een directe lijn aangevraagd bij zijn collega in het Crypto-centrum van het Pentagon en ik gaf hem de indicatie.
  
  'Vertel 'm maar dat de eerste vier cijfers voor zijn Tech Control zijn. Dan geven zij hem wel de goede lijn.'
  
  De luitenant keek op en knikte. Hij was behoorlijk geschrokken, maar hij tikte niettemin de indicaties in zoals ik ze had opgeschreven en even later begon de telex te rammelen en gaf vier X-en, vervolgens vier belletjes en: READY.
  
  'Goed, luitenant,' zei ik, 'gaat u even een kop koffie halen?'
  
  'Ja meneer,' zei hij en sprong op.
  
  Ik ging zitten en tikte:
  
  HIER N3, VOOR HAWK, IN PERSOON.
  
  HAWK IS OPGEROEPEN, START BOODSCHAP, N3.
  
  Zo snel ik kon tikken rapporteerde ik alles wat er sinds mijn aankomst op McMurdo Sound gebeurd was, ook de theorie van Tibert dat de Sovjets gereed stonden om een transport van het dodelijke RVB-A naar de Sovjet-Unie over te brengen. Verder deelde ik mee dat er een Sovjet-onderzeeër over minder dan achtenveertig uur op een bepaald ontmoetingspunt aan de kust boven zou komen.
  
  Terwijl ik daarmee bezig was - minstens een kwartier, zat de jonge luitenant op de rand van zijn bureau met een diep bezorgde uitdrukking op zijn gezicht.
  
  BOODSCHAP ONTVANGEN, antwoordde de telex toen ik klaar was.
  
  HIER HAWK. HOE SCHAT JE DE PLANNEN VAN DE RUSSEN IN OP DIT MOMENT?
  
  ZE ZULLEN ALLES IN HET WERK STELLEN OM HUN ONDERZEEËR OP DE AFGESPROKEN TIJD EN PLAATS TE TREFFEN. MOGELIJK ZULLEN ZE TRACHTEN DE BASIS MET GEWELD IN HANDEN TE KRIJGEN. ZE ZOEKEN ME. STAND BY
  
  Rammelde de Telex.
  
  Ik leunde achterover en stak een sigaret op. Ik zag de drukte op het AXE-bureau voor me, de analytici die een strategie zaten uit te dokteren en Hawk die alles in de hand hield.
  
  Tien minuten later ging de zoemer weer over. De luitenant stond op en opende de deur. Bob Theisen kwam binnen met iets wat op een lunchpakket leek in zijn ene hand en een fles cognac in de andere. Hij zette alles op het bureau en kwam naar me toe.
  
  'Ik kon alleen nog een paar sandwiches te pakken krijgen,' zei hij verontschuldigend. 'Over een half uur wordt er hier ontbeten dus als u nog tijd hebt... '
  
  'Is de rest in orde?' vroeg ik.
  
  Hij staarde naar de boodschappen die nog in de telex zaten. 'Jaaah ...' zei hij afwezig.
  
  De telex begon weer te ratelen:
  
  SNELLER DAN OVER ZESTIG UUR KAN ER GEEN BACKUP-ONDERZEEËR BIJ U ZIJN. MOET UIT MELBOURNE KOMEN. IJSKAP MAAKT OPKOMEN ONMOGELIJK. ZIJN VAN MENING DAT STEUN VANUIT DE LUCHT NIET - HERHAAL: NIET - AANGEWEZEN IS. KUNT U ONTMOETING VERHINDEREN OF VERTRAGEN TOT VERSTERKING ARRIVEERT? GAARNE ANTWOORD.
  
  Theisen had de boodschappen en de antwoorden gelezen en hij floot zacht. 'Zoveel mensen hebben we niet,' zei hij. AKKOORD, tikte ik. SUCCES, antwoordde het apparaat.
  
  Ik trok het lange papier uit de telex, vouwde het een paar maal en overhandigde het aan Theisen. Ik stond op. 'Deze informatie moet worden geklasseerd als staatsgeheim. Dit moet onmiddellijk vernietigd worden.'
  
  Hij stopte het papier in een vernietigingsapparaat, en draaide het erdoor.
  
  'Kan ik de normale lijnen weer activeren, meneer?' vroeg de luitenant.
  
  Ik schudde het hoofd. 'Deze basis wordt waarschijnlijk overvallen door Sovjet-troepen. Ze zoeken mij, maar ze zullen waarschijnlijk orders hebben om te pakken wat ze in handen kunnen krijgen.'
  
  Theisen keek me aan. 'Het is het beste als u nu alle apparatuur vernietigt, naar de kazerne teruggaat en daar voorlopig blijft.' De luitenant keek naar Theisen, die hem toeknikte. Ik pakte mijn lunchpakket en mijn lies en liep naar de deur.
  
  'Laten we gaan, heren,' zei ik kort.
  
  Theisen kwam buiten naast me lopen. We stapten in de motorslee die hij voor me had meegebracht. Achterin lag alles waar ik om had gevraagd.
  
  'Staan uw mensen klaar voor de briefing?' vroeg ik.
  
  'Ze zitten in de vergaderkamer.'
  
  'Goed. Dan wil ik nu die drie Russen spreken die ik bij me had.' Theisen startte en reed het terrein van de basis over terwijl ik een paar sandwiches naar binnen schrokte, die naar niets smaakten, en een reep chocola, die wel ging. Tegen de tijd dat ik klaar was met mijn gestileerde maaltijd stonden we voor het hoofdgebouw, waar we naar binnen gingen en naar een klein vertrek liepen naast het kantoor van wijlen Tibert. Er stond een marinier bij de deur.
  
  'Nog nieuws op de radar?' vroeg ik voordat we naar binnen gingen.
  
  'Nog niets,' zei Theisen. 'Misschien komen ze niet.'
  
  'O jawel,' zei ik.
  
  We gingen naar binnen, waar de drie Russen om een klein tafeltje heen zaten. Ze waren juist klaar met hetzelfde soort maaltijd als ik daarnet gebruikt had. Iemand was zo attent geweest ze een fles wodka te verschaffen en die lieten ze rondgaan.
  
  Ze keken alle drie op en herkenden me dadelijk.
  
  Ik ging tegenover ze zitten, pakte een schoon glas en schonk mezelf een flinke scheut in van de cognac die ik had meegenomen.
  
  Theisen bleef bij de deur staan.
  
  Ik moest deze drie mannen gebruiken. Het stond me helemaal niet aan, maar als ze wisten of vermoedden dat hun eigen mensen hierheen onderweg waren zouden ze me niets vertellen. Ze zouden zich gedragen als krijgsgevangenen, niet als overlopers.
  
  Ze moesten flink door de mangel, althans voor het ogenblik.
  
  Ik dronk mijn cognac uit terwijl ze naar me zaten te kijken, en zette mijn glas weer neer. 'Voordat we beslissen of jullie politiek asiel kunnen krijgen of niet wil ik eerst een paar snelle en vooral juiste antwoorden van jullie horen,' zei ik in het Russisch.
  
  Ze knikten.
  
  'Zoals u wilt, kapitein,' zei de piloot.
  
  'Mooi,' zei ik. 'Wat weten jullie van een rendez-vous met een van jullie onderzeeërs aan de kust bij Mount Sabine?'
  
  De drie keken elkaar aan. 'Niets,' zei de piloot. 'Van iets dergelijks is mij niets bekend.'
  
  Ik had de indruk dat hij de waarheid sprak. 'Is er de afgelopen paar dagen enigerlei vorm van ongebruikelijke activiteit geweest op jullie basis?'
  
  Ze knikten alle drie. 'Ja, er was de laatste tijd erg veel gaande,' zei de co-piloot. Hij was nog jong, ergens midden in de twintig. 'Wat voor activiteit precies?'
  
  Hij haalde zijn schouders op. 'Strengere veiligheidsmaatregelen. Meer mariniers. Veel meer gewapende manschappen.'
  
  'Ja, en er is een KGB-kantoor gekomen,' voegde de piloot eraan toe.
  
  'Wat gaf men daar voor verklaring van?'
  
  Ze schudden alle drie het hoofd: 'Geen.'
  
  'En de wetenschapsmensen?'
  
  'Er is nog maar heel weinig wetenschappelijk personeel op de basis,' zei de piloot met een merkwaardige uitdrukking op zijn gezicht.
  
  Ik ging op het puntje van mijn stoel zitten. 'Wat is er dan met die mensen gebeurd?'
  
  'Ongeveer een maand geleden zijn ze vertrokken. Er gingen er telkens een paar weg en ze werden niet vervangen.'
  
  Dan waren ze dus klaar met hun onderzoek. Ze hadden voldoende RVB-A aangemaakt. Ze hoefden het alleen nog maar naar de Sovjet-Unie over te brengen en het te gaan gebruiken. De mogelijke gevolgen waren te angstig om te diep over na te denken.
  
  Ik schudde het hoofd, schonk mezelf nog eens in, dronk mijn glas uit en stond op.
  
  Ik vond het erg voor die drie. Ze zaten in een zeer moeilijke positie. Ze hadden me echter datgene gegeven wat ik dacht dat werkelijk eerlijke antwoorden waren, en ik was hen nu hetzelfde verschuldigd.
  
  'Heren, ik zou willen dat ik ten aanzien van uw persoon en uw lot wat optimistischer zou kunnen zijn,' zei ik in vormelijk Russisch. 'Helaas kan ik dat niet. Uw kant, uw mensen, zullen niets nalaten om mij in handen te krijgen. Ik ben van mening dat er spoedig een detachement mariniers van uw kant hierheen zal komen. Als ze hier zijn ben ik vertrokken. Naar Nieuw-Zeeland. Maar als ze u hier vinden ... '
  
  Ze begrepen alle drie wat dat inhield en ze werden asgrauw.
  
  'U kunt dus kiezen,' zei ik. 'U kunt hier blijven en aan onze kant verzet bieden, of... ' Ik keek Theisen aan. 'We kunnen u in een onverwarmd gebouw onder arrest houden. In dat geval bent u onze gevangenen. Als uw mensen erin slagen u te bevrijden kunt u zeggen dat u hardhandig ondervraagd bent maar niets hebt vrijgegeven. Mocht u dat verkiezen, dan stel ik voor dat u ervoor zorg draagt dat u bloedneuzen hebt, wellicht wat uitgeslagen tanden om wat overtuigender te zijn.'
  
  Ze keken elkaar aan.
  
  'Zo kun je ze niet laten gaan,' zei Theisen.
  
  'O jawel, en ik doe het ook,' snauwde ik.
  
  'Wilt u dat voor ons doen ... ' zei de piloot.
  
  Ik knikte. 'Ik ben bang dat het niet veel is. Maar het gaat om een zeer belangrijke zaak. Het kan zelfs een wereldoorlog betekenen. En dat, kameraden, is de waarheid, naar mijn beste weten.'
  
  Ze keken elkaar weer aan. 'Zouden we Amerikaanse uniformen kunnen krijgen?'
  
  Ik knikte.
  
  'Daar kan voor gezorgd worden,' zei Theisen.
  
  'In dat geval blijven we en zullen we het riskeren, aan uw kant, zei de piloot.
  
  'Zoals u wilt,' zei ik en keek ze aan. 'Maar begrijpt u goed: we kunnen u geen wapens verstrekken.'
  
  'Daar hebben we alle begrip voor.'
  
  'Het beste, heren,' zei ik.
  
  'U ook,' antwoordde de piloot.
  
  Theisen en ik verlieten het vertrek en hij instrueerde zijn mannen
  
  de Russen Amerikaanse uniformen te geven en ze ergens een plaats aan te wijzen.
  
  'Je gaat toch niet echt naar Nieuw-Zeeland?' vroeg Theisen voordat we de vergaderkamer weer binnengingen.
  
  Ik schudde het hoofd. 'Nee. Ik ga weer naar het research-station. Maar ik zou om een paar vrijwilligers willen vragen om daarheen te vliegen.'
  
  'Als dit alles waar is en de Russen geloven dat je aan boord bent, dan schieten ze alles neer wat vliegt,' zei Theisen bedenkelijk. 'Daarom zei ik ook: vrijwilligers,' zei ik.
  
  'Zestig uur,' zei Theisen.
  
  'Dat is een hele tijd. Daarin kan een hoop gebeuren.'
  
  Hij knikte en we gingen de vergaderkamer weer binnen, waar een stuk of zes mannen, waaronder twee in burger, rond een vergadertafel zaten. Het was hetzelfde vertrek waar Tibert ons had gebrieft voor ons vertrek naar het research-station.
  
  Theisen begon iedereen voor te stellen, maar ik viel hem in de rede.
  
  'Daar hebben we geen tijd voor,' zei ik. 'Het doet er niet toe hoe u allemaal heet. Ik ben kapitein Nick Carter van de marine inlichtingendienst. Misschien weet u dat ik zitting had in de commissie onder commandant Paul Tibert die het incident moest onderzoeken op uw research-station.'
  
  Een van de mannen in burger leunde voorover. 'Waarom bent u nu hier, kapitein? Is uw taak daarginds afgelopen? Hebt u ontdekt wat er gebeurd was?'
  
  'Waar is commandant Tibert?' vroeg een andere.
  
  'Commandant Tibert is dood,' zei ik.
  
  'Mijn God,' zei de man in burger en leunde achterover... 'En dat waar hij aan omgekomen is, en die anderen ... is dat nog actief?'
  
  Ik wachtte tot hij uitgesproken was. Iedereen aan de tafel wachtte op wat ik zou gaan zeggen. Ze wilden een verklaring.
  
  'Wat ik u nu ga vertellen is staatsgeheim en dat moet u uiterst vertrouwelijk behandelen. Uw leven en dat van alle anderen hier op deze basis zou ervan af kunnen hangen. Ben ik duidelijk?'
  
  'Wat wilt u zeggen?' vroeg de man in burger.
  
  Voorzichtig onthulde ik wat ik David Hawk over de telex had verteld, ook het verhaal van het geheime laboratorium onder het generatorhuis en het antwoord van Hawk dat er pas twaalf uur na de aankomst van de Sovjet-onderzeeër hulp zou kunnen komen.
  
  Toen ik klaar was zwegen alle mannen die om de tafel zaten. Iedereen was verzonken in hun eigen gedachten en angsten. Tenslotte stond de wetenschapsman in burger op die het eerste was begonnen met het stellen van vragen. 'Dan hebben we dus nog het één en ander te doen, voordat ze hier komen.'
  
  Iedereen stond op.
  
  'Hoe wilde u die Sovjet-onderzeeër tegenhouden of vertragen?' vroeg iemand anders.
  
  Ik stond op en schudde het hoofd: 'Werkelijk, daar kan ik nu nog niets over zeggen.'
  
  'Ik zou u graag helpen, maar ik denk niet dat ik veel kan doen. Dit soort dingen leer je niet als je biologie studeert.'
  
  Er klonk een zacht gegrinnik. De loodzware stemming was een beetje gebroken.
  
  'Ik denk niet dat de Russen u persoonlijk iets zullen doen, zolang u maar niet-begrijpend en verontwaardigd reageert. Maar ze zoeken mij. U moet ze er absoluut van overtuigen dat ik naar Nieuw-Zeeland ben gegaan.'
  
  'We zullen doen wat we kunnen, kapitein,' zei de wetenschapsman, 'maar uiteindelijk zult u het zelf moeten doen. God sta u bij.'
  
  'Dank u,' zei ik, want je moet toch wat zeggen.
  
  Opeens zag ik in dat wat ik wilde proberen volslagen onmogelijk was. Niet alleen zou er een Sovjet-onderzeeër aan de kust landen, maar hij zou ook nog worden opgewacht door een grote goed bewapende en zeer vastberaden legermacht die net zo rotsvast in hun land en ideaal geloofden als ik in het mijne.
  
  Ik stond er alleen voor. Het leek onmogelijk. Toch had ik weleens eerder iets onmogelijks gedaan. Maar dit keer had ik niet het vaste vertrouwen dat ik anders altijd had. Ik had tot dusver ontzettend veel geluk gehad en ik vroeg me af wanneer dat zou ophouden.
  
  Theisen en ik verlieten de kamer en liepen naar de voordeur, waar mijn slee stond te wachten.
  
  'Als ze er lucht van krijgen dat u op weg bent naar het research-station zullen ze u beslist achterhalen,' zei hij.
  
  Ik knikte. 'Hoe is het weer?'
  
  'De eerstkomende vierentwintig uur goed, maar er ontwikkelt zich weer een front op honderd mijl uit de kust in de Ross-Zee. Bij de deur stonden we stil en Theisen keek me recht in mijn ogen. 'En de anderen op het station? Wat is er met hen gebeurd?'
  
  Ik had de gedachte aan hen verdrongen, maar nu ging dat niet meer.
  
  'Ik weet niets zeker,' zei ik. 'Maar Stalnov houdt ze in de gaten. Zolang ze niet proberen weg te komen zal ze waarschijnlijk niets gebeuren.'
  
  'Dat hoop ik dan maar,' zei Theisen.
  
  'COMMANDANT THEISEN, COMMANDANT THEISEN, TOESTEL 315, TOESTEL 315' blaatte de intercom boven de deur.
  
  Theisen draaide zich om en liep het gebouw weer binnen. Hij liep op de eerste de beste telefoon af en draaide het nummer. Hij sprak en luisterde een paar seconden en toen hij ophing keek hij erg zorgelijk.
  
  'U had gelijk,' zei hij.
  
  'Radar?'
  
  Hij knikte. 'Er komen minstens twaalf grote vliegtuigen aan uit de richting van de Russische basis aan de kust.'
  
  'Goed, Bob, dan ga ik nu weg, nu het nog kan. Stuur een vliegtuig uit, liefst zo snel mogelijk.'
  
  'Schiet op dan,' snauwde Theisen zenuwachtig en hij begon weer een nummer te draaien.
  
  'Het beste,' zei ik, maar hij hoorde me al niet meer en stond fanatiek orders door te geven.
  
  Ik liep het gebouw uit, klom in de motorslee, startte en reed over het pas sneeuwvrij gemaakte pad naar de weg die landinwaarts liep.
  
  Het begon licht te worden. Maar in dit jaargetijde zou ook deze dag niet langer dan een paar uur duren. Dat vond ik overigens best. Hoe donkerder hoe liever. Als ik maar moeilijk zichtbaar was.
  
  Als de Sovjets zouden begrijpen dat ik niet op de basis was zouden ze ervan uitgaan dat ik in het vliegtuig zat naar Nieuw-Zeeland of dat ik terug was gegaan naar het research-station. Ik hoopte nu alleen maar dat ik een paar uur voorsprong kon krijgen voordat ze me serieus gingen zoeken. En ik hoopte ook dat er geen doden of gewonden zouden vallen op de basis.
  
  Een paar minuten later had ik de laatste gebouwen van de basis achter me gelaten en reed zo hard de slee maar wilde de zeer goede weg op. De machine hobbelde telkens als ik over een sneeuwbergje of een blok ijs heen reed. Hoe verder ik uit de kust landinwaarts kwam, hoe slechter het terrein werd. Ik hoopte dat ik minstens de eerste rug ijsheuvels over was als de Russen op de basis aankwamen. Dan zou ik een redelijke kans hebben op het station aan te komen zonder dat ze me zagen.
  
  Maar wat er dan ging gebeuren was nog niet te zeggen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  Toen ik de eerste heuvel over was, ongeveer twee mijl van de basis, stapte ik uit en liep terug naar de top. Van daar kon ik de hele basis zien liggen.
  
  De C130 waar ik mee gekomen was, was naar het einde van de runway getaxied en liet wolken sneeuw achter zich.
  
  Hij draaide langzaam naar het midden van de runway en begon toen te accelereren op het moment dat de eerste van de grote Sovjet-helikopters in zicht kwam.
  
  Twee van de Russische machines koersten recht op de Hercules af en een vreselijk ogenblik dacht ik dat ze het transport de lucht uit wilden schieten.
  
  Maar toen steeg de C130 op, steeds hoger, zwenkte naar rechts en de Sovjet-helikopters landden op de runway bij het administratiegebouw.
  
  Ik bleef nog even kijken hoe onze troepen naar buiten kwamen terwijl de Sovjets uit de zes helikopters kwamen. Er werd echter niet geschoten. De Russen waren duidelijk veel talrijker dan wij en ik stelde me voor dat Theisen tijd probeerde te winnen met de gebruikelijke protestuitingen.
  
  Ik stapte weer in en reed van de kust weg. Het radiokompas gaf me een koers van McMurdo naar het research-station.
  
  In het begin glooide het terrein licht, maar tenslotte werd het een vlakte van hobbelig ijs en sneeuw. De kloofdetector begon bijna onmiddellijk waarschuwend te pingelen.
  
  Ik stopte en sloeg de kaart open die Theisen me had gegeven. De weg naar het research-station stond er duidelijk op, tussen dit veld en nog twee andere terreinen waar veel kloven waren, met de radiokompaskoers er tussen haakjes bij geschreven. Ik legde de kaart op de passagiersplaats naast me en reed een paar mijl voorzichtig verder over de slingerende weg tussen de kloven door.
  
  In een half uur was ik de vlakte met de kloven veilig door en koos een rechtstreekse koers naar het station. Ik ging nu ook harder rijden.
  
  De zon, die juist boven de horizon zichtbaar was en een korte poos daglicht gaf, ging onder en deed het terrein eens te meer in het donker verzinken, dat nog dieper leek door de samenpakkende wolken voor de naderende storm.
  
  Ik stopte nu ook vaker om de koers te checken op het radiokompas. Als ik de volgende kloof naderde moest ik precies op koers zijn, anders zou ik de weg tussen de kloven door nooit kunnen vinden. Even dacht ik dat ik de lichten van een vliegtuig zag, links, heel in de verte; ik stopte en deed snel mijn koplampen uit. Ik wachtte.
  
  Als het een vliegtuig was hadden ze me niet gezien, want ze kwamen niet terug.
  
  Ik wachtte een vol kwartier voordat ik de koplampen weer aandeed en verder reed. De bewolking werd zwaarder, de sterren waren niet meer te zien en de wind stak op, voor de zoveelste keer.
  
  
  
  Het was diep in de nacht toen ik eindelijk de laatste kloof gepasseerd was, op minder dan tien mijl van het research-station.
  
  Ik was doodmoe, mijn ogen brandden en al mijn spieren deden pijn. Het leek wel een jaar geleden dat ik voor het laatst geslapen had en ik kon me niet permitteren om nu te stoppen om uit te rusten. Dat kon pas als ik er zeker van was dat alles in orde was op het station.
  
  Op een bepaald punt had ik even geweifeld of ik de radio zou gebruiken om te proberen contact te krijgen met de basis in McMurdo Sound, maar ik besloot het niet te doen. Als de Russen er nog waren en mijn boodschap opvingen zouden ze hier binnen het uur zijn. Met zijn allen.
  
  Op de helling van de laatste heuvel zag ik opeens de achterkant van het generatorhuis en de neergehaalde antenne waar het lijk van Tibert nog steeds lag, en ik stopte voor het administratiegebouw.
  
  Er scheen geen licht door de ramen, maar dat vond ik heel gewoon. Ik dacht dat iedereen wel zou slapen.
  
  Ik zette de motor af, pakte de draagbare radio die achterin lag en ploeterde door de dikke sneeuw naar de voordeur.
  
  Het woei inmiddels flink en de temperatuur was tot vijftig graden onder nul gedaald, maar de echte storm zou pas over een uur of twaalf losbreken. En als hij losbrak kon niemand meer iets doen en zou alles lamgelegd worden, voor ons zowel als voor de Russen. Dan had ik tijd om alle slaap in te halen die ik gemist had. Ik deed de deur open en stond in de recreatiezaal. Het was er donker. En koud. Ik bleef er even staan luisteren naar de wind buiten en voelde de doordringende kou.
  
  Langzaam zette ik de radio op de grond en tastte naar het lichtknopje. Ik knipte het aan, maar er gebeurde niets. De elektriciteit deed het niet. Alles was doods en verlaten.
  
  'Stalnov!' riep ik in het donker en trok mijn Luger.
  
  Geen antwoord.
  
  'Lana!' riep ik. 'Abel! Jean Père!'
  
  Het enige geluid dat ik hoorde was de wind die om het gebouw heen huilde.
  
  Ik liep naar buiten en pakte de grote staaflantaarn uit de motor-slee. Ik knipte hem aan. Er waren talloze voetstappen in de sneeuw voor de deur en een paar meter verderop zag ik de diepe hobbelige sporen van motorsleden. Ze gingen naar het westen. De Russen waren hier geweest. Ze waren binnengekomen, waarschijnlijk gewaarschuwd door Stalnov, en hadden de installatie overgenomen.
  
  Ik draaide me om naar de deur. Ze hadden of iedereen meegenomen óf iedereen doodgeschoten.
  
  Als ik hier gebleven was zou het niet gebeurd zijn. En als ik Stalnov meegenomen had was de zaak al uren geleden opgelost geweest.
  
  De Sovjet-onderzeeër zou over zesendertig uur op het ontmoetingspunt aankomen. Onze eigen onderzeeër uit Melbourne zou er pas tien uur later zijn.
  
  Ik had nog wat tijd, zei ik tegen mezelf terwijl ik naar het generatorhuis liep. Ik had nog tijd.
  
  Het duurde minstens twintig minuten in het donkere koude generatorhuis voordat ik besefte dat de Russen daar alleen de generatoren hadden uitgezet.
  
  De batterijen waren haast bevroren en de grote dieselgenerator wilde niet starten. Maar ik bleef het hardnekkig proberen tot hij eindelijk begon te sputteren, er weer mee wilde ophouden en toen onwillig maar gestadig begon te bonken.
  
  Buiten rende ik zo snel ik kon langs mijn motorslee naar de voordeur van het administratiegebouw en ging naar binnen.
  
  Het licht deed het weer. Bij de deur naar de eetzaal lag Bates-Wilcox, de Britse microbioloog. Hij was minstens zes keer door kogels getroffen. Overal om hem heen lag bevroren bloed. In zijn rechterhand had hij een .45 automatic geklemd.
  
  Ik liep naar hem toe en wrikte de automatic los. Het wapen was niet gebruikt. Hij was niet eens doorgeladen. Hij had geen schijn van kans gehad.
  
  'Lana!' riep ik.
  
  De verwarming sloeg aan en ik voelde warme lucht uit het rooster komen. Ik schoof mijn capuchon naar achteren, stapte over Bates-Wilcox heen en liep langzaam de verbindingsgang in.
  
  Er lagen minstens honderd lege hulzen op de grond bij de deur van de eetzaal. Ik bukte me en raapte er één op. Het was een .30 kaliber. Vreemd.
  
  Ik gooide de huls weg en liep de eetzaal binnen. In de muren en in het plafond zaten overal kogelgaatjes. In het midden van de zaal lag een van de lange tafels op zijn kant. De bovenkant zat vol kogelgaten.
  
  Ik liep de zaal door. Een bijtende lucht van opgewarmde oude koffie kwam uit de keuken en ik liep voorzichtig naar de tafel toe.
  
  Dr. Kurt Abel, de West-Duitse geneticus, lag helemaal in elkaar, op zijn knieën. De bovenkant van zijn hoofd was er helemaal afgeschoten. Hij had geen wapen.
  
  Ik deed een stap achteruit. Onder mijn voeten kraakten de scherven van gebroken borden.
  
  Stalnov en zijn mensen waren hier verantwoordelijk voor. Maar er was geen werkelijke reden voor geweest. De Sovjets wilden hun ontmoeting met de onderzeeër zeker stellen, meer niet. Maar deze wetenschapsmensen, die hier van god en mensen verlaten op het station zaten, en zelfs geen radio hadden, hadden er toch niets tegen kunnen ondernemen. Dus waarom moesten ze dan allemaal dood? Waarom?
  
  In de keuken, in de radiokamer en in de kantoren was niemand, hoewel er wel iemand geweest was die alles had doorzocht.
  
  De eerste verrassing kwam toen ik in het woonkwartier het lijk van Dr. Peter Straub vond. De Oost-Duitser had kennelijk geprobeerd het raam van zijn kamer open te maken toen hij neergeschoten werd.
  
  De tweede verrassing - de grootste en meest ontmoedigende verrassing - kwam bij de achterdeur van het woongedeelte, waar ik het lichaam van Stalnov aantrof, doorzeefd met kogels.
  
  De deur stond op een kier, zijn bevroren hand stak naar buiten en zijn lichaam was verscheurd door tientallen kogelwonden. Ik sleepte hem de gang op en deed de deur dicht. Toen bekeek ik zijn lijk.
  
  Ze hadden het research-station ingenomen. Maar waarom hadden ze hun eigen mensen ook doodgeschoten? Dat sloeg nergens op. Hoe bedreigend die commissie ook voor ze was, waarom doodden ze hun eigen mensen ook? Waarom Straub, die aan hun kant stond?
  
  De volgende anderhalf uur doorzocht hij de overige ruimten, kamer voor kamer. Het lijk van Elsie de Hoorn, samen met de lichamen van de zevenentwintig technici, wetenschappers en de helikopterpiloot en zijn co-piloot, lagen in het pathologisch laboratorium. Maar de Fransman Jean Père, de Chinese arts Tien Sing en Lana Edwards waren nergens te vinden.
  
  In de eetzaal stond ik weer stil om een huls op te rapen. Deze was ook een kaliber .30. Maar de Russen gebruikten dat wapenkaliber niet.
  
  Snel liep ik door de gangen, en de recreatiezaal naar buiten. Ik baggerde door de sneeuw naar het generatorhuis.
  
  Toen ik de generator startte had ik niet de geheime ingang naar het ondergrondse laboratorium gecontroleerd. De deur stond op een kiertje.
  
  Ik deed hem open en liep de trap af naar het lab. De benedendeur stond ook open. Maar de laatste keer dat Tibert en ik daar samen geweest waren had hij de deur op slot gedaan.
  
  De Russen waren hier geweest. En opeens begreep ik alles. Als ze wapens van een Amerikaans kaliber gebruikten en hun eigen mensen afschoten konden ze de schuld misschien op de Amerikanen afschuiven. Dat zou het onderzoek lang genoeg ophouden om hun RVB-A in de onderzeeër te kunnen verschepen.
  
  Maar er moesten getuigen zijn, en dat hield in dat ze Lana, Tien Sing en Jean Père hadden laten ontsnappen. Maar waar naartoe? Boven deed ik de deur weer op slot en liep naar de motorslee, waar ik de kaart pakte die Theisen me gegeven had. Ik nam hem mee naar binnen, de recreatiezaal in.
  
  Hier op het station waren ze niet. Ik had ze tenminste niet gevonden. Er ontbrak ook geen motorslee uit de garage. Als ze vertrokken waren en niet meegenomen door de Russen, dan waren ze dus gaan lopen.
  
  Ik spreidde de kaart uit op de tafel en bekeek het terrein rond het station eens goed.
  
  Ongeveer vier mijl van de gebouwen, in oostelijke richting, dus tegengesteld aan de richting waarin de Russen vertrokken waren, stond een sterretje met het symbool dat 'weerstation' betekende. In zuidelijke richting, op dezelfde afstand, stond er nog een. Twee weerstations. Waarschijnlijk afstandsbediening. Maar de technici die er af en toe toch heen zouden moeten konden daar ongetwijfeld beschut werken.
  
  Maar wisten Lana en de anderen van het bestaan van die stations? En konden ze in deze omstandigheden vier mijl lopen, buiten? Ik had voetstappen in de sneeuw gezien. Ze liepen weg in oostelijke richting.
  
  Ik draaide me om en keek de verbindingsgang in. Het gevecht was in de recreatiezaal begonnen, zodat de anderen zich hier hadden teruggetrokken.
  
  Lana, Tien Sing en Jean Père hadden waarschijnlijk aan die kant het gebouw verlaten. Stalnov, die niet dacht dat hij ook zou vallen als slachtoffer van de actie, was ze gevolgd. Maar hij had het niet gehaald. Bij de deur was hij ingehaald en doodgeschoten.
  
  Ik ging weer naar binnen en deed de deur op slot. Ik liep de gang door naar de voordeur en liep naar mijn slee. Ik startte. Langzaam reed ik het gebouw langs tot achter bij het woongedeelte. Daar zag ik de sporen weer in het licht van mijn koplampen. Ik volgde ze langzaam rijdend in oostelijke richting.
  
  Ze leidden tegen een lage heuvel op tot achter een glooiende sneeuwbank. Daar hadden ze stilgestaan, want de sneeuw was hier vast aangestampt.
  
  Ik stapte uit en keek in de richting van het research-station. Ze hadden hier staan kijken wat er beneden gebeurde en pas toen ze ervan overtuigd waren dat degenen die hen hadden overvallen niemand spaarden, waren ze weggegaan.
  
  Ik stapte weer in en volgde de sporen verder naar het oosten. Ze hadden twee keer stilgestaan om even uit te rusten. Op de tweede plaats was een diepe kuil in de sneeuw en de voetstappen keerden terug naar die kuil. Het leek alsof één van hen gevallen was en de anderen terug waren gelopen om te helpen.
  
  Ongeveer een mijl verderop begon het terrein naar boven te hellen en een paar honderd meter verderop kon ik een koepel onderscheiden zoals men hier gebruikte voor een meteorologische radar. Ik ging sneller rijden, de machine hotste en deinde. De drie stel voetstappen liepen ook naar boven.
  
  Boven op de heuvel stond ik stil, zette de motor af en wilde juist uitstappen toen er een kogel zich met een jankend geluid in het dak van de cabine boorde, een paar centimeter van de voorruit. Ik dook naar rechts en liet me plat over de passagiersstoel vallen en er klonken nog twee schoten. Een ervan drong door de voorruit op de plaats waar seconden eerder mijn hoofd nog geweest was. Voorzichtig stak ik een hand uit, opende de deur en liet me in de sneeuw vallen. Drie schoten werden snel achter elkaar afgevuurd. Ze sloegen in de zijkant van de cabine.
  
  'Lana, ik ben het!' schreeuwde ik tegen de wind in. 'Niet schieten!'
  
  Het schieten hield op.
  
  'Ik ben het, Nick Carter!' riep ik vanachter de slee, waar ik in de sneeuw gehurkt zat.
  
  'Handen boven je hoofd en te voorschijn komen,' riep een mannenstem vanuit het weerkoepeltje.
  
  'Jean Père, ben jij dat?'
  
  'Handen boven je hoofd! Kom te voorschijn!'
  
  Het was inderdaad Jean Père, of iemand met een stem die er erg op leek. Ik kon echter niet zeker weten of dit soms een list was. 'Is Dr. Edwards bij u?' riep ik:
  
  Er klonk weer een schot. De kogel schampte langs het dak van de cabine van de slee en een vrouwenstem riep: 'Nee ... nee! Nick, ik ben hier!'
  
  'Lana?'
  
  'Ja, Nick!'
  
  'Ben je ongedeerd?' riep ik terug.
  
  'Ja. Maar ze hebben alle anderen doodgeschoten ... Ik... We dachten dat jij erachter zat.'
  
  'Ik kom naar jullie toe,' riep ik. 'Niet schieten.'
  
  'Handen boven je hoofd!' riep Jean Père.
  
  Ik hief mijn armen en stond op. Ik kwam achter mijn machine vandaan en iemand richtte een lichtbundel op mijn gezicht. Wat later kwam Lana te voorschijn vanachter de weerkoepel. 'Goddank dat je er bent Nick,' zei ze en viel in mijn armen.
  
  Jean Père kwam te voorschijn met een geweer in zijn handen en daarna Tien Sing, die een staaflantaarn vasthield.
  
  'Wat is er allemaal gebeurd?' vroeg ik en liet Lana los.
  
  'Dat kunnen wij beter aan u vragen,' snauwde de Fransman. 'Iedereen is dood,' zei ik.
  
  'Ja, dat weten we, dat hebben we zien gebeuren,' zei Lana. 'Inderdaad,' kwam Jean Père tussenbeide. 'We hebben uw mensen zien binnenkomen. Eerst dachten we dat ze ons kwamen helpen, maar toen ze de generator uitzetten begrepen we dat er iets mis was.'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Het waren de Amerikanen niet, Jean Père, het waren de Russen.'
  
  'Waarom schoten ze Stalnov dan dood?' /
  
  Ik keek over zijn schouder naar de weerkoepel. 'Is het daar soms wat warmer?'
  
  'Geef antwoord, kapitein, of ik schiet u nu ter plekke dood,' riep de Fransman en hief zijn geweer.
  
  Ik stapte snel naar links, pakte hem zonder moeite het geweer af en sprong achteruit.
  
  'Nee!' schreeuwde Lana.
  
  'Ik heb niemand gedood en de Amerikanen ook niet!' schreeuwde ik tegen ze. 'Het waren de Russen en we moeten ze tegenhouden voordat het te laat is.'
  
  Ze stonden me alle drie aan te staren.
  
  'Naar binnen,' zei ik. Ik ontgrendelde het geweer en gaf het terug aan Jean Père. 'Kom, naar binnen. Ik heb jullie erg veel te vertellen. En het is niet erg geruststellend allemaal.'
  
  Jean Père keek van het geweer naar mij en weer terug. Eindelijk knikte hij. 'Het spijt me,' zei hij.
  
  'Ik begrijp het. Hebben jullie hier iets te eten?'
  
  'Meer dan genoeg,' zei Lana en we baggerden door de sneeuw naar de koepel om naar binnen te gaan.
  
  Het weerstation had maar drie vertrekken, één geheel onverwarmd kamertje waar alleen de radarantenne stond, één met de elektronische apparatuur en een kamer die was ingericht als verblijfsruimte voor noodgevallen als de technici moesten overnachten en een paar dagen moesten blijven als er een storm opstak. Ik trok mijn zware wanten en mijn parka uit, ging aan de lange tafel zitten en stak een sigaret op. Jean Père en Tien Sing gingen tegenover me zitten en Lana schonk ons koffie in.
  
  Daarna ging ze soep warm maken voor mij.
  
  'Waarom dachten jullie dat jullie aanvallers Amerikanen waren?' vroeg ik.
  
  'Ze hadden Amerikaanse marine-uniformen aan en er stonden Amerikaanse marine-emblemen op hun snowcaps,' zei Jean Père.
  
  'Hebben jullie ze iets tegen elkaar horen zeggen?'
  
  'Nee,' zei Jean Père en Tien Sing schudde het hoofd.
  
  'Ze kwamen gewoon binnen en begonnen meteen te schieten,' zei Lana aan de andere kant van het vertrek. 'Het was vreselijk. Ik kon het niet geloven.'
  
  Een ogenblik vroeg ik me af of mijn eigen regering ons misschien niet had verraden om het geheim te beschermen van wat er in het ondergrondse geheime lab gedaan werd, maar die gedachte wees ik snel van de hand. Stalnov was een KGB-agent en de Russen hadden me zelf verteld dat er beslist iets aan de hand was.
  
  'Het waren Russen,' zei ik eindelijk.
  
  'Ja, maar waarom zouden ze dan Stalnov ook doodschieten? Hij hoorde toch bij hen?'
  
  Voor de derde keer nu vertelde ik alles wat me overkomen was en alle feiten die ik ontdekt had.
  
  In het begin stonden ze er erg sceptisch tegenover, dat zag ik aan hun ogen, maar naarmate ik vorderde met mijn verhaal werden ze eerst ongelovig en tenslotte kwaad.
  
  'Op het Genetisch Congres vorig jaar in Genève hebben we het juist over die mogelijkheid gehad,' zei Lana en gaf me een kop soep en een snee beboterd brood. 'De Sovjetdelegatie had de meest verontwaardigde kritiek op dit soort onderzoek.'
  
  'Ja, logisch,' zei ik. 'Ze wisten dat ze op het punt stonden om het spul te ontwikkelen en ze wilden niet dat iemand anders er eerder bij was.'
  
  Ze ging tegenover me zitten. 'Dus nu zeg jij dat zij dat materiaal ontwikkeld hebben?'
  
  'Ja, dat was de doodsoorzaak van de bemanning van het station. Ik denk dat er in de buurt van het kamp een ongeluk gebeurd is. Er is kennelijk wat van dat materiaal in de lucht gekomen.'
  
  'Is het daar dan nog?' vroeg Tien Sing.
  
  'Waarschijnlijk wel. Maar hun onderzeeër komt over minder dan zesendertig uur hier aan de kust om het te halen.'
  
  'We moeten ze tegenhouden, Nick. Dat materiaal moet vernietigd worden,' zei Lana.
  
  'Daarvoor ben ik ook gekomen,' zei ik. 'Maar ik heb informatie en hulp nodig.'
  
  'Wat bent u dan van plan?' vroeg Jean Père.
  
  Ik schoof mijn soep opzij en leunde naar voren. 'Hoever kan dat RVB-A in dit klimaat door de lucht vervoerd worden?'
  
  Lana schudde het hoofd. 'Dat is niet met zekerheid te zeggen, Nick. Ik heb geen monster van dat materiaal, ik weet het niet.'
  
  'Zou het een kwestie van mijlen zijn, of van meters of zelfs centimeters?' hield ik aan. 'Ik wil namelijk een redelijke schatting kunnen doen van de afstand waarop een klein beetje vrijgekomen materiaal dodelijk kan zijn - de afstand van de plaats van het ongeluk tot de mensen die eraan zijn gestorven.'
  
  'Ik denk toch wel dat het een kwestie van mijlen zou zijn,' zei Lana. 'Zelfs hier. Maar meer kan ik er niet van zeggen. Een mijl of vijf/tien op zijn hoogst,' zei ze schouderophalend.
  
  'Goed,' zei ik. 'Laten we zeggen tien mijl. Dus ergens in een straal van tien mijl van het research-station, waarschijnlijk ten westen ervan, ligt dat spul opgeslagen, of misschien ligt het gewoon buiten in de sneeuw, wie weet. Welke vorm heeft het, is het een poeder, een vloeistof, een gas?'
  
  'Waarschijnlijk een gas. In cilinders.'
  
  'Hoe kun je het neutraliseren?' vroeg ik.
  
  Lana schudde zonder een moment te aarzelen het hoofd. 'Het is niet te neutraliseren. Tenminste niet in dit stadium.'
  
  'We kunnen het spul dus niet vernietigen,' zei ik half in mezelf. 'We moeten die cilinders dus letterlijk van de Russen afpakken voordat ze het aan boord van die onderzeeër kunnen krijgen.'
  
  'Onmogelijk,' zei Jean Père zacht.
  
  'Ja, dat zou je haast zeggen,' antwoordde ik.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  Net voordat de storm in zijn volle kracht losbrak waren we op het research-station terug. De storm, eerder dan voorspeld, loeide met harde windstoten en blies de sneeuw hoog op. Het werd nog kouder.
  
  Binnen het uur hadden we alles schoongemaakt en de vier lijken in het pathologisch laboratorium gelegd, bij de anderen.
  
  Terwijl Lana en Dr. Tien Sing in het lab de aantekeningen van Dr. Elsie de Hoorn doornamen om te zien of er niets in stond over het dodelijke RVB-A waar we misschien iets aan hadden ging Jean Père de garage in om één van de resterende twee motorsleden in orde te brengen.
  
  'Ik wil Lana naar de basis in McMurdo terugsturen,' legde ik uit.
  
  'En de Russen dan, monsieur? U zei dat ze uw basis in handen hadden?'
  
  'Ze zochten mij,' zei ik. 'Maar zelfs als ze er nu nog zitten hindert het niet, want ze doet er minstens tien uur over voordat ze er is. Tegen die tijd hebben wij onze manoeuvre al uitgevoerd en weten de Sovjets dat ik niet naar Nieuw Zeeland ben gegaan.'
  
  De Fransman had de richtingindicator van mijn motorslee overgebracht naar die van Lana. Hij stond opeens stil en keek me aan.
  
  'U hebt me nog steeds niet verteld wat u van plan bent.'
  
  'Nee, want ik weet het zelf nog maar pas sinds we terug zijn.'
  
  'En nu?'
  
  Ik was brandstof in de tank van de slee aan het gieten en zette de jerrycan op de grond, veegde mijn handen af aan een dot poetskatoen en liep naar hem toe.
  
  'Lana zegt dat de beschermende overalls die we bij ons hebben mogelijk bescherming bieden tegen dat RVB-A,' zei ik.
  
  Jean Père schudde het hoofd. 'Ze zei misschien. We hebben geen enkele zekerheid, tenzij er iets in de aantekeningen van Dr. De Hoorn over staat.'
  
  'De Russen hebben daarginds waarschijnlijk een ongeluk gehad met dat spul. Ik denk dat ze het wilden vervoeren naar een punt waar ze het over konden laden in de onderzeeër en dat er toen iets fout is gegaan. Misschien een ongeluk met een slee, maar ik denk dat een van de cilinders is gaan lekken.'
  
  'Heel goed mogelijk, kapitein Carter. Ik geloof niet dat ze het risico zouden nemen dat er een van hun eigen mensen zou omkomen alleen om te testen hoe effectief hun gas was.'
  
  'Dus waarschijnlijk halen ze de cilinders nu op om ze over te brengen naar het ontmoetingspunt.'
  
  'Wat kunnen we daartegen doen?'
  
  'We hoeven alleen maar te zorgen dat we in de buurt van die cilinders komen, er een geweer bij houden en zeggen dat we het ding in de lucht laten vliegen tenzij ze doen wat we zeggen.'
  
  'Mon Dieu,' zei de Fransman zacht. 'Zou u zoiets werkelijk doen? Zou u al die soldaten laten sterven, op die manier?'
  
  'U weet net zo goed als ik wat er op het spel staat,' zei ik.
  
  'En hoe wou u het dan doen?'
  
  'Radiocontact opnemen met de Verenigde Naties. De wereld vertellen wat er hier aan de hand is.'
  
  'Daar hebben we geen tijd voor. Als dat spul daar aan boord is van die atoomonderzeeër is het al te laat. We moeten ze tegenhouden voordat het zover is.'
  
  Jean Père vond het allemaal moeilijk te verwerken. Hij schudde het hoofd. 'Nee, monsieur. Aan dat krankzinnige plan werk ik niet mee.'
  
  'Best, prima,' zei ik. 'Ga dan terug naar McMurdo met Dr. Edwards. Dan doe ik het wel zelf als de storm wat afneemt.' Ik draaide me om en liep naar de deur die naar het leefgedeelte leidde.
  
  'Nee,' schreeuwde de Fransman. Ik draaide me om. Hij had een pistool op me gericht.
  
  'Wilt u me doodschieten, Dr. Jean Père?'
  
  'Als het nodig is wel.'
  
  'Wilt u nog een lijk voor het pathologisch lab? Straks moeten we er nog een vertrek bij annexeren als morgue. We komen nog ruimte tekort.'
  
  'Ik kan niet toelaten dat u dit doet, kapitein. We gaan allemaal terug naar McMurdo zodra de storm afneemt. Daar nemen we radiocontact op met de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Dan moet hij beslissen.'
  
  'Dan is het al te laat,' snauwde ik.
  
  'Er mogen niet nog meer doden vallen!'
  
  'Werkt u voor de Russen? Zit dat erachter?'
  
  'Ik moet ook maar op uw woord geloven dat onze mensen hier door de Sovjets gedood zijn. Ze droegen Amerikaanse uniformen en reden in Amerikaanse voertuigen. En u geeft toch maar toe dat uw mensen in het diepste geheim bezig waren met genetisch onderzoek.'
  
  'Onderzoek naar het middel tegen het gas dat de Russen ontwikkelden.'
  
  'Dat zegt ü, ja. Allemaal woorden. Bla bla bla, meer niet.'
  
  'En lijken in het pathologisch laboratorium,' schreeuwde ik. 'Stapels lijken, als hout voor de kachel!'
  
  De hand waarmee Jean Père het pistool vasthield trilde.
  
  'Er mag niet meer gemoord worden!'
  
  'Als de Russen dat materiaal de Sovjet-Unie binnensmokkelen begint het moorden pas goed!' zei ik. Ik draaide me weer om, deed de deur open en ging het woongedeelte weer binnen. Lana Edwards kwam juist de gang in uit het pathologisch lab. Ze zag er moe uit en toen ze me zag schudde ze het hoofd.
  
  Samen gingen we de eetzaal binnen waar we koffie pakten en we aan een tafeltje gingen zitten.
  
  'Ik kan er onmogelijk zeker van zijn dat dat gas niet door onze beschermende pakken heen zal dringen,' zei ze.
  
  Ik stak voor ons allebei een sigaret op. 'Je motorslee is klaar. Als we allemaal wat uitgerust zijn ga je terug naar McMurdo. Jean Père gaat met je mee.'
  
  'Hoor je me niet?' zei ze geërgerd en moedeloos. 'Ik zei dat ik niet zeker weet of je in een gaspak wel veilig bent.'
  
  'Het is ook niet belangrijk,' zei ik zacht. 'Het moet gewoon gebeuren. Iemand moet ze tegenhouden.'
  
  'Jezus,' zei ze en kamde haar haar met haar vingers. Toen keek ze op. Er was een heel andere uitdrukking op haar gezicht gekomen.
  
  'Zei je dat Jean Père meegaat naar McMurdo?'
  
  Ik knikte. 'Hij wil contact opnemen met de Secretaris-Generaal van de V.N. en hem het probleem voorleggen. Is hij ervan af.'
  
  'Klinkt helemaal niet onverstandig.'
  
  'Nee, maar we hebben er geen tijd voor.'
  
  Plotseling leunde ze voorover, diep ernstig. 'En als je je nu vergist, Nick. Als er nu eens iets heel anders aan de hand was, iets waar wij niets van weten?'
  
  'Dat risico kan ik niet nemen. Als ik gelijk heb en ik doe niets, dan is er binnen een maand oorlog. Een oorlog, Lana, die we op het moment niet kunnen winnen.'
  
  Daarna zwegen we lange tijd en luisterden naar de storm buiten.
  
  'Dr. Tien Sing zal je helpen,' verbrak Lana eindelijk de stilte. 'Hij haat Russen.'
  
  'Nee,' zei ik. 'Ik stuur hem terug met jou en Jean Père.'
  
  Ze wilde protesteren, maar ik beduidde haar te zwijgen.
  
  'Jullie zijn wetenschappers, geen militairen. Jullie lopen me alleen maar voor de voeten. Ik doe dit alleen. En als jullie terug zijn in McMurdo kunnen jullie het aanpakken zoals Jean Père voorstelt. Contact opnemen met de V.N. en vertellen wat er hier aan de hand is. Als ik het niet red weten ze tenminste wat de Russen in hun schild voeren. Misschien helpt het.'
  
  'Ik hoop dat je je vergist, Nick' zei Lana zacht.
  
  'Ik ook,' zei ik, maar ik dacht niet dat ik me vergiste. Ik stond op. 'Ik ga proberen wat te slapen. Als de storm afneemt gaan we weg.'
  
  Lana stond ook op. 'Ik ga nog even naar het lab om Dr. Tien Sing te helpen. Misschien ontdekken we nog iets waar je wat aan hebt.'
  
  Op de gang kwam ik Jean Père tegen, maar hij weigerde me aan te kijken. Hij draaide zich om en liep snel de recreatiezaal in. Misschien voelde hij zich achteraf schuldig dat hij me met een pistool had bedreigd.
  
  Ik ging terug naar de kamer die ik eerder had gebruikt, trok mijn laarzen uit en ging dankbaar en opgelucht in bed liggen. Ik trok de dikke gewatteerde dekens over me heen en viel onmiddellijk in slaap.
  
  Ik werd met een schok wakker in het donkere stille vertrek. Stil.
  
  Er klonk geen geloei meer buiten. De storm was weg. Ik trok de dekens van me af, stond op, kleedde me snel in het donker aan en ging naar de badkamer, waar ik wat koud water op mijn gezicht plensde.
  
  Volgens mijn horloge was het even over vieren 's middags, dat wilde dus zeggen dat ik tien uur geslapen had. Over minder dan twintig uur zou de Sovjet-atoomonderzeeër bij de Antarctische kust bij Mount Sabine zijn. En dat was een heel eind weg en ik moest nog ontzettend veel doen.
  
  De anderen waren kennelijk nog niet op, er was niemand in het lab, in de recreatieruimte of in de eetzaal. Ik nam een kop oude koffie, goot er een flinke scheut cognac in uit de fles van het buffet en liep terug naar de woonruimte, waar ik op Lana's deur klopte.
  
  Ik kreeg geen antwoord en nadat ik even gewacht had deed ik de deur open en keek naar binnen. Ze was er niet. Het bed was ook niet beslapen.
  
  Opeens kreeg ik het afschuwelijke gevoel dat ik precies wist wat er gebeurd was toen ik sliep. Snel keek ik in Tien Sings kamer en in die van Jean Père. Ze waren niet op hun kamer en hun bed was ook niet beslapen.
  
  Ik zette de koffiemok snel neer en rende naar de garage. De grote deuren stonden open, maar er was maar weinig sneeuw naar binnen gewaaid. De slee die Jean Père en ik in orde hadden gemaakt was weg. De motorkap van de andere machine stond open en de verdeelkap lag op de betonnen vloer. In gruzelementen.
  
  In de recreatiezaal trok ik mijn parka aan en ging naar buiten, naar de slee die ik had meegenomen uit McMurdo Sound.
  
  De motorkap stond open, de bedrading was losgetrokken en de verdeelkap was vertrapt. Alle onderdelen die ik bij me had waren weg.
  
  Ik ging weer naar de garage en bekeek de schade nog eens goed die Jean Père in de kleine motorslee had aangericht. Behalve de stukgetrapte verdeelkap en de losgetrokken bedrading was er niet veel aan de hand. In tien minuten had ik een verdeelkap te pakken uit een kast met onderdelen. Ook de bedrading zat weer vast. Ik vulde brandstof bij en startte om te controleren of alles weer in orde was. Hij sloeg meteen aan.
  
  Ik liet de machine een paar minuten opwarmen, reed de garage uit en zette hem naast de andere slee.
  
  De hemel was helder, het waaide niet meer, maar het was onvoorstelbaar koud, misschien wel zestig graden onder nul.
  
  Ik ging naar binnen, maar liet de motor aanstaan. Ik vond een M2 karabijn en een paar volle magazijnen, wat eten, een survival tent en een grote staaflantaarn. Ik moest twee keer lopen voordat ik dat allemaal in de slee had gepakt. Toen ging ik nog een keer terug om de gaspakken te zoeken.
  
  Ik vond ze op de grond in het pathologisch lab. Iemand - waarschijnlijk Jean Père - had ze met een mes of scalpel aan flarden gesneden. Daar had je dus niets meer aan.
  
  Hij wilde me tegen houden. Hij had alles gedaan wat in zijn vermogen lag om me tegen te houden. Ik geloofde niet dat hij voor de Sovjets werkte, maar hij was wel gevaarlijk naïef. Hij was er dan wel niet in geslaagd om me tegen te houden, maar alles wat hij gedaan had had me best het leven kunnen kosten.
  
  Maar als het nodig was zou ik nog steeds een RVB-A-cilinder lek schieten, gaspak of geen gaspak. Wat er ook gebeurde, de Sovjets moesten tegengehouden worden.
  
  Ik ritste mijn parka dicht en trok de dikke wanten aan. Daarna ging ik naar buiten en klom achter het stuur van de motorslee. De sporen van de Sovjetsleden waren verdwenen door de storm, maar ze hadden in westelijke richting gelopen. Misschien waren ze een mijl of vijf, tien hiervandaan. Ze zouden wel zijn opgehouden door de storm, net als ik, dus het was heel goed mogelijk dat ze daar nog steeds waren.
  
  Ik zette de machine in versnelling, draaide hem met zijn neus naar het westen en reed weg. Ik liet het research-station in handen van de doden achter.
  
  Al na een paar minuten waren de gebouwen uit het gezicht verdwenen. Ik voelde me plotseling ongelooflijk, onvoorstelbaar alleen. Washington D.C., AXE en David Hawk waren op een andere planeet. Ze konden hier, nu, niets voor me doen.
  
  Ik was altijd al een einzelganger geweest en ik heb de dood honderden keren onder ogen moeten zien. Maar op de een of andere manier was het hier moeilijk om te onthouden wie je was, waar je was, wat je deed, tegen wie je je verzette en waarom.
  
  Ik reed zonder licht. De sterren aan de kristalheldere hemel gaven licht genoeg. De ijsheuvels en de hopen hoog opgewaaide
  
  sneeuw leken onwerkelijk, spookachtig.
  
  Nadat ik een tijd zo gereden had deed ik ook het licht van het instrumentenpaneel uit om mijn ogen goed aan het donker te wennen. Ik werd met de minuut somberder en neerslachtiger. Zelfs al slaagde ik erin om de dodelijke cilinders RVB-A intact te pakken te krijgen, wat zou er mee gebeuren? Lana had me verteld dat er nog steeds geen methode was ontwikkeld om het spul te neutraliseren - tenminste, voor zover haar bekend. En het zou veel te gevaarlijk zijn om de cilinders over te brengen naar de Verenigde Staten. Als er een lek was zou dat een onvoorstelbare ramp betekenen.
  
  Ze zouden hier in Antarctica moeten blijven, want zelfs al raakte een van de cilinders lek, dan nog zou het gevaar minimaal zijn door de geringe bevolking en het koude klimaat.
  
  Ik reed naar mijn gevoel al uren zo, maar misschien zat ik een half uur achter het stuur toen ik opeens lichten zag. Ik remde en toen ik stilstond zette ik de motor af, stapte uit en schoof de capuchon van mijn parka naar achteren.
  
  Bijna onmiddellijk hoorde ik het geluid van een aantal motoren, het gekletter van metaal op metaal, pratende roepende mensen. Het was moeilijk te bepalen hoe ver ze weg waren, want in deze kou droeg het geluid erg ver. Maar veel meer dan een halve mijl konden ze niet bij me vandaan zijn.
  
  Ik sloeg mijn capuchon wat verder achterover, ging terug naar de slee en pakte de staaflantaarn en het M2-karabijn, dat ik laadde met een van de magazijnen die ik meegenomen had. Het andere nam ik mee in mijn zak.
  
  Ik liep in de richting van het geluid en stond iedere paar meter even stil om te controleren of ik wel de goede kant op liep.
  
  Na een kwart mijl begon het terrein omhoog te gaan en toen ik boven was zag ik opeens tientallen koplampen van motorsleden. Er liepen twintig a dertig man omheen, er stond een draagbare generator en lampen op statieven verlichtten een brede kloof in het ijs.
  
  Terwijl ik stond te kijken werd er iets omhoog getakeld uit de kloof en twee mannen, die heel voorzichtig te werk gingen, droegen het voorwerp naar een grote vrachtsleep die achter een van de grotere sleden vastgemaakt was.
  
  Ik begreep meteen wat er hier aan de hand was en wat ze aan het doen waren.
  
  Iemand had de cilinders RVB-A naar het ontmoetingspunt aan de kust moeten vervoeren, maar hij was in die kloof gestort. Een of meer cilinders was gaan lekken en had de koerier gedood en tenslotte ook de mensen op ons eigen research-station. De enige verklaring die ik ervoor kon vinden - een Sovjet-koerier die zich zo dicht bij een Amerikaanse basis waagde - was dat de man verdwaald moest zijn.
  
  Nu hadden de Russen de cilinders teruggevonden en brachten ze over naar een andere vrachtsleep om ze alsnog naar de kust te transporteren, waar over een uur of achttien, negentien, de onderzeeër boven zou komen. Tenzij ik er nog iets aan kon doen. Ik liep een stukje terug, zodat de Russen me niet konden zien. Toen liep ik een stuk naar rechts en baggerde weer door de sneeuw naar de heuveltop.
  
  Ik stond minstens een kwart mijl boven ze, rechts van de plaats waar ze aan het werk waren. Ik rekende erop dat hun ogen aan het licht gewend waren en dat ze me niet zouden zien - en dat ze teveel op moesten letten bij wat ze aan het doen waren.
  
  In gebukte houding kroop ik naar beneden, er zorg voor dragend achter een grote motorslee te blijven. Ik hield ze ondertussen scherp in de gaten.
  
  Ze konden me onmogelijk horen aankomen boven het lawaai van de generator uit, maar toch bewoog ik me behoedzaam, iedere stap die ik zette voorzichtig en stil.
  
  Op ongeveer vijftig meter van de dichtstbijzijnde slee draaide opeens een van de gewapende mannen zich om en ik stond doodstil. Een paar lange angstaanjagende seconden bleef de man precies in mijn richting staren. Hij moet iets gezien hebben, maar hij was verblind door de felle werklichten. Hij dacht kennelijk dat hij een ijsblok zag of een schaduw, want hij draaide zich weer om.
  
  Ik bleef nog even roerloos staan, kroop toen op handen en knieën naar rechts, achter de dichtstbijzijnde slee.
  
  Toen ik eindelijk achter de machine zat kwam ik overeind en sloop eromheen. Ik was nog maar tien meter van de kloof, maar nog steeds aan de andere kant van de ploeg die de cilinders uit de kloof moest hijsen en vijftig meter verderop in de vrachtsleep laden. Het was onmogelijk om die afstand af te leggen zonder gezien en neergeschoten te worden. Tenminste, zolang ik mijn U.S. Marine-parka nog aanhad.
  
  Ik ritste mijn dikke wanten los, greep in mijn parka en haalde mijn stiletto eruit. De vlijmscherpe kou maakte mijn vingers meteen gevoelloos, zelfs door de zijden binnenhandschoen heen; ik moest dus snel te werk gaan.
  
  Ik sloop weer om de slee heen tot ik minder dan drie meter van de soldaat verwijderd was die daarnet naar me had staan staren. Behalve hij was er nog iemand, een meter of twintig hiervandaan, bij een sterke werklamp.
  
  Ik maakte de achterklep van de motorslee open. De soldaat, die het zachte geluidje gehoord had, draaide zich als gestoken om en bracht zijn geweer in de aanslag.
  
  'Hier,' siste ik in het Russisch. 'Kom vlug!'
  
  De man aarzelde even. Hij kon me door het zijraampje zien, maar mijn kleding kon hij volgens mij niet onderscheiden.
  
  Ik haalde een krat uit de slee. 'Schiet op nou!' snauwde ik.
  
  'We hebben niet de hele dag de tijd!'
  
  De soldaat hing zijn geweer eindelijk weer over zijn schouder en slofte naar me toe.
  
  Op het moment dat hij achter de slee stond stak ik mijn linkerhand uit, greep zijn parka beet en trok hem naar me toe, uit het zicht van de anderen. Ik hield de stiletto tegen zijn keel.
  
  'Eén kik en je bent er geweest, kameraad,' siste ik.
  
  De man sperde zijn ogen wijd open en probeerde zich los te trekken. Hij bracht me uit balans en mijn mes boorde zich in zijn keel.
  
  Hij hoestte. Het bloed spoot uit de wond. Heftig rukte hij met zijn hoofd naar links, waardoor hij de wond veel groter maakte. Ik streek hem neer achter de slee. Hij verzette zich al minder, werd zwakker en tenslotte hing hij slap in mijn armen. Ik legde hem in de sneeuw.
  
  'Godverdomme,' vloekte ik in mezelf. Ik had hem niet willen doden. Snel keek ik om me heen of er niemand iets gemerkt had en maakte toen de parka van de soldaat open en trok hem uit. Hij was nog erg jong, een jaar of twee- drieëntwintig, meer niet. Ik vond het vreselijk dat hij nu op deze manier moest sterven. Zoveel doden, zoveel zinloos moorden. Maar ik moest aan de cilinders blijven denken die uit de kloof getakeld werden. Als ik het transport naar de Sovjet-Unie niet verhinderde zouden miljoenen mensen omkomen.
  
  Ik trok mijn parka uit en die van de soldaat aan, deed de stiletto weer in de schede en greep het Kalasjnikoff-geweer van de jongen. Ik controleerde even of de met bont afgezette capuchon goed strak om mijn gezicht heen zat en kwam achter de slee vandaan. Ik ging op de plaats staan waar hij gestaan had toen ik hem riep. Op vijftig meter van me af stonden twee mannen een canvas dekzeil vast te maken over de vrachtsleep, die nu vol lag met kleine cilinders. Bij de kloof waren een paar mannen bezig de takel te ontmantelen en anderen haalden de werklichten van de statieven af en deden ze uit, een voor een.
  
  Ze waren klaar. Ik moest nu in actie komen!
  
  Ik laadde de Kalasjnikoff door en liep doelbewust naar de vrachtslee.
  
  De eerste tien meter had niemand iets in de gaten, maar toen riep rechts van me iemand iets dat ik niet meteen begreep. Ik liep door.
  
  'Sergeant,' riep iemand.
  
  Toen ik er al bijna was maakten twee mannen zich los van de groep soldaten bij de grote motorslee en kwamen in gestrekte draf op me af met het geweer in de aanslag.
  
  Ik draaide me razendsnel om, vuurde een salvo op ze af en schoot toen naar rechts, zodat ik tussen de kloof en de vrachtsleep kwam te staan.
  
  Plotseling stonden er wel zes soldaten tussen mij en die slee en ik moest nog verder naar rechts uitwijken terwijl zij hun wapens in de aanslag brachten en het vuur op me openden.
  
  Er sloeg iets met grote kracht tegen mijn linkerzij, zodat ik mijn evenwicht verloor. Ik gleed uit en viel op een knie.
  
  Het bloed bonkte in mijn oren terwijl ik mijn geweer aan de schouder bracht. Op dat moment brokkelde het ijs onder me plotseling af en ik viel in de diepte, over de rand van de kloof.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  
  Toen ik even later weer bijkwam lag ik half begraven onder de sneeuw, tussen de wand van de kloof en iets anders, iets hards. Ver boven me zag ik de weerkaatsing van licht en hoorde ik het geronk van de Russische motorsleden, die startten en wegschoten.
  
  Mijn zij deed pijn op de plaats waar de kogel me geraakt had. Maar mijn dikke poolkleding had de kogel tegengehouden, zodat hij alleen maar langs mijn ribben had geschaafd.
  
  Ik begon me uit de diepe sneeuw los te worstelen. Op dat moment scheen er van boven een sterke lamp op me neer en ik bleef stil liggen. Als ze wisten dat ik nog leefde zouden ze daar ongetwijfeld iets aan willen doen.
  
  De kou drong tot in mijn merg terwijl de lampen nog steeds de bodem van de kloof bleven aftasten, maar toen riep iemand iets en het licht ging uit. Even later reden de laatste motorsleden weg en was het weer doodstil om me heen.
  
  Ik wachtte nog vijf minuten om er absoluut zeker van te zijn dat er niemand meer naar me zocht. Geleidelijk aan begon ik echter te begrijpen dat het ze niets kon schelen of ik dood was of leefde. De rand van de kloof was minstens twintig meter hoger dan waar ik lag. Ik had geen schijn van kans om eruit te komen. Tenminste niet hier.
  
  Eindelijk slaagde ik erin me onder de sneeuw uit te werken. Ik pakte mijn staaflantaarn en knipte hem aan. Ik stond tussen de wand van de kloof en het wrak van een motorslee. Het ding lag op zijn kant en er lag een vrachtsleep half overheen.
  
  Dit was dus de machine die de RVB-A-cilinders naar het ontmoetingspunt met de onderzeeër had moeten brengen. Ik had het toch bij het rechte eind. De man die de cilinders weg moest brengen was dus op de een of andere manier verdwaald en was in de
  
  kloof gereden.
  
  Ik schepte de sneeuw weg met mijn handen en maakte de passagiersdeur vrij. Hoewel de slee totaal ontwricht was slaagde ik er toch in hem open te krijgen en ik scheen met mijn lamp naar binnen.
  
  Er lag een man in Sovjetuniform in, helemaal tegen het portier aangezakt. Zijn ogen waren open en zijn tong hing aan een velletje uit zijn mond. Hij had hem helemaal doorgebeten. Er zat erg veel bevroren bloed op zijn parka.
  
  Hij zag er net zo uit als de wetenschappers op het researchcentrum. Een van de RVB-A-cilinders was kennelijk lek geslagen toen hij in de kloof stortte. Hij was als eerste door het gas omgekomen.
  
  Ik klom in de cabine en kroop toen achterin. Daar lag een voedselpakket, een EHBO doos, een brandblusapparaat en een gereedschapskistje met spullen en onderdelen om de slee te kunnen repareren als er onderweg wat gebeurde. Maar geen touw, geen kettingen, niets om mee uit een kloof te kunnen klimmen.
  
  Ik pakte wat van het voedsel en stopte het in de zakken van mijn parka. Toen klauterde ik weer naar voren.
  
  Het werd steeds moeilijker om te bewegen - of zelfs maar te denken - in de vreselijke kou die mijn hele lichaam langzaam maar zeker gevoelloos maakte.
  
  Een hele tijd lang bleef ik in de cabine zitten staren naar het gebarsten plastic van de voorruit en de wand van de kloof. Ik zat daar best. Waarom zou ik proberen te bewegen, waarom zou ik iets doen ...
  
  Tenslotte schudde ik mezelf wakker uit de lethargie waar ik in verzonken was. Ik begreep dat ik zou sterven als ik daar maar bleef zitten. Ik zou doodvriezen en dat betekende dat er niemand meer was die de Sovjets kon beletten hun onderzeeër te treffen. Ik worstelde me naar buiten, klom op het dak van de cabine en sprong naar beneden.
  
  De kloof in het ijs was minstens twintig meter diep, de wanden lagen een meter of vijf uit elkaar, bovenin echter was de kloof breder, een meter of vijftien, twintig, schatte ik. Ze waren steil. Ik zag geen kans om er tegenop te klimmen.
  
  Ik begon te lopen. Mijn laarzen knerpten in de losse sneeuw. Misschien was de kloof verderop minder diep of waren de wanden
  
  minder steil, zodat ik eruit zou kunnen komen.
  
  Ongeveer dertig meter van het wrak hoorde ik opeens een geluid van boven en ik stond stil, deed mijn capuchon naar beneden en luisterde.
  
  Een paar seconden lang hoorde ik niets meer, toen kwam het weer terug. Ik herkende het geluid. Het was de motor van een slee. De Russen kwamen terug, waarschijnlijk om te controleren of ik wel dood was.
  
  Snel deed ik mijn staaflantaarn uit en rende terug naar het wrak. Boven me kwam het geluid steeds dichterbij. Net op het moment dat ik over de cabine sprong en in de slee kroop ging er boven me een licht aan.
  
  Ik haalde mijn Luger te voorschijn, deed er een vol magazijn in en laadde door. Van boven af konden ze me niet zien zitten. Ze zouden iemand naar beneden moeten sturen.
  
  De slee was nu vlak boven me. De motor draaide stationair. Er scheen een lichtbundel op de bodem van de kloof en rustte tenslotte op de cabine van het wrak. Ik bleef doodstil zitten, iedere spier gespannen.
  
  'Nick!' riep een vrouwenstem van boven. 'Nick,' riep ze weer. 'Kun je me horen?' Het was Lana!
  
  Ik klom uit de cabine en ging op de motorkap staan. 'Lana? Ben je daar?' riep ik naar boven.
  
  Het licht scheen pal in mijn ogen. 'Nick... o god, Nick, je leeft nog!' riep Lana.
  
  'En ik heb het verdomd koud,' riep ik. 'Heb je een touw bij je?'
  
  'Ja,' riep ze. 'Wacht even.'
  
  'Bent u ongedeerd, kapitein?' riep Jean Père. Hij was ook teruggekomen.
  
  'Ja. Hoe wisten jullie dat ik hier was?'
  
  'We hebben alles zien gebeuren,' zei hij. 'Wacht even.'
  
  Het licht verdween en het was even donker. Toen scheen het weer naar beneden.
  
  'Ik gooi een touw naar beneden. Bind het vast om uw middel. Ik maak het andere eind aan de motorslee vast en dan trekken we u eruit.'
  
  'Goed,' riep ik. Ik maakte het magazijn los en stak de Luger weer in mijn zak. Een seconde later kwam het touw naar beneden. Ik sprong van de motorkap af en bond het om me heen.
  
  'Klaar,' riep ik naar boven.
  
  'Hou vast,' riep Jean Père.
  
  De motor van de slee klonk nu luider, het touw trok strak en ik viel bijna.
  
  'Daar gaat-ie,' riep Jean Père en ik werd langzaam omhooggetrokken. Ik gebruikte mijn voeten om de ruwe wand te vermijden. Toen stond ik weer boven. Grote brokken ijs vielen naar beneden in de kloof. De rand brokkelde af.
  
  Jean Père en Tien Sing hielpen me overeind, maakten het touw los en brachten me terug naar de motorslee, waar ik op de passagiersplaats ging zitten. De plotselinge warmte werd me bijna teveel. Jean Père nam plaats achter het stuur en Tien Sing en Lana klommen achterin. Het touw gooiden ze achterin.
  
  Een paar minuten zaten we daar zwijgend bij elkaar. Het enige geluid dat we hoorden was de stationair draaiende motor en de snorrende verwarming.
  
  'Waarom zijn jullie teruggekomen?' vroeg ik tenslotte.
  
  Jean Père wendde zijn blik af. 'Dr. Edwards heeft me overtuigd,' zei hij zacht.
  
  'Waarvan overtuigd?' vroeg ik.
  
  Hij keek me aan. 'Dat we terug moesten gaan om u op te halen. Meer niet. Hoewel... ik had ongelijk. Dat zie ik nu wel in.'
  
  'We waren maar een paar uur weg,' zei Lana vanaf de achterbank.
  
  'Toen we op het lab terugkwamen was je weg.'
  
  'Zijn jullie toen mijn sporen gevolgd?'
  
  'Ik was die onderdelen vergeten,' zei Jean Père schaapachtig. 'Zullen we naar boven gaan om je slee op te halen?'
  
  Ik keek achterin. 'Hebben jullie de wapens bij je?'
  
  'Die liggen daar,' zei Jean Père. Tien Sing grijnsde.
  
  'Dan hebben we die andere slee niet nodig,' zei ik.
  
  'Wat doen we nu?'
  
  'We volgen ze en proberen ze tegen te houden voordat ze die cilinders in de onderzeeër willen laden.'
  
  'Ik heb er minstens vijftig geteld,' zei Jean Père.
  
  'Ja, ze zijn met veel meer dan wij, maar daar aan de kust, in het donker, zijn ze veel kwetsbaarder. We hoeven ze alleen maar tien uur lang aan de praat te houden tot onze eigen onderzeeër komt.'
  
  ' 't Is de moeite niet,' zei Jean Père droog.
  
  'Nou, dan halen we toch de andere slee,' snauwde ik. 'Dan kun je daarmee terug naar McMurdo.'
  
  De Fransman zei niets, maar zette de machine in de versnelling en begon de sporen van de Russen te volgen.
  
  'Doe de koplampen uit,' zei ik na een mijl. Jean Père deed wat ik vroeg en we gingen verder. De sporen van de tien, vijftien Sovjet-motorsleden waren gemakkelijk te zien onder de heldere avondhemel.
  
  
  
  Een paar uur later hadden we de Sovjet-colonne nog steeds niet gezien en Jean Père stopte even zodat we onze benen konden strekken en iets eten.
  
  Terwijl we stilstonden keek ik de geweren na die ik op McMurdo Sound had gekregen. Ik laadde ze en controleerde of de patroonhulzen in deze temperatuur wel vlot werden uitgeworpen.
  
  Ook keek ik de radio's na. Geen enkele van de Amerikaanse kanalen zei iets, behalve het station dat richtingen doorgaf en dat de hele tijd uitzendt in een straal van honderd mijl rond het station.
  
  Dat wilde zeggen dat of de Russen de Amerikaanse basis McMurdo Sound nog in handen hadden, of dat ze de zendinstallatie hadden vernietigd en dat onze technici er nog niet in geslaagd waren alles weer in orde te krijgen. Hoe dan ook, van die radio hoefden we geen hulp te verwachten.
  
  Een paar uur later stopten we weer en Jean Père kroop achterin om wat te slapen. Ik nam het stuur over en Lena kwam naast me zitten.
  
  Daarna reden we lange tijd zwijgend verder. De machine hobbelde en hotste over het ongelijke terrein. Ik tuurde voortdurend in het donker of ik soms een levensteken van de Russische colonne kon waarnemen of dat ze misschien ergens iemand hadden achtergelaten om ze in de rug te dekken. Maar er was niets - behalve de eindeloze, troosteloze vlakte.
  
  'En als alles afgelopen is, wat dan?' vroeg Lana na een lange stilte.
  
  Ik keek haar aan. 'Wat bedoel je?'
  
  'Ik bedoel, als het ons lukt, als we kunnen zorgen dat ze die cilinders niet kunnen afleveren bij de onderzeeër. Wat dan?'
  
  'Dan zit mijn taak erop.'
  
  'Dat bedoel ik niet, Nick. Wat gebeurt er dan met dat gas?'
  
  'Dat weet ik niet zeker. Maar het moet in ieder geval hier in Antarctica blijven. Dat spul is veel te gevaarlijk om over te brengen.'
  
  'Gaat onze regering het niet gebruiken?'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Dat denk ik niet, Lana. Maar jullie, als wetenschappers, zullen een manier moeten zien te vinden om het onschadelijk te maken.'
  
  Daar dacht ze even diep over na. 'Jij zei dat commandant Tibert van mening is dat zijn mensen er bijna een middel tegen ontwikkeld hadden.'
  
  'Dat zei hij, ja.'
  
  'Dan moeten we die cilinders terugbrengen naar dat research-station en daar moeten ze dan worden bewaard tot dat middel klaar is. Dan kunnen we dat gebruiken om het RVB-A te vernietigen.'
  
  'Ga jij daar ook aan meewerken?'
  
  Ze schudde het hoofd. 'Niet hier. Ik ga terug naar Californië. In mijn eigen lab kan ik veel meer van nut zijn.'
  
  'Het lukt ons wel,' zei ik zacht. 'We houden ze wel tegen.'
  
  'Ja,' zei ze, maar het was duidelijk dat ze me niet geloofde.
  
  In de daaropvolgende zes uur stopten we nog twee keer. De eerste keer nam Lana het stuur van me over zodat ik wat kon slapen, en de tweede keer nam Tien Sing het van Lana over.
  
  Om drie uur in de nacht hadden we allemaal wat geslapen en iets gegeten. Twee uur tevoren hadden we Mount Sabine in de verte gezien. De sporen van de Russische colonne bogen af naar het Noorden, naar de kust, en we bleven ze volgen, maar nu we zo dichtbij waren gingen we veel voorzichtiger te werk. De Sovjet-onderzeeër kwam pas over zes uur, maar ik wilde zo snel mogelijk op onze uitgangspositie zijn, voor het geval dat hij eerder zou komen. Als ze de cilinders daar aan boord hadden was het te laat.
  
  Ik zat weer aan het stuur toen de kloofdetector begon te piepen en ik stopte.
  
  Voor ons zagen we duidelijk dat de sporen van de Russen dwars door het gebied heen liepen waar volgens onze detector een of meerdere kloven moesten liggen, en dat ze daarna een halve mijl
  
  verderop over een heuvelrug uit het zicht verdwenen.
  
  'We moeten heel dicht bij de kust zitten,' zei Jean Père.
  
  'Ja, daar over die heuvel,' zei ik. Ik zat de kaart te bestuderen bij het zwakke licht van de binnenlamp. Vlak voordat de ijskap langzaam de zee in helde lag een smalle strook waarin veel kloven voorkwamen. Daar waren we nu beland.
  
  Ik vouwde de kaart op, legde hem opzij, zette de motorslee in zijn versnelling en reed langzaam in de sporen van de Russen door het klovenveld. Vlak voor het hoogste punt van de heuvel stopte ik weer.
  
  Ik ritste mijn parka dicht en keek de anderen aan.
  
  'Ik ga naar de heuveltop, lopend. Ik wil even kijken. Blijven jullie allemaal hier.'
  
  Ze knikten allemaal zwijgend en ik klom uit de cabine, zette mijn capuchon op en baggerde door de sneeuw naar de heuveltop. De kou was ongelooflijk, veel erger dan tevoren. Ik realiseerde me dat we zelfs in poolkleding niet langer dan een half uur achter elkaar buiten zouden kunnen blijven. Daardoor werd alles veel moeilijker, maar we hadden geen keus. We waren voor een fait accompli gesteld.
  
  De laatste paar meter liep ik in gebukte houding om niet zichtbaar te zijn als ik boven kwam. Ik wist niet of ze daar misschien wachtposten hadden opgesteld, maar het leek me niet onwaarschijnlijk.
  
  Op het moment dat ik de top bereikte zag ik een lichtflits en twee seconden later klonk er een luide explosie.
  
  Ik zag nog net de fontein van ijs en water die de lucht in spoot, een meter of drie-vierhonderd beneden me. De fontein was een meter of dertig van de lage gebouwtjes vandaan en eromheen stonden de Russische motorsleden.
  
  Het duurde een paar minuten voordat het water en het ijs weer rustig geworden waren, zodat ik goed kon zien wat er gebeurd was. Ze hadden een groot wak in het ijs geblazen voor de onderzeeër, waar minstens het bovendek en de periscoop doorheen konden. Ze zouden de cilinders door één van de zijluiken kunnen inladen. Er bewogen figuurtjes over het ijs, die zich voor de explosie achter de sleden hadden verborgen. Ze liepen naar het wak, deden daar iets onduidelijks en liepen na een paar minuten naar de sleden terug. Ze stapten in en reden naar de gebouwtjes.
  
  Ze lieten iets achter bij het wak, op het ijs, en ik dacht nog even dat ze een lading explosieven hadden ontstoken om het gat groter te maken. Maar bij nader inzien bleek het een radarapparaatje te zijn waarmee de onderzeeër het gat gemakkelijker kon vinden. Er bewoog nu niets meer en voor zover ik kon zien stond er ook niemand op wacht. Ze vermoedden waarschijnlijk niet dat ze gevolgd waren, maar toch vond ik het een slordige bedoeling als je bedacht wat ze voor lading bij zich hadden.
  
  Voorzichtig liet ik me van de heuveltop afglijden, kwam weer overeind en liep snel terug naar de slee, waar de anderen op me zaten te wachten.
  
  'Hebt u ze gezien?' vroeg Jean Père toen ik achter het stuur kroop.
  
  'Ja, daar zitten ze,' zei ik. Ik sloeg de kaart open.
  
  'Wat was dat voor een explosie?' vroeg Lana.
  
  'Ze hebben een gat in het ijs gemaakt voor die onderzeeër,' zei ik zonder op te kijken. Een mijl of vijf verderop scheen er nog een mogelijkheid te zijn om bij de oceaan te komen. Vanaf dat punt dacht ik dat we een goede kans maakten om bij het Sovjet-kampement te komen zonder gezien te worden.
  
  Ik legde de kaart opzij, zette de motorslee in versnelling en reed richting kust, parallel aan de heuvel maar een flink eind lager dan de top.
  
  'Wat gaan we doen, kapitein Carter?' vroeg Tien Sing. 'Ik dacht dat we die Russen gingen doden.'
  
  'We gaan het afleveren van die cilinders verhinderen,' zei ik. 'Hoe dan?' vroeg Jean Père.
  
  'Dat zal ik over een kwartier laten zien,' zei ik en concentreerde me weer op het terrein.
  
  Na een paar mijl hadden we de heuvel achter ons gelaten en nog een paar mijl verder kwamen we op een vlak stuk dat zacht glooiend naar beneden afliep, naar de oceaan. Ik reed door tot aan de rand van de ijskap, draaide toen om en ging verder in de richting van het Sovjet-kamp.
  
  Tien Sing haalde een van de geweren uit de achterbak en begon het te laden.
  
  'Er wordt niet geschoten voordat ik daar een teken voor geef,' zei ik scherp.
  
  'Ze hebben veel goede mensen vermoord,' zei Tien Sing.
  
  'Ze zijn met vijftig man, zwaar bewapend. Als we daar schietend naar binnen gaan hebben we geen schijn van kans. We doen het zoals ik het zeg. Begrepen?'
  
  Er viel een lange stilte in de cabine.
  
  'Hij heeft gelijk,' zei Lana voorzichtig.
  
  Tien Sing knikte. 'Hoe wilde u het dan doen, kapitein?'
  
  Op talloze plaatsen hadden zich ijsmuren gevormd door de druk zodat enorme ijsschotsen op elkaar waren geschoven tot de meest bizarre bouwwerken. Achter een van die ijsmuren stond ik stil en deed de binnenverlichting uit.
  
  'De Russische onderzeeër komt over een uur of vijf hier aan, maar onze eigen onderzeeër zal er om een uur of zeven vanavond pas zijn. Dat duurt dus nog een hele tijd. Het lukt ons nooit om vijftig goed bewapende mannen zolang van ons af te houden.'
  
  'Dan zullen we ze moeten doden,' zei Tien Sing.
  
  'Daar hebben we de mankracht en de wapens niet voor. Er hoeven er maar een paar te ontkomen en naar hun slee te hollen of ze kunnen ons al van achteren pakken. We hebben geen schijn van kans.'
  
  'Wat stelt u dan voor, kapitein?' vroeg Jean Père.
  
  Ik grijnsde. 'Ik sluip het kamp binnen en haal alle verdeelkappen uit alle motorsleden.'
  
  Tien Sing lachte hardop. 'Alle machines op één na, kapitein Carter,' zei hij. 'Allemaal, behalve de slee met de vrachtsleep erachter.'
  
  'Precies. Als zij moeten lopen en wij rijden weg met de cilinders, dan kunnen ze daar maar weinig tegen beginnen.'
  
  'En als ze wachtposten hebben uitgezet?' vroeg Lana.
  
  'Dan heb ik ze niet gezien.'
  
  'Maar als ze er nou zijn?' hield ze aan.
  
  Ik wendde mijn blik af. 'Dan zal ik ze moeten doden.'
  
  'Ik ga met u mee,' zei Tien Sing.
  
  'Ik ook,' zei Jean Père. 'Als u al die verdeelkappen in uw eentje los moet trekken duurt het veel te lang.' Hij glimlachte. 'En trouwens, ik ben er nogal goed in geworden.'
  
  'Schitterend,' zei ik en wendde me tot Lana. 'Blijf jij bij de slee. Als er iets verkeerd gaat moet je naar McMurdo Sound teruggaan. Vertel ze daar dan wat er gebeurd is.'
  
  'Ik ben bang, Nick,' zei ze.
  
  'Ja, dat zijn we allemaal,' zei ik.
  
  Ik controleerde de Luger, zette de slee in versnelling en reed verder, langs de kust, en stond iedere paar honderd meter even stil om op de cabine te klimmen en te kijken.
  
  Het was buiten kouder dan ooit, en zelfs de krachtige verwarming in de cabine had nog moeite met het ijs dat zich hardnekkig op de voorruit probeerde vast te zetten.
  
  Een paar minuten later stopte ik weer aan de rand van een ijsmuur en toen ik op het dak klom zag ik het Russische kampement liggen met een stuk of twaalf motorsleden, die rond de lage gebouwtjes geparkeerd stonden.
  
  'Vanaf dit punt gaan we te voet verder,' zei ik toen ik weer binnen zat.
  
  'Hoe ver is het nog?' wilde Jean Père weten.
  
  'Een kwart mijl. Alles ziet er rustig uit. Geen licht. Ze slapen waarschijnlijk.'
  
  'Wees voorzichtig, Nick,' zei Lana.
  
  'We zijn altijd voorzichtig. Maar als er iets fout gaat wil ik er zeker van kunnen zijn dat jij naar McMurdo terug gaat.'
  
  Ze knikte.
  
  Ik keek de anderen aan. 'Klaar?'
  
  Ze knikten eveneens en we stapten uit en ploegden zo snel we konden door de rulle sneeuw langs de kust naar het Sovjet-ontmoetingspunt.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Na een minuut of tien hadden we de eerste rij Russische motorsleden bereikt. We hurkten er vlak achter, maakten ons zo klein mogelijk en haalden oppervlakkig adem. Als je in deze temperatuur teveel van je longen eiste konden ze pijnlijk bevriezen.
  
  Uit een van de gebouwen klonk muziek, waarschijnlijk een bandrecorder of een draagbare grammofoon. Een paar mannen zongen mee. Ze verwachtten hier kennelijk geen problemen.
  
  Na een ogenblik kroop ik naar de voorkant van de machine, maakte de motorkap los en deed hem voorzichtig open. De maan gaf genoeg licht, zodat ik zonder veel moeite de verdeelkap kon vinden. Ik stak mijn hand onder de kap en trok de bedrading los. Toen maakte ik de verdeelkap los en haalde hem eruit. Jean Père en Tien Sing keken toe. Ik keek op, glimlachte en liet de verdeelkap op het ijs vallen. Met de hak van mijn laars verbrijzelde ik het ding.
  
  We telden veertien motorsleden plus nog die ene met de aanhangslee. We hadden er al één onklaar gemaakt, dan moesten we er nog dertien, dacht ik terwijl ik de motorkap zachtjes dichtdeed. Ik gebaarde tegen Jean Père dat hij de machines rechts van het gebouw voor zijn rekening moest nemen en Tien Sing de sleden die links stonden.
  
  Ze verdwenen geluidloos in het donker en ik gleed naar de tweede slee toe, maakte de kap open, trok de bedrading los en haalde de verdeelkap eruit, die ik weer vernietigde.
  
  We werkten zo snel we konden, maar in die ijzige kou viel het niet mee om snel te bewegen. Na een half uur hadden we ze allemaal gehad op twee na, die vlak bij de machine met de sleep stonden. Ik was net met mijn laatste machine klaar en deed de motorkap dicht en Jean Père en Tien Sing slopen in de richting van de machine met de sleep. Ik wou juist achter mijn laatste slee vandaan komen om naar ze toe te gaan toen de muziek uit het gebouw plotseling luider werd en er een streep geel licht op de sneeuw viel.
  
  Ik hoorde iemand iets roepen en het licht verdween. Een man in pooluitrusting stond voor het gebouw en keek recht mijn kant uit. De sleep en de andere sleden stonden tussen hem en Jean Père en Tien Sing in, maar ik kon ze allebei zien. Ze hadden de muziek niet gehoord en het licht niet gezien, en ze liepen gewoon door naar hun laatste machines.
  
  Als ze de motorkap openmaakten zou de Rus bij de deur ze horen en beslist alarm slaan.
  
  Snel sloop ik naar de achterzijde van de motorslee waar ik achter stond en haalde mijn stiletto te voorschijn.
  
  De man bij de deur stond er nog steeds. Maar waarom bleef hij buiten staan in dit weer? Had hij iets gehoord en wilde hij kijken wat het was?
  
  Ik was nog een meter of dertig van hem af, te ver om de stiletto te gooien.
  
  Hij begon te lopen, van het gebouw vandaan, in de richting van de vrachtsleep. Hij verstrakte en bracht langzaam zijn geweer in de aanslag. Toen ging hij langzaam op de zwaarbeladen sleep af.
  
  In gebukte houding kwam ik achter de truck vandaan en rende zo hard ik kon naar de Rus toe. Iedereen die naar buiten kwam of die uit het raam keek zou me kunnen zien, en als dat gebeurde had ik geen schijn van kans meer.
  
  Ik was nog een meter of vijftien bij hem vandaan toen Jean Père en Tien Sing bij de motorsleden waren. De motorkap van één van de sleden ging omhoog.
  
  'Wie is daar?' riep de man in het Russisch.
  
  In een paar stappen was ik bij hem. Hij bracht zijn geweer al aan zijn schouder. Ik drukte mijn linkerhand tegen zijn gezicht en trok zijn hoofd achterover. Met een snelle beweging dreef ik de stiletto door zijn dikke jas heen in zijn borstkas.
  
  Het was een slechte steek, want hij gaf een schreeuw en probeerde zich los te maken. Weer stak ik de stiletto in zijn borst en haalde met een ruk uit naar links, toen naar rechts.
  
  De Rus schokte en werd eindelijk slap in mijn armen. Ik liet hem in de sneeuw vallen en rende naar Jean Père en Tien Sing, die gehurkt achter de laatste twee sleden zaten.
  
  'Schiet op,' siste ik dringend.
  
  Jean Père sprong overeind en begon de bedrading los te trekken, terwijl ik naar de vrachtsleep toe schoot. Tien Sing had de verdeelkap kennelijk al uit de andere machine gehaald, want hij had zijn geweer in de aanslag.
  
  Op dat ogenblik verscheurde een diep dreunend getoeter de stilte van de nacht, en we draaiden ons alle drie bliksemsnel om. De periscoop van een onderzeeër kwam omhoog uit het water. Het hamer-en-sikkel embleem was duidelijk zichtbaar.
  
  Tien Sing sprong te voorschijn van achter de motorslee en opende het vuur terwijl de deur van het dichtstbijzijnde gebouw openvloog en een aantal mannen naar buiten kwam.
  
  Twee van hen vielen op de grond, de anderen trokken zich terug en openden een paar seconden later het vuur op ons. De Chinese arts viel neer.
  
  Jean Père kwam achter de open motorkap van de machine vandaan waar hij mee bezig was en bracht zijn geweer omhoog. Hij schoot in het motorblok. Daarna draaide hij zich om naar rechts en begon in de richting van het gebouw te schieten.
  
  Hij werd minstens tien keer geraakt terwijl ik de andere kant uit rende om de sleep heen en achter het dichtstbijzijnde gebouw kroop. Toen stierven de schoten weg. De toeter van de onderzeeër klonk weer, luid en diep, en de ijsmuur honderd meter verderop kaatste het geluid terug.
  
  Met mijn Luger in mijn hand, vergrendeld en wel, rende ik naar de hoek van het gebouwtje en keek er voorzichtig omheen.
  
  Weer klonk de toeter, galmend en weerkaatsend tegen de ijsmuur achter het kampement. Aan de voorkant was veel activiteit gaande, maar ze hadden me kennelijk niet gezien en vermoedden ook niet dat er nog iemand was, want er werd niet gezocht. Ze wijdden al hun aandacht aan het starten van de motorslee met de vrachtsleep.
  
  Met alleen een Luger, een stiletto en een erg klein gasbommetje kon ik weinig beginnen tegen de goed bewapende macht hier en de bemanning van de onderzeeër honderd meter verderop.
  
  Ik dook dus maar weer weg achter het gebouwtje en leunde tegen de muur, terwijl ik een manier probeerde te bedenken om hieruit te komen.
  
  Als Lana precies had gedaan wat ik gezegd had was ze nu onderweg naar McMurdo Sound. Ze zou de schoten horen en begrijpen dat er iets mis was gegaan.
  
  Ik keek weer om de hoek van het gebouwtje. Ze hadden kennelijk wat problemen met de motorslee, want ze begonnen de cilinders uit te laden en over te brengen naar de onderzeeër.
  
  Ik zag een aantal dik geklede mannen aan dek van de onderzeeër. Maar zelfs op deze manier zouden ze zó klaar zijn met de gascilinders. En als de agent eenmaal aan boord was en de onderzeeër vertrok was het te laat - veel te laat - om er nog iets aan te kunnen doen.
  
  Ik kon dus nog één ding doen. Lana was weg, er waren hier geen bruikbare middelen van transport meer, en als ik buiten bleef staan zou ik doodvriezen, dus wat deed het er nog toe.
  
  Ik rende naar het volgende gebouw, bleef even staan om te kijken of ze me gezien hadden, en snelde toen achter de laatste twee gebouwen langs. Daarna ging ik bij het kampement vandaan, zo snel ik kon, terwijl ik er steeds voor zorgde dat ik de gebouwen tussen de Russen en mezelf had.
  
  Ik dacht niet dat iemand me zou ontdekken. Ze hadden hun draagbare lampen aangezet en ze zouden al hun aandacht wel nodig hebben bij hun werk.
  
  Nog vijf minuten en het zou ons gelukt zijn, dacht ik verbitterd onder het rennen. De vrieskou sneed in mijn longen en mijn hart bonkte in mijn borst.
  
  Na ongeveer vijfhonderd meter ging ik parallel aan de ijsmuur lopen en vond het toen veilig genoeg om terug te gaan naar de ijsrand waar we Lana en de motorslee hadden achtergelaten.
  
  Ik dacht niet dat ze er nog zou zijn, maar ik wilde het zeker weten. En voor wat ik van plan was kon ik die plek net zo goed gebruiken als een andere.
  
  Het duurde bijna twintig minuten voordat ik bij de ijsrand was. En in het vage licht van de sterren kon ik zien waar Lana de motorslee gekeerd had om terug te gaan naar de kust, waar ze het plateau op kon rijden.
  
  Ze was weg, en ik bleef een paar minuten staan om op adem te komen. Maar het was nog maar kort dag. Ik moest nog zo veel doen. Ik klom recht omhoog, zo goed en zo kwaad als het ging over de scherpe gladde ijsschotsen van de hoge ijsrand.
  
  Eindelijk was ik er overheen en koerste dadelijk richting onderzeeër. Maar nu zou ik hem vanaf zee benaderen. Ik moest uitkijken dat ze me niet zagen als ik over die ijsvlakte aan kwam zetten.
  
  De sneeuw was erg diep en rul en woei hoog op, maar toch zag ik meteen de lichten van het Russische ontmoetingspunt en de onderzeeër stak zwart omhoog uit het ijs als een enorme onheilspellende grafzerk.
  
  Ik nam een grote omweg, maakte me zo klein mogelijk en maakte waar mogelijk gebruik van de opwaaiende sneeuw als camouflage.
  
  Eindelijk kwam ik op een stuk, ongeveer een kwart mijl uit de kust, op de ijskap, waar ik de onderzeeër en het kampement in één lijn voor me had. Van dat punt af liep ik naar de kust toe. Als er een wachtpost in die toren zat of als er iemand aan dek van de onderzeeër toevallig mijn kant uit keek, dan moesten ze me wel zien, een donkere schim die bewoog tegen een witte achtergrond.
  
  Maar terwijl ik over het ijs rende zag ik alleen de onderzeeër, en daarachter de lichten waar de Russische troepen de cilinders aan boord brachten.
  
  Op honderd meter van de onderzeeër moest ik even stilstaan om op adem te komen voordat ik verderging. Nu ik zo dichtbij was moest ik me voorzichtiger bewegen.
  
  Op vijftig meter van de onderzeeër kwam er iemand uit een luik. Ik liet me op mijn knieën vallen en bleef zo doodstil zitten. De man keek in het water, liep naar achteren, toen naar voren en ging toen weer naar het luik waar hij uitgekomen was. Hij riep iets naar binnen.
  
  Een paar seconden later begon het water te borrelen en spoot het omhoog uit het wak. Het was waarschijnlijk weer gaan bevriezen en ze hadden perslucht uit de ballasttanks gespuid om het vloeibaar te houden. Dat kon alleen maar betekenen dat ze klaar waren om weer naar beneden te gaan.
  
  Een eeuwigheid later scheen de man eindelijk te weten wat hij weten wilde en kroop weer in het luik. Hij deed het achter zich dicht.
  
  Ik sprong overeind en rende zo hard ik kon naar het wak, terwijl aan wal de werklichten één voor één gedoofd werden.
  
  Ze waren klaar! Ze konden ieder ogenblik weer naar beneden
  
  gaan. Het dek van de onderzeeër stak ongeveer anderhalve meter boven het water uit, gezien vanaf de rand van het wak.
  
  Zonder te aarzelen sprong ik erheen, gleed bijna uit en rende toen naar de voorzijde.
  
  Op ongeveer dertig meter bij me vandaan liepen een stuk of zes mannen door de sneeuw terug naar de gebouwen. De laatste lichten gingen nu ook uit.
  
  De cilinders waren aan boord. Ze hadden hun werk er weer opzitten. Ongeveer dertig meter van me vandaan was de nooduitgang. Ik keek naar het luikje en toen weer naar de vertrekkende soldaten. Ze stonden nu stil en keken om. Ze keken naar de onderzeeër en wachtten tot hij naar beneden zou gaan.
  
  Ik had geen schijn van kans om dat luik te halen, het open te maken en erdoor te verdwijnen zonder dat ze me zagen. En als ze me zagen zouden ze op me schieten. Geen schijn van kans. De machines begonnen te ronken, de trillingen waren voelbaar door de dikke zolen van mijn laarzen heen. De onderzeeër trilde, er kwamen grote luchtbellen in het water in het wak. We begonnen te zakken. Het dek stond bijna meteen onder water. Ik stond tot mijn knieën in het zeewater eer ik erin slaagde bij het trappetje te komen naar de brug en omhoog te klimmen.
  
  Tegen de tijd dat ik boven was waren we al zó snel aan het zakken dat ik snel aan het rad van het luik begon te draaien, mijn Luger in de hand.
  
  Toen ik het luik opentrok klonk er van beneden een alarmbel en in het luik van de periscoop verscheen een gezicht.
  
  Ik schoot en het gezicht van de man barstte uit elkaar in een bloederige brij. Toen was ik binnen. Ik rukte het luik achter me dicht en terwijl we bleven zakken draaide ik het sluitingsmechanisme aan. Een aantal mannen riep bevelen beneden in de controlekamer terwijl ik de laatste sporten van de ladder afstruikelde en naar het luik kroop waar de man uit de periscoop gevallen moest zijn.
  
  De kapitein en een paar van zijn officieren keken op toen ik in de deuropening verscheen met mijn pistool in de aanslag.
  
  'De kapitein is er geweest!' schreeuwde ik in het Russisch.
  
  Er verscheen een matroos in de companionway met een geweer, en hij bracht het in de aanslag op het zelfde ogenblik dat ik me omdraaide en meteen schoot. Ik trof hem vol in de borst. Hij werd
  
  Achteruit geslingerd door het luik, en weer nam ik de commandant op de korrel.
  
  'Als jullie niet precies doen wat ik zeg schiet ik hem dood!' riep ik.
  
  Allemaal hieven ze langzaam hun armen. Iedereen keek naar mij, behalve de roerganger, die zenuwachtig de koers in de gaten hield.
  
  'Voor het ogenblik heb je ons waar je ons hebben wilt,' zei de kapitein bedaard. 'Wat wil je van ons?'
  
  'Ik wil, dat iedereen deze hut verlaat behalve u, de roerganger en de radio-operator. En dan moeten alle luiken verzegeld worden. Nu meteen!'
  
  'En als ik dat niet doe?'
  
  'Dan schiet ik u dood, en uw officieren ook,' zei ik, wat beheerster nu ik weer een beetje op adem gekomen was. 'En geloof me, kapitein, ik ben er toe in staat!'
  
  'In dat geval zouden we allemaal sterven,' zei de man. 'Ook u.'
  
  'Inderdaad,' zei ik. 'Drie seconden! Drie! Twee! Een!' Mijn vinger spande zich om de trekker.
  
  'Wacht!' schreeuwde de kapitein.
  
  Ik ontspande mijn vinger.
  
  'Doe wat hij zegt,' zei hij kort.
  
  'Maar kapitein,' begon één van de officieren.
  
  'Dit is een dienstbevel, meneer Ryabov!'
  
  'Uitstekend, meneer,' zei de officier.
  
  Een voor een kwamen de anderen nu ook in beweging. Toen ze allemaal weg waren behalve de kapitein, één officier en de roerganger, die de hele tijd op zijn plaats was gebleven, werden alle luiken verzegeld.
  
  'En nu u ons hier onder schot hebt, wat is de bedoeling?' informeerde de kapitein.
  
  'Wat is onze positie?' blafte ik.
  
  De kapitein en de andere officier keken naar het paneel boven de stuurinrichting. Op dat ogenblik, toen hun aandacht even afgeleid was, draaide ik me razendsnel om en krabbelde de trap af naar beneden.
  
  De kapitein glimlachte. 'Heel knap,' zei hij. 'Maar toch vraag ik me af hoe lang u het volhoudt ons van u af te houden. U ziet eruit alsof u best een warme maaltijd en wat slaap zou kunnen gebruiken.'
  
  'Ik houd het lang genoeg vol - tot we op de Amerikaanse basis van McMurdo Sound zijn.'
  
  De kapitein trok zijn wenkbrauwen op.
  
  'De radio-operator moet nu contact opnemen met onze basis om ze mee te delen wat u van plan bent en vervolgens navigeert u zodanig en geeft u zodanige orders dat we daar binnen twee uur zijn. En als we er over twee uur plus één minuut nog niet zijn schiet ik u en uw radio-operator dood en roep vervolgens uw eerste officier en de boordwerktuigkundige. Begrepen?'
  
  De ogen van de kapitein versmalden zich en zijn gezicht werd rood. Maar hij knikte. 'U weet wat we aan boord hebben?' Ik knikte.
  
  'Dan begrijpt u ook waarom ik daar zo snel mogelijk mee terug moet naar mijn vaderland. Ik doe een beroep op u om ... '
  
  'Wacht even, kapitein,' zei ik. 'Ik weet wat er in die cilinders zit die u zojuist aan boord hebt gekregen. Weet u het ook?'
  
  Hij kwam op me af en ik richtte de Luger wat hoger. 'Vraag er nu niet om, kapitein, ik wil u liever niet doden,' zei ik vermoeid. 'Het zou zo zonde zijn.'
  
  Hij stond stil.
  
  'Die cilinders bevatten een buitengewoon gevaarlijk gas, dat gebruikt wordt voor biologische oorlogvoering.'
  
  'Dat is een leugen.'
  
  'Het is de waarheid, kapitein. Negenentwintig van mijn mensen zijn al door dat spul aan hun eind gekomen bij een ongeluk toen uw wetenschapsmensen het overbrachten naar uw ontmoetingspunt. Er is een internationale commissie aangesteld om het incident uit te zoeken. Maar ze zijn vermoord door uw mensen.'
  
  'Nee, de cilinders bevatten een tegengif voor uw eigen oorlogsgassen.'
  
  Ik schudde het hoofd. 'Nee. Zet u nu koers naar onze basis in McMurdo, dan kan ik het u bewijzen. We kunnen de cilinders zelfs aan boord laten tot u voldoende bewijs in handen hebt.'
  
  De kapitein zei niets.
  
  Ik was doodmoe, maar toch had ik het gevoel dat ik deze man door en door kende. Hij was marineofficier, niets meer en niets minder. En ik was ervan overtuigd dat hij werkelijk geloofde wat ze hem over die cilinders hadden verteld.
  
  'Ik ben hierheen gestuurd om uit te zoeken wat er nu precies gebeurd was,' zei ik. 'En dat weet ik nu.' Ik liet de Luger zakken, ontgrendelde hem en stak hem in mijn zak.
  
  De navigator kwam op me af, maar de kapitein weerhield hem. 'Nee!' blafte hij. Hij keek me lang aan.
  
  'Voor het ogenblik gebeurt alles zoals u het zegt.'
  
  Ik keek om me heen, liep toen naar het bankje en ging zitten.
  
  'Ik stel voor, kapitein, dat u de ruimte waar de cilinders zijn hermetisch laat afsluiten en verzegelen. Eén klein lek en we zijn er allemaal geweest.'
  
  De kapitein scheen zich opeens slecht op zijn gemak te voelen. 'Het was me al bij mijn orders te verstaan gegeven dat ik de cilinders in een hermetisch verzegelde ruimte moest vervoeren.'
  
  'Mooi zo,' zei ik, haalde diep adem en ademde langzaam weer uit.
  
  'Uitstekend.'
  
  
  
  De Amerikaanse atoomonderzeeër de Tyrannosaurus lag zij aan zij met de Sovjet-atoomonderzeeër Solotkin. Tot het voorjaar lagen ze muurvast in het Antarctische ijs bij de Amerikaanse basis McMurdo Sound.
  
  Er was een Russische onderhoudsploeg gestuurd om de onderzeeër in goede staat te houden tot hij weer kon vertrekken, en hun Amerikaanse collega's waren aan boord van de Tyrannosaurus.
  
  Op diplomatiek niveau was met geen woord gerept over de cilinders met RVB-A en dat zou ook zo blijven. Bij wijze van tegenprestatie werd er ook niet gesproken over de doden die waren gevallen bij het Sovjet-onderzoek naar biogassen op Antarctica.
  
  'Voor wat hoort wat,' had Hawk gezegd toen de communicatie hersteld was.
  
  'Ongelooflijk,' ziedde Lana.
  
  Maar het was gewoon de zoveelste ronde in het grote spel met de steeds veranderende regels, waar de inzet altijd dezelfde bleef -het spel van de Wereldmachten. Dit keer hadden we bijna verloren. En het was een angstige gedachte, maar er zou een volgende keer komen.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  
  De helikopter met piloot en bemanning was nauwelijks geland in het Amerikaanse militaire kamp met zijn laboratorium voor genetisch onderzoek of een angstaanjagende schreeuw om hulp kwam over de radio.
  
  En dan niets meer...
  
  Als daarna elk contact met het onderzoekskamp is verloren gegaan, wordt geheimagent N3 naar McMurdo Sound gestuurd. Maar als het ene afschuwelijk verminkte lichaam na het andere te voorschijn komt, realiseert Nick zich dat niets hem kan voorbereiden op wat hij op het punt staat te ontdekken...
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"