Oorspronkelijke titel: Our Agent in Rome is Missing.
No by Universal-Award House, Inc.
No 1980 NL by Tiebosch Uitgeversmaatschappij BV - Amsterdam
Vertaling: Jacob Bigge
Omslagfoto: F. André de la Porte
ISBN 90 6278 642 1
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
AXE heeft een aantal suites in een hotel in Manhattan dat ik niet bij naam zal noemen. Ik liet me daar inschrijven na twee weken van R&H (Rust en Herstel voor u) op de AXE-boerderij op de jachtgronden van Virginia, vlak bij Washington DC.
De organisatie heeft een aantal eigen mensen bij het personeel en het geeft me een 'huiselijk' gevoel. Tevens bevredigt het Hawks overgevoeligheid ten aanzien van de veiligheid; Hawk, de grijze, anonieme en ironische chef van AXE. Met evenveel gemak stuurt hij me weg naar het een of andere havenlogement dat wordt geteisterd door geboefte, maar op het moment dat ik terugkom in de VS, weg uit de actieve dienst, waakt hij over mij alsof ik een weerspannig kind ben.
Ik had nog twee maanden achterstallig verlof en dit was een uitstekende plaats om te beginnen. Mijn suite beschikte over een enorme slaapkamer met een super badkamer en een woonkamer aan de voorkant met een volledig voorziene bar. Het had kamerservice van een keuken, met een chef die je deed geloven in het Parijs van Napoleon de Derde te zijn in plaats van in het grimmige New York. En de bediening was diskreet en efficiënt. Ook had ik nog een stoot achterstallig loon dat zich behaaglijk had opgestapeld op mijn bankrekening.
Ik pakte de telefoon die naast het bed stond en gaf de centrale het nummer van Tiggy.
Tiggy is Tabitha Inchbald. Eén meter zeventig perfect geproportioneerde Engelse adel (papa is graaf) die de privileges van de lokale adel had ingeruild tegen een baantje als receptioniste bij een public relations firma op Madison Avenue.
'Nick Carter hier, Tiggy.'
'Houwieieie.' Haar stem was een mengeling van Cockney en Australisch. 'Hier? In de stad?' Tiggy kon een heleboel beloftes samenpakken in een paar korte woordjes.
Het duurde slechts een paar minuten van geanimeerd gebabbel - Tiggy's conversatie zat vol verholen toespelingen op onze laatste, gedenkwaardige avond samen - om een afspraak te maken voor een borrel en een etentje samen.
Op dat moment was het half vier. Ik nam een langdurig bad en beëindigde dat met een ijskoude douche om me af te spoelen en weer tot leven te komen. De badkamer had een spiegel die tot aan het plafond reikte en ik was tevreden met wat ik zag. Ik was weer in orde. Ik had mijn verloren gewicht weer terug, mijn spieren functioneerden weer zoals het hoorde en er was geen litteken te zien van de pogingen van een bevriende concurrent om mijn darmen eruit te halen en die te gebruiken als een strop om mij aan op te hangen. Slechts een vage, zilverwitte lijn liet zien waar zijn vlijmscherpe kukri met het werk was begonnen.
Ik zeepte mijn gezicht in en schoor me glad en schoon voor ik de prikkelende aftershave aanbracht. Terug in de slaapkamer kleedde ik me aan met een luie zorgvuldigheid.
Ik gleed in mijn colbertje. Om het kleermakerswerk voor Wilhelmina te compenseren, vulde ik de linkerbinnenzak met een leren portefeuille. Ik keek even in de spiegel van de slaapkamer en vond het geheel niet onbevredigend. Ik trok mijn das recht en was toen klaar om te vertrekken naar de bar die Tiggy en ik als uitgangspunt hadden uitgekozen.
Op het moment dat ik mijn hand op de deurknop legde, liet de telefoon een schel gerinkel horen.
'Godverdomme,' zei ik hardop, maar toch draaide ik me om en nam op.
Ik bracht de hoorn naar mijn oor en hoorde iets dat leek op een bandopname van het karnaval, maar dan achterstevoren. Ik drukte de rode knop in van de telefoonomvormer, de gewone uitrusting op de kamers van een hotel van onze organisatie, en ving midden in een zin een bekende stem op. '...en ik weet dat je verlof hebt, maar het luizige budget waarmee ik moet werken maakt dat ik zonder mensen als jij zit. Hoe gammel je misschien ook bent, je bent onze enige, beschikbare agent.'
Het was Hawk. De coïtus interruptus himself. Hij bevond zich aan de andere kant van de rode telefoon en sprak tot me vanuit zijn kantoor in Washington.
'Ik heb het begin gemist, chef,' zei ik, terwijl ik al mijn geduld te hulp riep. 'Zou u me misschien nog eens willen vertellen wat er... ' 'Rome,' barstte hij los, me verder de mond snoerend. 'Iets stinkends in de Tiber. Dat iets is Clem Anderson, en verrekte dood.' Clem Anderson was een onbelangrijke informant in Italië. Hij had nooit werkelijk deel uitgemaakt van onze organisatie, maar van tijd tot tijd was hij ons van dienst door ons te voorzien van informatie die de grote knullen, van de CIA en Interpol, misschien over het hoofd hadden gezien.
Hawk, chef van de meest geheime, meest kleine en meest dodelijke tak van Amerika's wereldomvattende inlichtingendienst, vervolgde: 'Hij heeft ons een zooitje vage vermoedens gestuurd over de een of andere klote film die zij willen gaan maken. Zo'n film waarin spionage en contraspionage worden voorgesteld als een glamour aangelegenheid. Maar daar weet jij alles van.'
Eén keer, op een onbewaakt ogenblik, had ik Hawk verteld ontzettend genoten te hebben van een film die ik had gezien. Vanaf die dag had hij me een stempel opgedrukt op zijn eigen kinderlijke en halsstarrige manier. Ik was filmfan. Eén van die hardnekkige, niet weg te werken misvattingen over mijn privé (haha) leven.
'Ik dacht eerst dat het weer zo'n gewone filmzwendel was van zo'n tien tot twintig miljoen,' vervolgde Hawk. 'Maar Clem bleef beweren dat het allemaal veel dieper ging. Ik liet hem ermee doorgaan omdat hij een goede man was om in ons netwerk vast te houden. Ik had er verder geen aandacht aan geschonken, maar nu is Clem dood. Misschien was Clem dus iets groots op het spoor. Je bent geboekt voor de Alitalia-vlucht van 20.15 uur vanaf Kennedy Airport. Je hebt een uur om de helikopter te pakken die je van Manhattan naar het vliegveld brengt.'
'Maar, meneer...' zei ik, terwijl ik het visioen van de mollige en weelderige Tiggy in de mist zag verdwijnen.
'Je zal niet meer dan een uur nodig hebben om het papier met gegevens te lezen,' zei hij sussend. 'Op dit moment komt het over de telex van het hotel binnen. Je vindt een codering in je postvakje aan de balie. Alles wat je nodig hebt zit in die envelop. Onkosten, identiteits-achtergronden, twee paspoorten. Ik zal je niet langer ophouden. Ik zie je ogen al oplichten bij het idee van een vrolijk Italiaans dolce vita. Maar denk eraan: het is werk, geen uitstapje.' Ik zei nog iets over een extra dag in New York waar ik behoefte aan had, maar Hawk had al opgehangen. Dit was het spel dat ik speelde en Hawk bepaalde de regels.
Ik belde de balie en vroeg ze de telex naar boven te brengen die ik verwachtte, samen met alles wat in mijn postvakje zat. Toen belde ik naar de bar en liet een boodschap achter voor lady Inchbald, waarin ik zei dat ik helaas was weggeroepen voor dringender zaken. Toen de loopjongen kwam met de telex en een dikke, bruine envelop, gaf ik hem twee briefjes van twintig. Vijf dollar waren voor hem zelf en de rest was voor bloemen die bij Tiggy bezorgd moesten worden. Ik had zo het vermoeden dat die voor haar een even grote troost zouden zijn als de opdracht voor mij was die ik op het randje had gekregen.
Het telexbericht, twee meter die zich lieten uitrollen als een enorm stuk pleepapier, was zo op het eerste gezicht niets anders dan een saai rapport over de toekomst van de sojahandel in Chicago. Toen ik het echter las door het gepolariseerde, transparante plastic vel van codering nummer vier uit de envelop, onthulde het zijn belangrijke inhoud. Een volledig verslag van de activiteiten en vermoedens van Clem Anderson, mijn dekmantel voor deze opdracht, compleet met achtergronden, en een tweede dekmantel voor als het eventueel nodig was. Adressen van twee contacthuizen in Rome en wat haastig verzamelde gegevens over de namen die er werden genoemd in Andersons rapporten.
Ik las het snel en nauwkeurig, terwijl ik het papier regel voor regel afwikkelde en in de papiervernietiger stopte, standaard in onze suites. Hoe meer ik las, des te meer zekerheid kreeg ik dat Hawk me op een soort spokenjacht uitstuurde. Hij had gelijk gehad in het begin. Het waren geruchten en roddels die meer op hun plaats leken bij de publiciteit van een film, dan bij een AXE-onderzoek. Een paar deugdelijke feiten en de rest niets meer dan luchtbellen. Lorenzo Conti, de Italiaanse producent van wide-screen spektakelstukken, zwaar van de seks en het geronnen bloed, grofweg betrokken bij alle klassieke producties vanaf De Odyssee tot aan Het Lam van Maria, bereidde een nieuw epos voor dat Wereldeinde heette. Een film met een internationale bezetting over wat er kon gebeuren bij een Derde Wereldoorlog.
Verrek, iedereen die wel eens kranten las wist ervan. Behalve misschien Hawk die zich door het buitenlandse nieuws heen worstelde, dan even genoot van de strips om daarna de krant weg te smijten.
Conti was een onbetrouwbare, handige jongen waar het geld betrof. Zelfs bij zijn meest succesvolle films hielden de investeerders maar een fractie winst over, terwijl Lorenzo aan de andere kant de winsten opstreek voor het onderhoud van zijn palazzo in Rome, zijn villa op Capri, zijn kasteel in Zuid-Frankrijk en voor een grote hoeveelheid mannelijke knuffeldieren, dienstknechten en alle meelopers. Maar dat was nauwelijks vertrouwelijk nieuws. Andere, hoogst gerespecteerde producenten uit Londen of uit Hollywood, vertoonden hetzelfde hebberige patroon.
Clem Anderson had een voetnoot geplaatst bij de nooit opgehelderde moord op een jong Oostenrijks sterretje. Een moord die Conti op zijn geweten scheen te hebben vooral omdat hij kort na haar dood een inzinking had gekregen en zich voor twee maanden rust had teruggetrokken thuis en in een kliniek. Maar ook dat was normaal. Sterretjes zijn even vervangbaar als geheimagenten. En inzinkingen zijn voor de grote filmbonzen al even gewoon als een verhouding met een aankomende actrice. Conti's medevennoten in de nieuwe film waren Sir Hugh Marsland, een Britse oud-minister met een dubieuze, financiële reputatie, maar geen vreemde in de wereld van de showbusiness en een begrijpelijk contact met de Engelse distributiemaatschappijen. Dan Piero Simca, een wispelturige, Italiaanse dwerg; politicus en bankier-playboy, ook al een heel normale partner in een onderneming als Wereldeinde. En ten slotte Studs Mallory, een onafhankelijke, Amerikaanse producent-regisseur, bekend door twee films die zo'n tien jaar geleden een Oscar hadden gewonnen.
De bezetting was zoals men van Conti's epos mocht verwachten. Een tiental topnamen uit Engeland, Frankrijk, Italië en Amerika. De meesten zouden slechts een gastrol vervullen van een vijf tot tien minuten, maar hun namen zouden het fantastisch doen op de aankondiging. De twee hoofdrollen waren weggelegd voor Camilla Cavour, de nieuwste Italiaanse seksbom, en voor Michael Sport, een Engels kopstuk dat zijn beste jaren had gehad, behalve dan in publiciteitswaarde.
De telexboodschap was nu geheel versnipperd, evenals het transparante vel. Ik liet mezelf in een yoga-houding op de grond zakken om me te concentreren en voor het opnieuw doornemen van het materiaal dat ik inmiddels al in mijn hoofd had zitten. Ik liet mijn geest volledig leeg worden en toen ontrolde het hele bericht zich weer, alsof ik het op een hoger niveau van concentratie las.
Er gebeurden geen wonderen. Toegegeven, de belangrijkste mensen bij de film waren zwendelaars, Clem had een heleboel notities gemaakt over de hoeveelheid militair materieel die was verzameld voor Conti's versie van de Derde Wereldoorlog: tanks, vliegtuigen, imitatieraketten compleet met ondergrondse betonnen opslagbunkers, maar ook dat was routine. En hij had tevens moeten constateren dat er een heleboel Italiaanse, Engelse, Amerikaanse en NATO-verbindingsofficieren meekwamen met het materiaal.
Elke grote oorlogsfilm, al is die maar voor de helft legaal, kan rekenen op de officiële medewerking van de regering. Ook daarin stak niets ongewoons. Het enige dat overbleef was dat Clem was vermoord. Maar zelfs dat hoefde niet noodzakelijkerwijs te maken te hebben met zijn onderzoek naar Wereldeinde. Uit een handjevol notities kwam Clem als een behoorlijke vent tevoorschijn, maar twijfelachtig genoeg in zijn verslaving aan het gokken en in zijn voortdurende schuldrelatie met illegale geldschieters. En het kon veel meer redenen hebben dan zijn nieuwsgierigheid naar een film-epos om hem in de Tiber te laten eindigen.
Ik had nog tien minuten om weer te pakken. Ik nam Wilhelmina, mijn Luger, Hugo, mijn stiletto, en Pierre, het gasbommetje, uit hun vakantieruimte onderin de koffer en pakte weer de kleren die ik zoeven keurig had opgehangen in de klerenkast van de slaapkamer. Ik trok mijn colbertje uit om mijn schouderholster weer om te doen. Ik rolde mijn mouw op en maakte de smalle schede van mijn stiletto vast. In dit stadium had ik het gasbommetje nog niet nodig op de plaats waar ik hem gewoonlijk opborg en ik stak Pierre dus in mijn broekzak. Ik had al gebeld voor de rekening en de piccolo klopte op de deur op het moment dat ik mijn colbertje weer aantrok.
Ik bande alles uit mijn gedachten en concentreerde me op mijn nieuwe identiteit. Vanaf Kennedy Airport zou ik Roger (Gerry) Carr zijn, een rijke Texaanse olieboer met niets anders aan zijn hoofd dan te genieten van het leven en het besef dat hij over een inkomen beschikte dat misschien nooit uitgeput kon raken. Het was de soort rol die ik graag speelde en die Hawk me, verdomme, niet vaak genoeg geeft.
Als Carr hoefde ik niet in die film te investeren om winst te maken maar om het vooruitzicht van rijpe sterretjes aan het ontbijt, aan de lunch en bij het diner en misschien zelfs nog voor een heel, heel laat hapje. Zoiets staat me ook wel aan in mijn rol van Nick Carter, ware het niet dat het mijn werk hinderde. Als ik uit de rol van Gerry Carr moest stappen, dan had ik een tweede huid, met paspoort; die van Ben Carpenter, freelance journalist. Een ietwat drankzuchtige, losbandige figuur met een grotere, maatschappelijke bewegingsvrijheid dan de Texaanse playboy.
Op Kennedy Airport geen problemen. Een glimlachend meisje dat eruit zag alsof ze was weggelopen uit een Renaissance schilderij, of uit een van de laatste Italiaanse films, gaf Gerry Carr zijn eersteklas vliegticket. Ik gaf de juiste tekens bij de passagierstunnel en werd doorgelaten zonder dat ik gefouilleerd werd op mijn persoonlijke kleinodiën: Luger, mes en bom.
Bij de kiosk in de vertrekhal kocht ik voldoende tijdschriften en pockets om de vlucht van New York naar Rome mee te vullen voor het geval ik niet kon slapen. Het liefst heb ik voldoende slaap gehad aan het begin van een opdracht, maar het moet dan wel op een natuurlijke manier gebeuren. Zelfs de beste artsen van AXE zijn nog niet voor de dag gekomen met een pil die me de slaap geeft waaruit ik met zoveel fitheid en tegenwoordigheid van geest tevoorschijn kom als ik wel graag zou willen.
De Jumbojet was maar half gevuld en ik zat bijna alleen in de eersteklas. De lichten sprongen op no smoking en ik maakte mijn veiligheidsgordel vast. Ik had vijf minuten de gelegenheid gehad om mijn medepassagiers te observeren, een voorzorg die ik altijd neem, of ik nu in een vliegtuig, in een bus of op een ezelwagen reis. Ik dacht eraan in hoeverre ik me kon ontspannen en hoe veilig dat was.
Er waren maar tien passagiers. Vier zakenlieden, dicht bij elkaar, bijna identiek door hun donkere kostuums en die diplomatenkoffertjes alsof ze ermee waren geboren. Drie echtparen van middelbare leeftijd met gouden naamplaatjes die hen identificeerden als leden van een luxueus reisgezelschap op wereldreis. Alles normaal en onschuldig en ver weg, waardoor ik een hele rij stoelen voor mezelf alleen had, met een paar lege rijen vóór en achter me.
Zodra de lichten weer op groen waren gesprongen en we goed in de lucht zaten, liep ik naar achteren, naar het toilet. Daar maakte ik de holster van mijn Luger en de schede van mijn stiletto los. Terug in mijn stoel deed ik ze in mijn eigen diplomatenkoffertje en draaide het veiligheidsslot om. Als ik mazzel had dat ik tijdens de vlucht een oogje dicht kon doen, wilde ik niet het risico lopen dat mijn colbertje open zou vallen en mijn medereizigers vreemde ideeën zouden gaan krijgen over vliegtuigkapingen en dat soort dingen. Ik dook net in wat lichte lectuur toen de intercom zijn aanwezigheid liet horen. Een verleidelijke, zachte vrouwenstem zei in het Italiaans, Frans en Engels dat het eten zou worden opgediend.
Er waren twee stewardessen. Van de één zou ik weinig meer kunnen vertellen dan dat ze er was. Maar de andere trok mijn aandacht vanaf het moment dat ik haar voor het eerst opmerkte. Het was een grote vrouw. Een paar centimeter groter dan mijn achtergelaten Tiggy. En weelderig. Niet plomp of mollig, maar passend bij het oude woord 'struis' toen mensen dat nog gebruikten als compliment. Ze vulde haar fancy uniform tot en met de laatste centimeter toen ze zich voorover boog om mijn eten neer te zetten. Op dat moment was het allemaal zo overvloedig dat het bijna de hele ruimte vulde. Ik herinnerde me dat er eens een Franse koning had bestaan die zijn wijnglazen liet blazen in de precieze vorm van de borsten van zijn op dat moment favoriete maîtresse. Ik kon me voorstellen hoe die man zich gevoeld moest hebben.
'Grazie, ' zei ik.
Ze glimlachte. En zij was het soort vrouw dat helemaal glimlachte, van haar lange, glanzende, roodbruine haar tot helemaal beneden, langs haar kilometerslange in nylon verpakte benen, naar de tenen van haar glimmende minilaarsjes.
'Er is rode wijn bij het eten,' zei ze. 'Maar we hebben ook Colognola. Een rode wijn die zeker zo goed is als de Soave bij de witte wijnen en hij komt uit de streek waar ik ben geboren. Dat kan ook geserveerd worden.'
Haar Engels was bijna accentloos; slechts wat stijf in de woordkeus, maar heel boeiend.
'Jouw landstreek?' vroeg ik.
'De Veneto,' zei ze. 'Bij Venetië. Maar ik kom uit Padua. Meer landinwaarts.'
'Ik zal die Colognola proberen,' zei ik. 'Maar op één voorwaarde ... '
'En die is, meneer... ' Ze keek op de passagierslijst die ze in haar hand hield. 'Meneer Carr?' Ik was de laatste passagier van dit gedeelte die bediend moest worden en de andere stewardess was al met haar wagentje doorgelopen. 'Dat je samen met mij die wijn zal proberen,' zei ik.
'Dat is helemaal tegen de regels,' zei ze strak. Maar het klonk meer als het begin van iets dan als een totale afwijzing.
'Regels zijn er om gebroken te worden, of tenminste gebogen, signorina,' zei ik. 'Signorina?'
'Signorina Morandi,' zei ze. En weer schonk ze me een van die tintelende, alles omvattende glimlachjes.
'Rosana Morandi, Meneer Carr.'
'Gerry, Rosana,' zei ik. 'Kunnen we het niet zo regelen dat er een paar van die regels omgebogen worden? Het ziet er niet naar uit dat jouw afdeling hier overbevolkt is.' Ik herinnerde me mijn tijdelijke rol van olierijke playboy en vond een briefje van twintig in mijn portefeuille. 'Als je dit aan je vriendin geeft, zal ze toch zeker wel voor de rest van de aanwezigen kunnen zorgen?'
De glimlach was nu die van een samenzweerdster.
'Dit is nog veel meer tegen de regels, Gerry,' zei ze, het biljet aannemend. 'Maar Angela zal het enig vinden. Het is voor haar weer een paar kousen. Ik ben zo direct terug met de Colognola. Hij is net zo licht en zacht als de Soave, maar sterker.'
'Zoals jij?' zei ik voor ze weg liep.
'Misschien,' zei Rosana. 'We zien wel.'
Snel was ze terug met twee flessen Colognola en een klein blad met eten voor zichzelf. Ze liet zich zakken in de stoel naast me en zette het blad voor zich op het rek.
'Nog maar twee weken,' zei ze. 'En dan breekt de pleuris weer uit. Dan begint het toeristenseizoen. Alle stoelen bezet. Allemaal willen ze wel wat anders. En die dikke, oude zakenmensen die me beginnen te knijpen omdat ze ergens iets hebben gelezen over dat Italiaanse knijpwerk en het nu eens in de praktijk willen brengen. Ik vind het veel leuker als het niet zo druk is, zoals nu. Ook al vindt de maatschappij dat niet.'
Ze verbrak de zegels van de flessen en ontkurkte ze met een geoefende beweging van haar kurkentrekker. Ze schonk een beetje in mijn glas om me te laten proeven. Hij was net zo goed als zij had gezegd, licht en geurig, met een goede afdronk.
Ik knikte en zij vulde beide glazen. We klonken met elkaar in een onuitgesproken toast. Ik had sterk het gevoel dat wij op hetzelfde toastten.
Na een paar glazen sloeg Rosana de onhandige stoelleuning die ons van elkaar scheidde omhoog en leunde met haar volle gewicht tegen me aan.
'Dit is toch beter, Gerry,' zei ze, terwijl ze haar onschuldige, bruine ogen op die van mij liet rusten en een hand weg dwaalde naar mijn hand die op weg was naar haar borsten. Ze duwde die hand niet weg, maar hield hem nog steviger tegen zich aangedrukt.
De andere stewardess haalde onze dienbladen op en de twee lege wijnflessen. Het licht in het vliegtuig werd lager gedraaid en voor zover ik kon zien sliepen de andere passagiers wat, de zakenlieden en de rondtoerende, welgestelde echtparen van middelbare leeftijd. Ik ben niet bepaald een vreemde op het terrein van liefde op het eerste gezicht, maar zoiets gebeurt gewoonlijk op momenten van dreiging, spanning, van crisis. Nooit zoals nu: simpel, spontaan en opwellend vanuit een eerste uitwisseling van blikken over een plastic maaltijd heen in de richting van een snelle ontlading die niet meer te vermijden valt. Binnen een paar seconden hadden we de andere stoelleuningen naar beneden en kregen we alle ruimte, privacy en gerief die twee mensen zich maar kunnen wensen.
Rosana hielp me uit mijn jasje zonder haar lippen van mijn mond weg te nemen. Haar tong was in mijn mond als een verdwaalde, in paniek geraakte vis. Ze schudde het bovenstuk van haar uniform van zich af en worstelde zich snel uit haar kousen en laarzen. Een grote, energieke vrouw met de onverwachte tederheid van een op hol geslagen seksvlinder.
Haar tastende handen waren overal. Onder mijn open overhemd, nu schaamteloos lager en dringender, gevolgd door een bijtende mond en een zoekende tong. Ik gaf haar evenveel als ik kreeg. Toen drong ik in haar binnen op die plek waar die lange, klassieke benen bij elkaar kwamen en er volgden langzaam voortlopende minuten van een wederzijdse extase. Er waren geen woorden voor nodig; onze lichamen vertelden alles al.
Toen we samen ons hoogtepunt bereikten, liet Rosana slechts een diepe zucht van voldoening horen.
Ik was nog steeds verkreukeld toen Rosana, vaardig in het gladstrijken van die kreukels, rechtop en glimlachend naast me zat. Buiten de lichte blos en het feit dat haar glimlach nu meer weg had van die van een weldoorvoede poes, was zij op en top het model van de respectabele en eerbiedwaardige stewardess die een paar minuutjes had uitgetrokken voor een babbeltje, en niets anders, met een respectabele passagier.
'Mocht je ooit nog eens met ons willen vliegen, Gerry,' zei ze, 'zorg er dan voor dat je dat buiten het seizoen doet, zoals nu.'
'Vrij je alleen maar als je in de lucht bent?' vroeg ik. 'Per slot van rekening ben ik van plan een paar weken in Rome te blijven. Misschien kan ik wel een gids gebruiken om me alle hoogtepunten te laten zien. En dat houdt in, pop, dat jij van alle hoogtepunten wel het hoogste punt bent.'
'Nou, dank je, Gerry,' zei ze. 'Ik vlieg veel heen en weer. Maar als ik vrij heb kun je me op dit nummer bereiken.' Ze gaf me een telefoonnummer dat ze keurig opschreef op een velletje van een memoblok. 'Het lijkt me leuk om eens uit te zoeken wat we allemaal nog meer aan de grond kunnen doen, zonder al die mensen om ons heen.' Met een hand wuifde ze naar de andere, slapende passagiers en giechelde. 'Waar logeer je? Als het niet al te brutaal is, zou ik je daar misschien kunnen bellen.'
'Albergo Le Superbe,' zei ik. 'En mocht ik er niet zijn, laat dan een boodschap achter.'
'Wat ga je in Rome doen, Gerry?' vroeg ze.
Het was een onschuldige en zeer voor de hand liggende vraag, maar ik voelde mijn waarschuwingssysteem in werking treden. Een lichte tinteling in mijn nek, waarvan ik heb geleerd dat het een instinctief teken van gevaar betekent.
Het was een vraag die iedereen me had kunnen stellen, maar het moment was verkeerd. Bijna iedereen zou het veel eerder hebben gedaan. De aanloop tot intimiteiten gebeurt altijd met behulp van prietpraat en men wacht dan niet tot seks het doelwit wat verzacht heeft. En 'doelwit' was wat ik me vanaf het eerste moment had gevoeld. Het kostte me slechts een paar tienden van seconden om die gedachte in mijn hoofd uit te werken.
'Ik wil daar wat filmmensen gaan opzoeken,' zei ik, zonder het gespreksritme te onderbreken. 'Die Lorenzo Conti. Misschien stop ik wat geld in zijn nieuwe productie.'
'Ach, Wereldeinde, ' zei Rosana en bijna zag ik nu de relais op hun plaats klikken in de geest achter dat glimlachende, sensuele, kastanjebruin omlijste madonna-gezichtje. 'Als je dat soort mensen gaat opzoeken, zul je wel weinig tijd overhouden voor je onbeduidende Rosana.'
Ik verzekerde haar dat zij, na ons gezamenlijk hoogtepunt, nooit onbeduidend kon zijn voor mij.
We babbelden wat over onszelf, over de beste restaurants in Rome, over hoe geweldig hotel Le Superbe was, en ga zo maar door. Weer was het onschuldige prietpraat, maar wat haar verried was, dat zij, nadat zij mijn reis naar Rome aan Wereldeinde had gekoppeld, verder alle nieuwsgierigheid liet varen.
Zo babbelden we wat en doezelden een paar uur, nog steeds heerlijk allemaal. Toen verontschuldigde Rosana zich.
'Er moet nog een maaltijd worden geserveerd,' zei ze. 'Het ontbijt voor we landen. Verlies je mijn telefoonnummer niet, Gerry?'
Ik zei haar dat ik dat niet zou doen.
Ik zei haar niet dat ik het naar de AXE-connectie in Rome zou sturen voor een diepgaand onderzoek naar signorina Morandi, haar achtergronden en al haar vroegere en huidige connecties met Wereldeinde en wijlen Clem Andersom
Hoofdstuk 2
Het vliegveld Leonardo Da Vinei van Fumicino, buiten Rome, was een complete chaos. Ik liet de juiste naam vallen en kwam snel door de douane en de veiligheidscontrole heen. Ik stortte me in de strijd om een taxi. De gebruikelijke luchthavenstaking was bezig en de concurrentie om een taxi was enorm. Uiteindelijk kreeg ik een vriendelijke beunhaas te pakken die mij en mijn koffers wel naar de stad wilde rijden, samen met twee andere passagiers, voor slechts een fractie per man boven het totaalbedrag.
Bij het Le Superbe hadden zij mijn reservering aangekregen en Hawk had zijn gewone, kundige voorbereidingen gepleegd. Ik werd met een fluwelen handschoen aangepakt, alsof ik werkelijk Texaanse miljoenen onder mijn beheer had. Toen ik me liet inschrijven vroeg ik of Studs Mallory of Sir Hugh Marsland ook ingeschreven stonden.
'Allebei, Meneer Carr.' De balieklerk bevestigde gelukkig de gegevens van AXE dat het Le Superbe het onofficiële hoofdkwartier was van de makers van Wereldeinde.
'Dan zal ik maar even een boodschap opschrijven,' zei ik. Een blok hotelpapier was al in mijn hand voor ik mijn pen uit mijn zak had. Ik schreef aan allebei hetzelfde, zo het risico dekkend dat één van beiden weg zou zijn. Ik wilde zo snel mogelijk een contact hebben. 'Beste Sir Hugh,' schreef ik (en 'Beste Mallory' voor de tweede boodschap), 'Lew Kevin zei me u in Rome op te zoeken. Ik zoek naar een gok in de film. En hij denkt dat er misschien nog een kans is dat in Wereldeinde te doen.'
Ik voegde er een forse, onleesbare handtekening aan toe en de klerk haastte zich om paperclips te pakken voor de visitekaartjes waar Hawk me van had voorzien en die me identificeerden als lid van een indrukwekkende herensoos in Houston.
De piccolo bracht me naar de zesde verdieping, naar een suite die er nog eleganter uitzag dan die ik in New York had achtergelaten. Le Superbe was het hotelbestaan begonnen in de zwierige tijden rond de eeuwwisseling en had, met zijn vele stijlveranderingen en renovaties, nooit meegedaan met de moderne trend om tot een grotere bezetting te komen door zijn suites in kleinere ruimtes onder te verdelen. Ik pelde twee nieuwe 1.000 lire biljetten af voor de piccolo en gaf hem er daarna één van 5.000 en zei hem op topsnelheid terug te komen met de nieuwste en meest complete plattegrond van Rome. Ik kende de stad redelijk goed, maar was van plan een supersnelle opfrissing te nemen terwijl ik wachtte op antwoord van mijn uitgezette aas: de twee boodschappen.
Hij was terug voor ik klaar was met uitpakken. Als beloning wuifde ik het wisselgeld weg dat hij me terug wilde geven.
Ik besteedde vijf minuten van geconcentreerde aandacht aan de kaart die opengevouwen de helft van mijn barokke bed bedekte. Ik bevestigde mijn kennis van vroeger, vulde een paar vage plekken in mijn geheugen aan en lokaliseerde de plaats van onze contact-adressen: één in het deftige Parioli, het andere in het lawaaierige Trastevere aan de andere kant van de Tiber.
Voor verdere, noodzakelijke en gewoontegetrouwe routine haalde ik de Luger uit het diplomatenkoffertje, nam hem uit elkaar en deed een druppeltje olie op het hamermechanisme. Toen kleedde ik me uit voor vijf minuten yoga. Daarna ging ik liggen om wat rust te krijgen, waarvan Rosana me zo plezierig had beroofd in het vliegtuig, bereid om het voor de rest van de dag te vergeten als het nodig mocht zijn.
Als ik geen antwoord kreeg op mijn boodschappen, zou er iets aan de hand zijn, want hoe meer ik over Rosana nadacht - het feit dat haar stimulerende voorspel zowel doeltreffend als erotisch was geweest - des te meer zekerheid kreeg ik dat zij iets met Wereldeinde te maken had.
Ik viel in een diepe slaap en had een prettige droom, die een ontspannen herhaling was van mijn ontmoeting met Rosana. Alleen was er in mijn droom niemand anders in het vliegtuig aanwezig en werden de zaken nog iets grondiger aangepakt. Tot er een alarmbel o verging.
Ik werd snel en ongelukkig wakker. De telefoon rinkelde. Ik nam de hoorn van de haak.
'Meneer Carr?' Een vrouwenstem met een licht buitenlands accent.
'Spreekt u mee.'
'Sir Hugh Marsland voor u. Een ogenblikje alstublieft.'
Ik wachtte en een te warme, te vibrerende stem nam de plaats in van die van het meisje.
'Met Hugh Marsland, Meneer Carr,' zei hij. (Altijd oppassen als een Engelsman te vroeg in het spel zijn titel laat vallen.) 'Ik heb uw boodschap ontvangen. Het was heel attent van Lew om u te zeggen contact met ons op te nemen. Hoe is het met die oude gek?'
Ik reageerde met de gegevens die Hawk me via de telex had gegeven. Lew, die oude gek, was op een cruise met zijn jacht, de Crazy Jane, voor de kust van Diamond Read, samen met Mimi, de vijfde mevrouw Kevin. Hij moest van beiden de groeten hebben.
'Ik ben bang dat de financiële kant van Wereldeinde helemaal rond is, beste man,' zei Sir Hugh na enig heen en weer gepraat over Lew. 'Maar er is geen enkele reden waarom we elkaar niet zouden ontmoeten voor wat ontspanning in la bella Roma. Renzo Conti en nog wat van het stel komen toevallig langs om wat te drinken en om vanavond te gaan stappen. Ik zou het geweldig vinden als je mee deed. Zullen we zeggen: zo ongeveer half acht in de Monza-kamer?'
Ik zei dat ik het geweldig zou vinden.
Het korte gesprek was bijna voldoende voor me om een beeld van vlees en bloed te krijgen van Sir Hugh. De geletterde en wel opgevoede Engelsman met het valse vernis van de toffe-jongens-onder-mekaar-vereniging dat zijn snobbisme moest verhullen zodat hij een pond, een mark, een franc of een lire kon verdienen die hij niet had geërfd zoals de andere jongens. En het was bijna zeker dat er ruimte bestond voor nog meer geld in Wereldeinde. Het werd alleen wat aantrekkelijker gemaakt voor de platte, rijke Texaan, door hem ogenschijnlijk onnodig te laten zijn zodat zij, als ze me te pakken zouden nemen, me goed te pakken zouden nemen en zouden voorwenden mij er nog een plezier mee te doen ook.