No 1969 By Universal Publishing & Distributing Corp.
Nederlands van: David Brisk
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
1e druk: 1971 2e druk: 1977
ISBN 90 283 0086 4
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1969 Uitgeverij Romanpers BV - Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print , microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
N82 besefte dat hij een fout had gemaakt toen er in het gebouw een deur met een zachte plof dichtviel en het gesjirp van de nachtelijke insecten ophield. Daarna zwegen ook de kikkers, verderop links in het plantsoen van de fabriek, in de aangelegde vijver. Daar bewoog zich iemand in het donker.
Het was de vorige nacht gemakkelijk geweest tot hier door te dringen, onder de omheining op een plek waar de grond door de regen verzakt was. N82 kwam tot de conclusie dat hij niet twee keer die route had moeten nemen. Hij keek op naar een ovale wolk die voor de halve maan trok en kroop achteruit, met de bedoeling dezelfde weg terug te gaan. In het donker kon hij de gok van een andere weg beslist niet wagen.
Voor de Dobermannpinchers was hij niet bang. Essence van loopse teven in een spuitbusje was een betrouwbaar afweermiddel. De vier grote, mooie dieren zaten daarnet trouwens in hun ren bij de portiersloge aan de hoofdweg. Zodat hij ze duidelijk zou zien en zou denken: 'Nu ze niet aan het patrouilleren zijn, kan ik best naar binnen.' Hij kreeg jeuk op zijn hoofd. Die valstrik was uitstekend voorbereid.
Hij zat in de knoei, en flink ook. Hij kroop sneller. Van verschillende kanten kwamen voetstappen op hem af. Dan bleef er niets anders over. Hij stond op en trok zijn 9,5 mm Chiefs Airweight Special.
N82 was Hubert P. Dumont, een potige jonge kerel met een voorliefde voor avontuur, razend snelle vliegtuigen en meisjes die goed in het vlees zaten. Op de beoordelingsstaten van AXE stond als enig minpunt voor hem aangetekend 'roekeloos'. Misschien hing dat samen met zijn fel rode haar, zijn goedlachsheid en zijn grote spierkracht.
Hij had de intensieve, tweejarige opleiding van AXE en een paar proefopdrachten achter de rug. En nu sloop hij door een pikdonker dal in Colorado omdat hij om die opdracht had gevraagd. Hij had hem gekregen omdat David Hawk te weinig mensen ter beschikking had. Nick Carter zat in Europa, en hel ging toch maar om een routineonderzoek. Uitkijken, vastliggen, rapporteren.
Maar om uit te kijken, wilde je er weleens met je neus bovenop zitten, niet waar? Hubie ging er met zijn neus bovenop zitten, op het hoofdgebouw in het complex van Reed-Farben Ltd.
Hij veranderde van richting en sloop naar rechts omdat de voetstappen, die van links kwamen en het frisse gras vertrapten, nu duidelijker tot hem doordrongen. Vreemde stappen, ze leken wel van olifanten die op hun tenen hadden leren lopen. Ze veranderden tegelijk met hem van richting en dreigden hem in te halen.
De ovale wolk trok verder en liet het bleke maanlicht weer door. Hij stond rechtop en zag een reusachtige figuur op zich afkomen. Hem werd de pas afgesneden en hij werd daarna vastgegrepen door handen die misschien nog krachtiger waren dan de zijne.
Hij moest kokhalzen van de stank die de man verspreidde - een mengeling van operatiekamer-chemicaliën en slachthuisafval. 'Laat los of ik schiet,' zei Hubie hardop. Hij ging volgens het boekje te werk. Drie waarschuwingen. 'Laat los. Laat los...'
Er tastte een hand naar zijn pistool. De arm die zijn linkerbiceps vastklemde schoot om zijn hals. Terwijl hij tegen een brede borst gekneld zat, brandde Hubie los. Hij schoot in een verkrampte houding, maar wel zorgvuldig. De acht centimeter lange loop joeg de eerste kogel onder de ribbenkast van de man, waarbij de plofklank enigszins tussen hun worstelende lichamen werd gedempt.
Hubie's aanvaller beefde, maar die bankschroef van een arm werd nog strakker aangetrokken. Hubie schoot nog vier keer; de 9,5 mm patronen van de Special sloegen de kolf telkens even tegen zijn handpalm terug. Hij voelde de venijnige prik van een naald in zijn rug en begreep daaruit dat de man die achter hem aan had gezeten er nu ook bijgekomen was. Hij probeerde de man voor hem van zich af te duwen en dacht aan de vijf 9,5 mm kogels - die vent moet van beton zijn!
Hubie wist een hand onder uit de knellende arm te wringen en wrikte zich omhoog, zonder te beseffen dat er geen snelheid en kracht achter zaten. Zijn hoofd begon te suizen, hij voelde een korte bevlieging, het leek wel of hij dronken was, en zakte in elkaar. De man waarop hij geschoten had, sloeg met hem tegen de grond. Hubie bleef onbeweeglijk liggen, vastgeklemd in de greep van een dode man.
Toen N82 twee dagen na zijn noodlottig, nachtelijk avontuur nog steeds niets van zich had laten horen, kwam er een geel vlaggetje op een enorme kaart in het hoofdkwartier van AXE te staan. Toen dat waarschuwingsteken acht uur op zijn plaats was gebleven, werd Bernard Santos van het stafbureau op de hoogte gesteld. Die informeerde voorzichtig telefonisch in Denver. Omdat het gele vlaggetje de volgende morgen nog op de kaart zat, liet hij het David Hawk weten, zoals de procedure het voorschreef.
AXE heeft een strakke, recht op het doel afgaande leiding. David Hawk kan als het gerespecteerde hoofd ervan even gemakkelijk fondsen van het congres loskrijgen als de andere zeventien informatie- en veiligheidsdiensten van enige betekenis. Misschien valt het geheim van AXE's goede resultaten gedeeltelijk te verklaren uit het werken met een budget dat maar een fractie van dat van de andere organisaties bedraagt.
Er kan op den duur een groot deel van je tijd gaan zitten in het uitgeven van geld en het verkrijgen van nieuwe fondsen. Een topzware administratie verstikt de actie. Aan de andere kant beschikt AXE slechts over een beperkt aantal mannen in reserve; iemand in de watten leggen is er dus niet bij.
Het is interessant om op te merken dat, terwijl FBI-mannen 'agenten' zijn en velen het over de 'CIA-jongens' hebben, de mannen van AXE door degenen die op de hoogte zijn 'afgevaardigden' worden genoemd. Die term wordt gebruikt door senatoren en door hoge functionarissen van de regering en van de rechterlijke macht. AXE-mannen - David Hawk incluis - waarderen dat, hoewel ze zich toch AXE-mannen blijven noemen, incluis hun registratieletter en -cijfers.
Hubie Dumont kwam vanwege zijn intelligentie en atletische begaafdheid in de categorie N terecht. Als hij was blijven leven en blijk gegeven had van zijn vaardigheden en verstand, had hij een killmaster - een meesterdoder - kunnen worden. Die paar AXE-mannen vertegenwoordigen de Verenigde Staten en hebben het recht in geval van nood te handelen naar goeddunken, zonder daarvoor verantwoording te hoeven afleggen. Een spitse, met fantasie behepte journalist die enkele bijzonderheden van een AXE-zaak had opgediept, noemde hen toen Killmasters. De mannen van AXE zijn niet erg van die naam gediend, maar hij bleef hangen.
Hubie Dumont had het kunnen halen (dat lukt maar bij één op de vijftien die voor het eindexamen en de laatste proeven opkomen - en dat zijn dan al door de wol geverfde AXE-mannen), maar toen David Hawk de mededeling 'geen rapport meer ontvangen' binnenkreeg, dacht hij allesbehalve daaraan. Van zijn kantoor in het hart van Washington, bij DuPont Circle, had hij een gesprek met Santos via een eigen lijn met een spraakvervormer.
'Bernie, wat N82 betreft - nog nadere berichten uit die contreien?'
'Niets, meneer. De telex is blanco. De staatsrecherche weet van niets. De sheriff evenmin. De plaatselijke politie komt daar niet vaak in de buurt. Ze zijn maar met drie man en een paardenkop. Ik heb hen maar niet opgebeld, want dat kan allerlei complicaties met zich meebrengen. Ze staan als C-4 geclassificeerd. Zal ik het toch maar proberen?'
Hawks gegroefde gezicht stond bijzonder ernstig. 'Nee. Hoe staat het met N3?'
'In Parijs. Komt morgen terug.'
'Stuur hem alsjeblieft naar mij toe. Zo gauw mogelijk.'
'Goed, meneer.'
Hawk hing op en nam een map uit de onderste la van zijn bureau, REED-FARBEN Ltd. stond erop. Hij las de paar vellen die erin zaten vlug door.
Je kon Reed-Farben beschouwen als een snel groeiend bedrijf in de zich al even snel ontwikkelende farmaceutische bedrijfstak, of je kon het als iets verdomd geheimzinnigs beschouwen. Dat hing van je ervaring af - en van je intuïtie. De financiering was gezond, maar er was deels sprake van buitenlands geld. De hoofddirectie liet zich nooit zien, en het merendeel van de belangrijkste stafleden evenmin. Er waren Duitse, Japanse en Franse geleerden in dienst, maar dat was bij heel wat maatschappijen het geval. Ze hadden een eigen vliegveld aangelegd en financiële tegemoetkomingen van de overheid afgewezen. Ze konden prat gaan op een zeer winstgevende productie van chemicaliën voor industrieel gebruik en van medicijnen, maar er werkten ook vooraanstaande biologen en een medicus die een autoriteit was op het gebied van hart- en niertransplantaties. Vreemd genoeg had die geen enkel interview meer toegestaan sinds hij in dienst was van Reed-Farben.
Hawks mondhoeken verstrakten. N82 was uitgestuurd om poolshoogte te nemen. Als een AXE-man zich niet meer meldde -vooral een vastberaden jongeman als Hubie Dumont - kon je er zeker van zijn dat je aanvankelijke vermoedens gegrond waren geweest. Hawk sloeg de map langzaam dicht en stopte hem in de rechterbovenla, die hij zijn urgentiebak noemde.
Martha Wagner miste Hubie. Buiten AXE was zij de enige die de leemte merkte die hij achterliet. Ze miste zijn gezelschap bij het avondeten en wachtte ook vergeefs op hem voor het kopje koffie 's ochtends en de lunch.
Martha was een jonge vrouw die wist wat ze wilde. Ze was nogal mollig, daar waar het niet stoorde - een knappe verschijning waar nog wat bijzat ook.
Zij was de Martha van de neonreclame langs de hoofdweg:
MARTHA's RESTAURANT - PRIMA KEUKEN - COCKTAILS.
Zes jaar geleden hadden de longen van haar vader het voortijdig begeven ten gevolge van aantasting door mijnstof, maar ze ontving 6000 dollar van een verzekeringsmaatschappij, met nog een tegemoetkoming van zijn werkgever en ook van de vakbond.
Tot dat tijdstip had Martha zowat twee jaar bij Perlinson's Restaurant in Colorado Springs gewerkt. Ze wist goed van zich af te bijten, verdiende goed en probeerde de drankzucht van haar broer Pete zo te beteugelen dat hij zijn nieuwste verslaggeversbaan bij de Rocky Mountain News kon volhouden. Op hun schaarse vrije dagen gingen ze in Copperpot Valley skiën, en eens bekeek Martha daar heel uitvoerig Lucky Ed's eethuisje. Lucky was zeventig en die eetgelegenheid een smerige tent, maar het haalde toch nog een goede omzet. Het was het enige restaurant ter plaatse.
Ze kocht het, nam Bob Half-Crow mee - een Indiaan die een van Perlinsons beste koks was - en een paar maanden later moest je in de vakantietijd in Martha's restaurant wachten tot er een tafeltje vrijkwam.
Of Pete Wagner nu een goed journalist was of niet, uiteindelijk bleek het evenwicht tussen zijn prestaties en de drank toch te labiel en werd hij bedrijfsleider bij zijn zuster. Dat werd een interessante verhouding, want Bob Half-Crow verafschuwde sterke drank ('Daar is mijn ras aan te gronde gegaan.') Als Bob niet in de keuken werkte - hij had nu vier koks onder zich - was hij een bekwame barkeeper - aardig, een goede mixer, en onderhoudend. Hij had op een keer in vertrouwen tegen Martha gezegd:
'Ik serveer graag alcohol aan blanken. Ik zeg hun altijd: "Ik vind dat u genoeg hebt gehad, meneer," maar ze willen nooit luisteren.'
Hij was een goede waakhond voor Pete. Ze waren dikke vrinden, behalve bij de periodieke gelegenheden dat Pete er eentje nam, dan nog een, en daarna de tel kwijtraakte. Bob was één keer helemaal naar Boise geweest om hem naar huis terug te brengen.
Een paar jaar geleden had Martha Eds houten keet met een bulldozer tegen de grond laten gooien en een nieuw café-restaurant-snackbar laten bouwen - binnen was alles van roestvrij staal en formica, en buiten van gevernist hout. In de vakantietijd en het skiseizoen moest je ook toen nog vaak wachten tot er een tafeltje vrijkwam.
Martha miste Herbie Dumont omdat hij haar precies zo benaderde als zij het bij veel mensen deed. Hij was attent, aardig, en je merkte dat hij heel wat meer in zijn mars had dan hij liet voorkomen. En Martha was een gezonde vrouw; haar levenssappen wilden nog best opbruisen al werkte ze tien uur per dag en sloeg ze menig aanbod af. Met al haar behoedzaamheid begreep ze dat Hubie, hoewel ze hem maar een keer of vijf had gesproken, weleens de man kon zijn waarnaar ze steeds had uitgekeken en die ze nodig had.
Hij zei dat hij vertegenwoordiger in chemicaliën was. Een hongerbaantje noemde hij het.
Hij had de hele zaak eens opgenomen, haar een compliment gemaakt en het grootste deel van haar levensverhaal los weten te krijgen. Ze had het idee dat hij met een afspraakje voor de dag zou komen - een volgende keer misschien?
De nacht dat hij bewusteloos het gebouw zonder ramen werd binnengedragen waarin hij had willen rondneuzen, zat Martha Wagner tot lang na sluitingstijd met een glas bier voor zich. Ten slotte verscheen de gebruikelijke kordate glimlach op haar gezicht, haalde ze haar schouders op en reed ze met de wagen de ene kilometer naar de bungalow waar ze met Pete woonde.
Martha Wagner was nogal verwonderd toen er weer een nieuwe figuur kwam opdagen. Het is zeker een goed jaar voor me, dacht ze, of ik zie er misschien aantrekkelijker uit. Deze was groter dan Hubie, had bruin haar in plaats van rood, maar zijn manier van doen was even vlot. Hoewel hij beleefd was en zelfs terughoudend, merkte je toch dat hij belangstelling voor je koesterde en voelde je je tot hem aangetrokken. Hij was knap om te zien, al zou dat niet de mening zijn van meisjes die de voorkeur gaven aan het type met een smal gezicht en bakkebaardjes. Jim Perry had een volle, ronde kin en daarboven een mond die gemakkelijk lachte, al deed hij het niet vaak. Ze vond dat hij, na Bob Half-Crow, de scherpste blik had die ze ooit had opgemerkt.
Hij reed in een vier jaar oude Ford, maar die zag er altijd brandschoon uit. Hij zei, met dat lachje van hem, dat hij uit de omgeving van Pittsburgh kwam en dat hij een baantje zocht. Van de staalfabrieken had hij zijn buik vol.
Die eerste avond taxeerde Martha Jim Perry zorgvuldig en bleef in de zaak hangen tot lang na het uur waarop ze gewoonlijk naar huis ging om te bekomen van haar drukke dagtaak. Ze was er niet zeker van waarom. (Ik zit niet, zo hield ze zich die avond meermalen voor, om een man te springen.) Ze was nu zevenentwintig, werkte hard, genoot een prima gezondheid, bezat meer hersens dan menig ander en werd in het keurig verzorgde huisje vaak gezelschap gehouden door haar broer Pete. Dinsdagsmorgens had ze prettige aanspraak aan de werkster die eens in de week kwam. Ze was geabonneerd op vier tijdschriften en een Newyorkse krant. Pete leerde haar schaken. Waarom zou ze dus naar een man verlangen?
Ze prentte zich in dat ze Jim Perry uit voorzorg taxeerde. Per slot van rekening had ze in de hal tussen de bar en de eetzaal zes automaten staan, en net als ieder ander gaf ze niet haar hele omzet aan de belasting op. Die Jim Perry kon best van de belastingrecherche zijn. Hij was zo keurig en netjes. En je zou haast zeggen dat hij te spits was voor een gewone arbeider in een staalfabriek of een vrachtwagenchauffeur.
Dat chaufferen kwam ter sprake nadat hij haar in haar privé-hoekje had benaderd met een vraag. Die stelde hij heel rustig en beleefd en met een verlegen lachje; hij was bepaald geen lefschopper.
'Juffrouw Wagner? Ik heet Jim Perry. Kunt u mij hier in de buurt een behoorlijk maar niet te duur kosthuis aanbevelen? Ik zit wel niet op zwart zaad, maar ik bulk nu ook weer niet van het geld.'
Ze keek hem aan met de oogopslag van een ervaren bankier. Toen merkte ze de scherpe, wijd uit elkaar staande grijze ogen en de jongensachtige ronding van zijn kin en wangen op. Maar een jongen was het niet meer. Ongeveer van haar leeftijd. Toen Nick Carter ontdekte hoe hij werd opgenomen, was hij blij dat hij geen contactlenzen droeg. (De grimeerafdeling van AXE gaf je precies de ogen, het haar en de gelaatstrekken die je nodig had, maar dit meisje zocht naar onvolkomenheden.)
'Probeert u eens in Alpine. Zeven kilometer naar het westen; dat kan niet missen. En laat u zich niet door die oude huisjes misleiden. Abe Phipps heeft wel iets voor u.'
'Dank u wel.' Hij aarzelde verlegen. 'Zou u een cheque voor me willen verzilveren? Niet meteen, bedoel ik. U kunt hem naar de bank sturen en mij dan het geld geven als dat op uw rekening is overgemaakt.'
'Dat is goed. Door wie is hij uitgeschreven?'
'Door de Monongahela Staalfabrieken.' Hij gaf haar een cheque van $ 159.32. 'Mijn laatste weekloon. Ik heb het aan Bob in de bar gevraagd en hij zei dat u misschien...'
'Uitstekend.' Ze weifelde even. Haar privé-hoekje werd door de stamgasten gerespecteerd. Als een vreemdeling er ongenood ging zitten, kwam Bob Half-Crow algauw opdagen met de suggestie: 'Waarom gaat u niet aan dat tafeltje daar verderop zitten?'
'Gaat u zitten,' zei ze.
'Dank u. Mag ik u iets aanbieden?'
'Bier. Maar voor mijn rekening. U moet niet beginnen met een kaartje voor de conducteur te kopen.'
'Doe ik meestal ook niet. Maar omdat u een dame bent, wijk ik van de regel af.'
Ze moesten lachen. Bob Half-Crow kwam er al aan. Martha gaf hem het teken dat alles in orde was - de linkerhand plat op tafel - en zei: 'Wil je ons twee bier brengen, Bob?'
Nick zei: 'U hebt hier een fijne tent. Toen Lucky Ed hier nog de baas was mocht je blij zijn als je een maaltijd overleefde.'
'Bent u dan al eens eerder hier geweest?'
'Om te skiën. Toen Lyman Electronics het gebouw neerzette waarin nu Reed-Farben zit. Ik probeerde er een baantje te krijgen, maar ze hadden niets voor me. Ik had best zin om hier te wonen, er is ruimschoots gelegenheid om te skiën en te jagen, wat ik graag doe. Toen ik mijn buik vol had van al dat staal ben ik hier weer naar toe gekomen.'
'Wilt u bij Reed-Farben solliciteren?'
'Inderdaad.'
'Dat is een chemisch bedrijf.'
'Ik heb een vrachtwagenrijbewijs voor Colorado. Maar ik wil van alles aannemen.'
'Ze eisen een betrouwbaarheidsonderzoek.'
'Ik heb al zo'n verklaring. Bij Monongahela deden we veel voor het ministerie van oorlog.'
Martha keek peinzend. De cheque en zijn mededelingen namen alle twijfel bij haar Weg. Jim Perry was gewoon een vrije vogel, en niet van de belastingen of van de recherche. Dat laatste was nog erger. Je moest je een tijdje gedekt houden als je zo'n snuffelaar op je dak kreeg, of over de brug komen met je centen als het een belastingrechercheur was. Ze bestudeerde Jim terwijl ze zich ontspande en de bezoekers van de zaak in de gaten hield.
Er was drie man personeel bij de tapkast; twee voor de bediening en een derde voor de uitgifte. Bob Half-Crow stond er op zijn gemak bij en hield een oogje op de keuken, op eventuele herrieschoppers en op de kassa. Pete had zijn vrije avond. Nick bewonderde de indeling van de zaak. Arbeiders uit de buurt aan deze kant, afgescheiden van de eetzaal voor toeristen aan de andere kant van de hal, met daartussen de dubbele deur van de keuken. Er waren zelfs hele gezinnen, en het restaurant moest wel een behoorlijke omzet opleveren. Bij twee biljarttafels zaten wat mensen op hun beurt te wachten, en een stel gokkers aan de triktraktafel zetten tien dollar per man in. Deze laatsten konden weleens lastig worden, maar de breedgeschouderde Bob Half-Crow, die zijn zwarte ogen overal liet rondgaan en er kaarsrecht bijstond, zou eventuele moeilijkheden ongetwijfeld in de kiem smoren.
'Hoelang bent u al in deze zaak, juffrouw Wagner?' vroeg Nick. 'Vijf jaar. Na twee jaar heb ik het oude lokaal van Ed laten afbreken.'
'Omstreeks die tijd was ik hier. Dat zal ook net de tijd geweest zijn dat Reed-Farben aan de slag ging.' De grijze ogen keken in de hare, olijk maar ook vurig. Ze voelde een zweempje hartstocht. Kalm aan, meid, zei ze tegen zich zelf. Een vrachtwagenchauffeur zonder vaste woonplaats!
'Dat klopt,' antwoordde ze.
'Dus u hebt precies het goede moment uitgekozen. Het zat er dik in dat de omzet drie keer zo groot zou worden, en toen kocht u het enige eethuis hier. U bent een handige zakenvrouw.'
'Misschien heb ik geluk gehad.'
Hij grinnikte en bewoog een van zijn donkere wenkbrauwen op en neer, alsof hij instemde met iets dat zij beiden begrepen. Zij dacht: 'Wat een slimme donder.' Zelfs Bob en Pete waren er niet achter gekomen dat Pearly Abbott, voormalig congreslid en een gladde sjacheraar in alles van banken tot onroerend goed in acht verschillende staten, haar een tip had gegeven bij Perlinson -waar hij ook al geld in had zitten.
Later had hij gezegd: 'Martha, ik had nooit gedacht dat je zo hard van stapel zou lopen. En moest je nu heus onze beste kok wegpikken?'
Ze had hem aan het verstand gebracht dat Perlinson genoeg koks overhield, en zij alleen maar Bob, in een waagstuk dat voor haar uiterst riskant was. Abbotts twee onderkinnen boven zijn smetteloos witte overhemd van veertig dollar hadden haar welwillend toegeblubberd en zij liet hem een beetje rondtasten. Ze had zijn dikke hand onder het tafelkleed wel kunnen ontwijken, maar als je iemand het een en ander verschuldigd bent...
Een jaar later hoefde ze noch Pearly noch iemand anders gunsten te verlenen, hoewel ze het niet in haar hoofd haalde om Pearly dwars te zitten. Hij kwam minstens eens per maand opdagen - soms met een heel gezelschap - wat haar op een onbetaalde rekening van zo'n $ 100 kwam te staan, tenzij hij haar een seintje gaf dat een van zijn tafelgenoten wilde betalen. Ze had er niet lang voor nodig gehad om uit te vinden dat zijn belangstelling voor Reed-Farben allesbehalve een korte bevlieging was.
'Reed-Farben neemt veel mensen in dienst, maar ze zijn erg lastig. Ik bedoel... er zijn kerels uit de buurt die ze beslist niet willen hebben, terwijl er een hoop zijn die elke dag honderd mijl moeten afleggen om hier te werken. De personeelchef is Kenny Abbott. Hij heeft... politieke bindingen. U krijgt hem niet direct te spreken, neem ik aan, maar als u hem ziet - dan kunt u hem zeggen dat ik u zijn naam heb genoemd, Vertelt u hem maar... dat ik uw cheques verzilver.'
Martha's ogen - donkergroen als olijven - richtten zich op de grijze ogen van Nick. Zij was de eerste die de blik neersloeg. Waarom? Ze had deze relatie nog nooit ingeschakeld om een vreemde een handje te helpen.
'Dank u wel,' zei Nick zachtjes. 'Ik zal er alleen gebruik van maken als het nodig is, en dan nog heel bescheiden.'
'Daar ben ik van overtuigd. Anders zou ik het ook niet hebben aangeboden.'
Even later zei Nick: 'Bedankt voor alles, juffrouw Wagner. U hebt in een paar minuten meer voor me gedaan dan anderen in jaren. Ik ga nu maar naar die Phipps toe. Ik heb vandaag een lange rit gemaakt en ik wil er morgenochtend bij Reed-Farben fris uitzien en niet naar bier ruiken.'
'Noem me maar Martha - dat doet iedereen, Als je het niet doet, weten ze niet eens over wie je het hebt. Zeg maar tegen Abe Phipps dat ik je gestuurd heb.'
'Nogmaals bedankt. Welterusten.'
'Welterusten... Jim.'
De naam van Martha Wagner deed wonderen bij Abe Phipps. Nick kreeg een huisje in een dubbele rij van veertig - klein, van hout en met ouderwets sanitair, maar proper"en keurig als een eerste klas scheepshut. Toen hij zich waste, merkte hij dat de kranen goed functioneerden, ze druppelden niet, en het water stroomde gelijkmatig.
in sommige huisjes was het licht aan, en door enkele gaasdeuren bereikten hem verwarde televisiegeluiden. Nick kwam tot de conclusie dat hij ver genoeg van Abes huis verwijderd was om er zeker van te kunnen zijn dat zijn komen en gaan niet al te nauwkeurig in de gaten zou worden gehouden. Toen hij de uitgang aan het einde van de rij huisjes had gevonden, was hij er helemaal van overtuigd. Abe zou dan een nachtkijker moeten hebben, en Nick had trouwens in de kamer achter Abes kantoortje het blauwige beeldscherm van een televisietoestel opgemerkt.
Hij reed langzaam langs de laboratoria van Reed-Farben. In de tijd van Lyman Electronics stond er alleen maar dat reusachtige gebouw van twee verdiepingen, midden op het terrein, fantasieloos, modern, zonder ramen, en met airconditioning met het oog op de precisie-apparatuur. Volgens het rapport van AXE waren ze failliet gegaan toen de NASA zijn contracten niet vernieuwde, en stond het vroegere congreslid Pearly Abbott (voor wie de oppositiebladen bijzonder onplezierige bijnamen gebruikte) in relatie met de Reed-Farbengroep die het onroerende goed opkocht. Een vuil spelletje? vroeg Nick zich af.
Door de verlichting, vooral het strijklicht op de hoeken van vele gebouwen en de gekleurde lampen langs de rijbanen en in de plantsoenen, kon Nick zien hoe uitgestrekt het complex was. Dat lag nu op drie niveaus. Ze hadden wegen op de helling aangelegd, en daar bevonden zich nu huizen. Hij bleef de omheining volgen. Die omsloot het hele complex, en volgens de stafkaart die Nick had bestudeerd, waren er geen andere toegangswegen. Dat betekende dat ook de huizen op de helling onder bewaking stonden. Je moest naar binnen en naar buiten door de fabriekspoort, waar je in het felle licht je pasje moest laten zien.
Dat was de gebruikelijke gang van zaken bij een oorlogsindustrie. Voor de bewaking gebruiken ze wat ongeschoolde werklozen, die zich allengs gewichtig gaan voelen en trouwe aanhangers worden. Maar, zoals Hawk vijf dagen tevoren in Washington had opgemerkt, tóch klopte er iets niet.
Reed-Farben Ltd. werd goed gefinancierd, maar de eerste bom duiten was via de Chase Manhattan Bank, de First National City Bank en de United California Bank uit Zwitserland gekomen. Er waren geen aandelen in handen van buitenstaanders, de beschikbare belastinggegevens van de afgelopen driejaar waren volkomen in orde, en de geldschieters waren vertegenwoordigers van internationale belangengroepen die nooit te bereiken waren.
Je kon alleen maar contact krijgen met hun juridische adviseurs en accountants.
Ze produceerden inderdaad chemicaliën, maar die hadden vorig jaar nauwelijks winst opgeleverd. Het heette dat ze een grote afdeling wetenschappelijk onderzoek hadden, die met ingewikkelde implantatieproeven bezig was. In de hele vakliteratuur was maar één interview met een wetenschappelijk medewerker van Reed-Farben te vinden. Een Syrische onderzoeker van naam verklaarde in algemene termen dat ze aan prostaglandinen werkten: 'Onze doorbraak die, wetenschappelijk bezien, misschien over twee tot zes jaar tot stand zal komen, zal een grote verbetering voor gebrekkige menselijke organismen met zich meebrengen. We zijn met zestien prostaglandinen bezig - chemicaliën die in een hoeveelheid van nog geen miljardste gram orgaanfuncties kunnen wijzigen. Dan kunnen we wellicht genezing bieden voor hoge bloeddruk en voor aandoeningen van de nieren, de hersenen, longen, borstklieren, de schildklier, oogvliezen en voortplantingsorganen.'
Toen Nick dat had voorgelezen, merkte Hawk op: 'Dat lijkt wel kwakzalversreclame, vind je niet? Daarom hebben we Bill Rohde naar Harvard gestuurd om met Witherspoon te praten. Er bleek toen dat het allemaal mogelijk is. Harvard heeft ook van die projecten. Maar... Witherspoon had hetzelfde onplezierige gevoel als wij, waardoor wij zo nieuwsgierig zijn geworden. Er klopt iets niet. Mensen van Reed-Farben wisselen nooit ervaringen uit met andere wetenschapsmensen. Ze gaan evenmin naar vakbeurzen. Ze maken geen andere reclame dan voor hun gewone chemische preparaten. Hun wetenschappelijke staf ten slotte bestaat grotendeels uit buitenlanders, die met niemand omgaan.'
'Hoe zit het met dat vliegveldje?' had Nick gevraagd.
'Nog zo iets eigenaardigs. Ze hebben een speciaal toestel voor hun directie gekocht. Vlak achter de eerste berg voorbij de fabriek legden ze in het dal een vliegveld aan. Alles even duur; een indrukwekkende landingsbaan die alleen maar overdag bruikbaar is. We hebben de luchtvaartautoriteiten heel voorzichtig federale landingsfaciliteiten laten aanbieden. Ze voelen er niets voor. Het is wel een verdomd raar bedrijf als het zelfs geen belangstelling heeft voor enigerlei hulp.'
Nick dacht over dat gesprek na toen hij over de slingerende hoofdweg reed waar die door een diepe kloof het dal verliet. De omheining liep niet meer parallel aan de weg - dat had hij reeds op de heenweg geconstateerd - maar ging hier loodrecht tegen de helling op, en sloot ook daar hermetisch het 75 hectare grote fabrieksterrein af. Daarbij was het vliegveld niet inbegrepen; dat was nog weer 200 hectare; vroeger stonden daar twee boerderijen.
Er was een korte vluchtstrook langs het weggedeelte door het ravijn - een ideale plek om zijn wagen neer te zetten. Nick liep terug naar de hoek van de omheining en klom naar de plek waar hij onder het hekwerk door een geul van de helling af had zien lopen. Met een spaarzaam gebruik van zijn zaklantaarn ontdekte hij een voetafdruk in de weggespoelde grond ernaast, en er waren ook aanwijzingen dat iemand - of meer dan één persoon -door die geul gekropen was. De voetafdruk - ongeveer maat 47 - kon van N82 zijn. Een gemakkelijke manier om binnen te glippen, vond Nick - zelfs te gemakkelijk. Als ze al die veiligheidsvoorzieningen troffen, waarom zouden ze dit dan over het hoofd zien?