No 1972 By Universal Publishing And Distributing Corp.
Nederlands van: Bart Lippe
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0537 8
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1978 By Algemene Uitgeverij Born BV, Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
-
Bovenaan de lijst van internationale misdadigers die door AXE gezocht werden stond Fat Man. Tenminste, zo noemden wij bij AXE hem. Zijn ware naam was Maurice DeFarge. AXE had mij al een keer naar Istanboel gestuurd met de uitdrukkelijke opdracht hem te liquideren. Maar voor ik zijn kwabbige hoofd met een kogelgat had kunnen verrijken kreeg hij een hartaanval die mijn werk overbodig maakte. Althans dat dacht ik. Maar Fat Man was helemaal niet dood, bleek later. Hij bleef opduiken in de rapporten die ik van tijd tot tijd onder mijn neus kreeg, wat mij iedere keer opnieuw een uiterst onplezierig gevoel bezorgde.
Iedere AXE-agent had opdracht hem te liquideren zodra hij zich vertoonde. Dit ondanks het feit dat hij zich al tijdenlang opvallend koest hield. Het kwam dan ook als een grote verrassing voor ons dat hij uit zichzelf contact opnam met AXE.
Hij wilde onderhandelen, zei hij. En hij liet doorschemeren dat hij interessante informatie voor ons had. Daarmee wilde hij zijn plaats op onze zwarte lijst afkopen. Hij vroeg om een persoonlijke ontmoeting met een AXE-agent. En hij stond erop dat ze mij zouden sturen. Die laatste voorwaarde maakte Hawk wantrouwig over Fat Mans bedoelingen.
Maar toen ik bleef aandringen ging hij akkoord. Ik had deze opdracht toch aan niemand anders gegund. Ten slotte was het mijn fout dat hij nog steeds in leven was. Dus ook al draaide dit uit op een val, ik stond te popelen om deze rekening te vereffenen. En dat vooruitzicht bracht me in een opgewekte stemming.
Fat Man opereerde nog steeds vanuit Istanboel, dus dat was de plaats van mijn bestemming. Hawk zou ook naar Istanboel komen om het resultaat van de ontmoeting te vernemen. Ik had een adres opgekregen ergens in het oude centrum van de stad, even voorbij de Fevzi Pasa straat. Tien uur 's avonds en ongewapend. Dat laatste verzoek had ik maar genegeerd. Wilhelmina, mijn Luger, en Hugo, mijn trouwe stiletto zou ik hard nodig hebben als Fat Mans bedoelingen minder mooi bleken dan hij voorgaf. Om vijf voor tien stond ik voor het vervallen houten bouwwerk. Ik was de enige voetganger in de donkere straat, maar ik kon het gevoel niet onderdrukken dat ik gadegeslagen werd. De houten voorkant van het gebouw zag er verweerd uit. Voor de ramen het zware traliewerk dat zo kenmerkend is voor alle gebouwen in het oude deel van Istanboel. Door een kier tussen de luiken kwam een dun straaltje licht naar buiten. Een trap van vijf treden bracht me bij de voordeur. Zoals afgesproken klopte ik op de deur. Driemaal, met tussenpozen. Zonder succes echter. Ik wachtte vijf seconden voor ik de zware ijzeren klink omlaag drukte. De deur ging moeiteloos open. Zachtjes sloot ik hem weer en liet mijn blik door de gang glijden. Grote stukken kalk waren uit de muren gevallen. De enige lichtbron werd gevormd door een zwak peertje dat boven mijn hoofd bungelde. De vloer was stoffig en bezaaid met rotzooi. De benedenverdieping was duidelijk niet meer in gebruik. Een steile trap die er nogal vermolmd uitzag leidde naar de eerste verdieping.
Ik liep de trap op. De gang van de eerste verdieping werd verlicht door een iets groter peertje. Aan het eind van de gang stond een deur naar een helder verlicht vertrek half open. Volgens onze afspraak zou Fat Man zich in die kamer bevinden.
Behoedzaam liep ik langs een paar gesloten deuren. De omstandigheden waren hetzelfde als bij onze eerste ontmoeting, alleen had ik mij toen vermomd als Chinees door het dakraam van het Divan Hotel naar binnen laten zakken. En deze keer wist Fat Man dat ik eraan kwam. Nu mocht ik hem uitsluitend doden als mijn eigen leven gevaar liep.
Ik was nog ongeveer vijf meter van de kamer verwijderd toen ik een geluid achter me hoorde. In een reflex greep ik naar mijn Luger terwijl ik me razendsnel omdraaide. Ik stond tegenover twee Turken, met een grote zwarte snor, elk met een zwaar kaliber revolver in de hand.
Ik klemde mijn vinger om de trekker, maar haalde hem nog niet over. Ook de Turken stonden doodstil. Weer hoorde ik een geluid. Een snelle blik over mijn schouder leerde me dat mijn gezelschap was uitgebreid met een derde persoon. En wel een van de merkwaardigste die ik ooit had gezien. Een gedrongen, breedgeschouderde man met een kreupel rechterbeen dat hem noodzaakte zich op krabachtige wijze voort te bewegen. Zijn veel te grote en vrijwel kale hoofd hield hij schuin opzij. Zijn gezicht werd verder ontsierd door een extreem grote onderlip en een paar fel glinsterende oogjes, die een rat niet misstaan zouden hebben. In zijn linkerhand hield hij een Beretta.25 die op mijn hoofd was gericht.
'De afspraak was: geen wapens,' sprak dit vreemde schepsel met schorre stem. 'Laat het pistool vallen.' Zijn accent klonk Frans.
Wilhelmina was nog steeds gericht op de twee Turken aan mijn andere kant. 'Bedankt,' zei ik, 'maar ik hou het toch maar liever zo.' Als er geschoten ging worden, kon ik er toch minstens twee neerleggen. En met een beetje geluk alle drie.
'Als je dat pistool niet laat vallen, mister, dan kom je hier niet levend vandaan,' sprak het monster weer.
'Ik waag het erop,' was mijn antwoord. Ik had al vastgesteld wat ik moest doen om hier levend uit te komen. Ik zou als eerste schieten en de grootste Turk neerleggen. Daarna zou ik me laten vallen en al rollend de tweede Turk en het monster uitschakelen. Als dit een val voor mij was, zaten ze er zelf ook mooi in.
Ik kromde mijn vinger om de trekker van de Luger en op een haar na had ik geschoten toen ik een rauwe stem uit de kamer aan het einde van de gang hoorde komen.
'Krab, wat voor de donder gebeurt daar allemaal?' kraakte de stem luid. 'Doe die revolvers weg!!'
Ik draaide me een halve slag en zag het silhouet van Fat Man. Het vulde de deuropening. Hij zag er nog weerzinwekkender uit dan bij onze vorige ontmoeting een paar jaar geleden. Hij ging schuil, zou je kunnen zeggen, achter een soort kamerjas die nog het meest leek op een enorme, felgekleurde tent. Ondanks dit omhulsel zag Fat Man eruit als een wandelende pudding. Een scherpe, gebogen neus en een klein, gemeen mondje waren de enige markante trekken in zijn voetbalvormige hoofd.
'Hij is gewapend,' wierp zijn mismaakte assistent tegen.
'Het elektronisch alarm beneden ...'
'Kop dicht!' bulderde Fat Man. Het drietal borg aarzelend zijn wapens weg. Fat Man nam mij scherp op met zijn glinsterende oogjes. 'U moet het Krab en zijn collega's maar niet kwalijk nemen,' zei hij flemend met zijn kraakstem. 'Ze zijn soms wat al te enthousiast bij hun pogingen om mij te beschermen. Ik hoop dat u desondanks nog steeds binnen wilt komen, meneer Carter?'
De twee Turken draaiden zich om en liepen in de richting van de trap. Krab, die zo'n passende bijnaam bezat, schuifelde op een moeizame manier naar zijn baas toe om hem iets in het oor te fluisteren. De aanblik van deze twee groteske silhouetten in de deuropening deed mijn bloed sneller stromen.
'Nee Krab, ik heb je niet nodig binnen. Meneer Carter en ik vertrouwen elkaar vanavond. We hebben een soort wapenstilstand gesloten, nietwaar, meneer Carter?'
Ik borg mijn Luger op en liep naar hen toe. Het was een vreemde gewaarwording deze wanstaltige dikzak daar zo achteloos in de deuropening te zien hangen. Jaren terug was ik bij zijn ogenschijnlijk overlijden geweest en nu stond hij daar op luchtige toon te converseren. We waren stomverbaasd geweest toen we erachter kwamen dat hij niet dood was, maar hem weer in levende lijve te aanschouwen was een ware beproeving.
'Wat er gaat gebeuren hangt van jou af DeFarge,' zei ik droog.
'Okee, okee,' kraakte hij terug. 'Maar kom toch binnen, meneer Carter.'
Ik volgde hem de kamer in en sloot de deur achter ons. Krab bleef buiten op wacht staan. Fat Man waggelde naar een bed dat tegen de muur van de kamer stond en liet zich op de haveloze matras ploffen. Hij was buiten adem van dit kleine eindje lopen.
'Vergeef me dat ik me zo lomp gedraag, Carter, maar het gaat niet best met mijn gezondheid de laatste tijd.'
Ik liet mijn blik door de kamer glijden. Het was duidelijk niet Fat Mans vaste behuizing, maar uitsluitend in gebruik voor deze ontmoeting. Twee kale houten stoelen en een scheef tafeltje waren het enige meubilair. Op het tafeltje dat bij het bed stond bevonden zich verscheidene flesjes met medicijnen en een kan met water. Het stonk in de kamer naar de medicijnen, ondanks het grote openstaande raam dat de avondkoelte binnenliet en waardoor je de silhouetten van de vele koepels en minaretten van de stad kon zien.
'Ga toch zitten, Carter.' Fat Man wuifde naar de stoel die het dichtst bij het bed stond.
Ik ging zitten, maar niet op mijn gemak. Deze hele situatie leek teveel op een nachtmerrie.
'Dat ziet er beter uit,' zei Fat Man met een zucht en stak zijn hand uit naar de medicijnen. Hij goot wat op een lepel en liet het naar binnen glijden.
'Je hart?' informeerde ik belangstellend, terwijl hij het flesje en de lepel weer op tafel legde.
Hij knikte en haalde steunend adem. 'Een zware beroerte een paar jaar geleden heeft heel wat sporen achtergelaten in mijn toch al zwakke hart.'
'Ik weet het, ik was erbij. Ik dacht dat het dodelijk was.'
Een vage grijns bewoog zijn harde, dunne lippen en even verzonken zijn ogen tevreden in de omringende vetwallen. 'Ja, ik vermoedde al dat jij het was toen. Ondanks je vermomming. Daarom heb ik ook gevraagd of ze jou wilden sturen. Ik wilde zekerheid over onze vorige ontmoeting. Je kwam om me af te maken, nietwaar, meneer Carter?'
'Dat klopt.'
'En toen je zag dat ik een beroerte had heb je mijn nitroglycerine tabletten maar uit het raam gegooid, nietwaar?' Er klonk een ondertoon van bitterheid in zijn schorre stem.
'Dat leek me een stuk beter dan een gat in je hoofd te knallen.'
'Ja,' stemde hij in met een zachte, hoestende lach. 'Natuurlijk. Veel beschaafder. En als je je pistool wel had gebruikt lag ik hier nu niet tegen je te praten.'
Ik vroeg me af of dat als een steek onder water bedoeld was. Ik negeerde het. 'Ik nam je pols op en ik voelde niets. Hoe heb je dat voor elkaar gekregen, DeFarge? Een yoga-truuk of zo? Een drug die je lichaamsfuncties vertraagt? We hebben ons suf zitten piekeren bij AXE. Trouwens, ik ben er nog steeds niet helemaal overheen, weet je dat?'
Dat vond Fat Man wel leuk. Hij begon opgewekt te lachen. Wat natuurlijk weer op een hoestbui uitliep. Ik wachtte geduldig tot hij weer bedaard was. Eindelijk begon hij te spreken terwijl hij me met bloeddoorlopen ogen aanstaarde. 'Het was geen truuk, Carter. Het is namelijk zo, dat ik niet alleen last van mijn hart heb, maar ... U heeft ongetwijfeld wel eens van katalepsie gehoord, meneer Carter?'
'Zo, dus nog katalepsiepatiënt ook.' zei ik.
'Ik ben bang van wel, meneer Carter. Evenals wijlen mijn grootmoeder, god hebbe haar ziel. Het is een erfelijke ziekte volgens mijn arts. Toen u mij kwam bezoeken die avond, had ik net een periode van slopende drukte achter de rug. Niet erg bevorderlijk voor mijn hart dus. Mijn hartaanval wekte de katalepsie op en daardoor leek een aanval die in feite niet zo ernstig was dodelijk. Onder deze combinatie van omstandigheden houdt het lichaam bijna op met functioneren, wat het hart natuurlijk weer ten goede komt. Ik had nog wel een hartslag, maar zo traag dat u hem niet meer kon voelen aan mijn pols. Dat heeft mijn leven gered.'
'Wat een prettige bijkomstigheid nu toch,' zei ik.
'Ik wist dat u deze ironie van het lot in zou zien, meneer Carter. Wie zou dit meer kunnen waarderen dan u? Zeg nu zelf.'
Ik plooide mijn gezicht tot een grijns. 'Goed. Maar we hebben deze ontmoeting niet georganiseerd om dierbare herinneringen op te halen, nietwaar. Je hebt AXE verteld dat je informatie voor ons had.'
De kraaloogjes veranderden in spleetjes. 'Natuurlijk, natuurlijk,' zei hij sussend, 'bij mijn, eh, transacties stuit ik vaak op informatie die voor mijn eigen zaken nauwelijks van belang is, maar op het gebied van internationale politiek van groot, zo niet allesomvattend belang. Zo'n stukje informatie heeft het lot mij onlangs in de schoot geworpen. Ik zal uiteraard niet vertellen hoe. Maar het is informatie, dunkt mij, meneer Carter, die van ontzettend groot belang is voor uw regering en die van Engeland.'
'En dat is ...?'
Weer die akelige grijns. 'Het betreft een Brits onderdaan genaamd Sir Albert Fitzhugh.'
Dat was een naam die ik kende. Sir Albert was doktor in de biochemie en Nobelprijswinnaar. Hij was onlangs gearresteerd op last van de Turkse regering. Hij werd ervan beschuldigd een kunstvoorwerp het land uit te willen smokkelen. Dat kunstvoorwerp was kort daarvoor uit een Turks museum gestolen. Na een kort proces was hij schuldig bevonden en veroordeeld tot gevangenisstraf in het oosten van Turkije. Het belangrijke aan Sir Albert Fitzhugh was dat hij aan het hoofd stond van een gemeenschappelijk researchprogramma van Amerika en Engeland. Het doel van dat programma was het vinden van antistoffen tegen de dodelijke gifgassen die bij de chemische oorlogsvoering gebruikt werden. En dat wierp een heel ander licht op zijn arrestatie. Het grote vraagteken was het motief van de Turkse regering, want de Turkse regering was openlijk bevriend met de westerse bondgenoten, afgezien van wat gemor uit linkse kringen.
'Wat weet jij over Fitzhugh?' vroeg ik.
'Ik weet waarom hij gearresteerd is en waarom ze hem vasthouden. En dat heeft niets met het smokkelen van kunstvoorwerpen te maken.'
'Dat dachten we al.'
Fat Man gromde tevreden. 'Ze hebben Sir Albert in de val laten lopen. Dit alles in het kader van een ontvoeringplan van de Russen.'
'Dus Sir Albert zit helemaal niet in een Turkse gevangenis.'
'Natuurlijk zit hij daar wel.'
'Je bent niet erg duidelijk, DeFarge.'
'Ik kan verdomd duidelijk worden, meneer Carter. Als u mij kunt beloven dat AXE mij voortaan met rust laat in ruil voor wat ik over Fitzhugh kan vertellen.'
Ik keek hem scherp aan. Er was geen twijfel mogelijk, Fat Man wist iets. Iets belangrijks. Hij zag eruit als een kip die dolgraag haar ei kwijt wou. 'Okee. Ik heb een machtiging om AXE van je lijf te houden in ruil voor onmisbare inlichtingen.'
Fat Man grijnsde. 'Dat doet me genoegen. Ik durf er namelijk mijn hand voor in het vuur te steken dat mijn inlichtingen "onmisbaar" zijn.' Hij zweeg, nam een pil en spoelde die weg met een slok water. 'Het gaat om een man genaamd Sezak, Celik Sezak,' zei hij toen. 'Hij is commissaris bij de Turkse staatspolitie. Verder werkt hij voor de KGB en handelt hij in drugs, buiten medeweten van zijn superieuren, natuurlijk.'
'Een druk baasje zo te horen.'
Fat Mans gezicht kreeg een bijna ernstige uitdrukking. 'In ieder geval had hij tijd genoeg om Sir Albert te laten arresteren, veroordelen en in de gevangenis te laten stoppen. Onder het toeziend oog van de Russen.'
'Maar waarom zouden de Russen Sir Albert in de gevangenis willen hebben?'
'Omdat ze wisten dat hij naar de gevangenis van Tarabya gestuurd zou worden. En Tarabya ligt in het oosten van het land, vlakbij de Russische grens. De Russen zijn van plan hem uit de gevangenis te ontvoeren, over de grens te brengen en op transport naar Siberië te zetten. Daar mag hij dan verder voor hen werken, in plaats van voor het Westen.'
Fat Man keek me enigszins verwachtingsvol aan. Hij wist dat ik niet verwacht had dat hij zoveel over Sir Albert en zijn werk zou weten.
'Hoe kom je aan al die kennis, DeFarge?'
'Zoals ik al zei, ik kan mijn bronnen niet bekend maken.'
'Je kunt beter wel iets bekend maken. Als je mij er tenminste van wilt overtuigen dat dit belangrijk genoeg is voor ons om jou amnestie te verlenen.' zei ik droogjes.
Zijn vlezige gezicht versomberde aanzienlijk. 'Dit is alles wat ik je vertellen kan: Sezak is mijn grootste concurrent in de drughandel. Iemand die vroeger bij Sezak in dienst was, ving toevallig een gesprek op tussen Sezak en een KGB-agent. Hij werkt nu voor mij en hij wilde mijn vertrouwen winnen met deze inlichtingen. Sezak heeft een aanslag op mij laten plegen, vlak nadat deze man voor mij is komen werken. Ik heb wel eens meer onenigheid gehad met Sezak, maar dit wordt mij te link.'
'En nu hoop je dat je twee grote vijanden wel met elkaar af zullen rekenen, AXE wordt afgekocht met inlichtingen en dan kunnen wij Sezak mooi opruimen, voor hij jou te pakken neemt, nietwaar?'
Fat Man haalde zijn schouders op. 'AXE hoeft Sezak niet te liquideren. Jullie hoeven alleen maar de juiste mensen te tippen. Zijn eigen collega's doen de rest wel.'
'Klinkt allemaal erg voordelig voor jou.'
Fat Man keek me woedend aan. 'Sezak is voor jullie nog veel gevaarlijker. Mijn informant vertelde dat hij al vaker met succes mensen had laten ontvoeren. Jullie hebben geen enkele garantie dat het niet weer zal gebeuren. En dat willen jullie Sir Albert ongetwijfeld besparen, nu het nog kan. Misschien langs diplomatieke weg, weet ik veel. Anders wordt het niet een paar maanden in een Turkse gevangenis: je ziet hem nooit meer terug.'
'Okee,' zei ik. 'Als je informatie klopt, ben je verder van AXE af. Anders is onze wapenstilstand weer afgelopen.'
'Dat is allang goed wat mij betreft,' kraakte hij.
'Verder,' zei ik, 'geldt je amnestie alleen voor het verleden. Als je weer lastig wordt, halen we je dossier graag weer uit de kast.'
Ik werd weer getrakteerd op een van zijn hoestende lachbuien. 'Zo meneer Carter,' er bleef wat glinsterend speeksel aan zijn mondhoek hangen. 'Nou, ik kan je verzekeren dat je van mij geen last meer zult hebben. Ik heb mijn levenlang gezwoegd. Alles wat ik wens is een rustige oude dag. De beloning voor ...'
Fat Man stopte midden in zijn zin toen ik mijn hoofd naar de deur wendde. Ik had een vertrouwd geluid opgevangen uit de gang. De doffe plof van een pistool met demper. Ik stond op, trok Wilhelmina uit haar holster en rende naar de deur.
'Wat was dat?' vroeg Fat Man schor.
Ik negeerde hem. Een moment lang luisterde ik met mijn hand op de deurknop. Toen smeet ik de deur open, de Luger schietklaar. Voor de deur lag Krab, een keurig gat in zijn voorhoofd, en een grote gaping waar eens zijn achterhoofd geweest was. De twee Turken die mij kort daarvoor nog bedreigd hadden, lagen nu levenloos door de gang verspreid. Overal bloedspatten. Ik liep voorzichtig langs hen heen, de trap af. De buitendeur stond open. Ik keek naar beide kanten de straat af.
Niemand te bekennen.
Ik draaide me om en stormde de trap weer op. Het bloed klopte in mijn slapen. Ik vloog door de gang naar de deur waar het lijk van Krab voor lag; de deur van de kamer die ik zojuist had verlaten. Ik wist wat ik daar zou vinden. Uitgestrekt op het bed lag de beruchte Maurice DeFarge, alias Fat Man, zijn kamerjas halfopen, zijn handen als klauwen in de lakens gegraven. Een van zijn benen bungelde slap over de rand. Ik schudde langzaam mijn hoofd. Het lange heft van de dolk dat uit de vetmassa van zijn borst omhoogstak, overtuigde me op afdoende wijze dat Fat Man dood was. Deze keer zou hij niet meer voor verrassingen zorgen.
Hoofdstuk 2
De volgende morgen vroeg nam ik een taxi, van mijn kleine hotel in de Fatihwijk, over de grote Ataturkbrug naar het strakke, moderne Hilton. Het luxueuze hotel lag op een heuvel die over de Bosporus uitkeek. Ik bestelde een licht ontbijt, bestaande uit toast en Turkse koffie, in de Bosporus Ier race Coffeeshop en keek naar de boten die door deze beroemde zeestraat voeren. Wat later, om vijf voor negen, verliet ik het restaurantgedeelte en liep door de grote lobby naar de oprijlaan. Deze vormde een halve cirkel langs het hotel en aan het eind daarvan stond een blauwe Turkish Expres touringcar geparkeerd, omringd door een aantal toeristen. Ik liep naar de voorkant van de bus. Het was lijn acht, de bus naar het Topkapi-paleis. Ik nam een kaartje en ging zitten, op exact de zesde rij van achteren, aan de rechterkant. Daarna wachtte ik.
Druppelsgewijs kwamen nu ook de andere passagiers binnen. Een volumineuze Duitser vroeg me of de stoel naast me bezet was. Ik antwoordde bevestigend. Vlak voordat de bus eindelijk vertrok klom een man met een tweedjasje en staalkleurig grijs haar naar binnen. Hij liet zijn blik door de bus glijden en kwam naar mij toe. Het was David Hawk, Chef Operaties van AXE.
Zwijgend ging hij naast me zitten. De chauffeur sloot de deuren en reed de oprit af, de straat in. Hawk haalde een ^ sigaar tevoorschijn, beet het puntje eraf en stak hem aan. Toen we eenmaal in het drukke stadsverkeer waren beland en de andere passagiers in drukke gesprekken gewikkeld waren, was ook voor Hawk de gelegenheid aangebroken om te spreken.
'Ben je bij hem geweest?'
Hij keek me niet aan. Hawk trok aan zijn sigaar, blies een rookkring de lucht in en bleef recht voor zich uit kijken.
'Ik ben bij hem geweest,' zei ik.
'En doen we zaken?'
'Ja.'
De bus reed een druk plein over en sloeg vervolgens rechtsaf, richting haven. In de diepte aan het eind van de straat waren al stukjes blauw van het water zichtbaar. Dit was het oudste deel van de stad. Overal om me heen zag ik de bolle koepels en spitse minaretten van de moskeeën.
'Wat had hij te bieden?'
Ik bracht een beknopt verslag uit van Fat Mans verhaal. Hawk luisterde gespannen. Toen ik bijna klaar was, wees hij plotseling langs mij heen naar buiten en sprak luid. 'Dat is een grote!' zei hij. 'Weet jij welke dat is?'
'Dat is de Suleiman Moskee,' antwoordde ik.
'Ja, natuurlijk. Ik had het kunnen weten.'
We staken de Bosporus over via de Koprubrug en reden door de Divanyolu straat naar Topkapi. Hier waren de straten gevuld met een chaotische mengelmoes van karren, wagens, dieren en duizenden voetgangers. Plus het gewone verkeer. Luid en helder klonk de zangerige voordracht van de Koran boven alle andere geluiden uit.
'DeFarge zei dat Sezak al vaker bij ontvoeringen betrokken was geweest,' besloot ik mijn verhaal.
'Dat is heel goed mogelijk,' antwoordde Hawk zachtjes, kauwend op zijn sigaar. 'De afgelopen jaren zijn er in deze buurt al drie andere wetenschapsmensen en technici verdwenen. Er is het geval van de Amerikaanse natuurkundige die een boottocht ging maken over de zeestraten en nooit terugkwam. En de Brit Simmons, expert op het gebied van coderingen, verdween op klaarlichte dag midden in Ankara. Later werd er een briefje met een verzoek om losgeld gestuurd, waardoor de verdenking op de Turkse links-radicalen viel. Maar verdere instructies voor de betaling van het losgeld werden nooit meer gestuurd. En ook van Simmons hebben we sindsdien niets meer vernomen. D15 houdt zich nog steeds met die zaak bezig. Dan is er nog een tweede Amerikaan, een wiskundige uit Dubuque. Hij deed belangrijk werk voor de Commissie voor Atoom Energie.'
'Het klinkt alsof de Russen een abonnement hebben op Sezak,' zei ik.
'Ja. Om onze beste koppen voor onze neus weg te vissen.' Zijn gezicht stond strak en vastberaden. 'Slavenarbeid is niets nieuws voor de Russen. Maar ze hebben nog nooit eerder zo'n brutale keten van ontvoeringen georganiseerd.'
'Het ziet er naar uit dat we iets aan Celik Sezak moeten gaan doen,' zei ik terwijl de bus het Topkapipaleis naderde.