No1969 By Universal Publishing and Distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0306 5
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1973 By Born B.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
Born Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
Hoofdstuk 1
De man hoorde het meisje gillen - een korte, aarzelende gil. Hij probeerde te glimlachen, en vertoonde een afschuwelijke grijns, een karikatuur van een echte glimlach. Hij gebruikte zijn linkerhand om een pakje sigaretten op te pakken, waarbij hij zijn vingers van staal en leer behendig gebruikte. Het kleine pistool dat als een van de vingers was ingebouwd, joeg hem niet langer angst aan. Het ging zo makkelijk af dat hij er vroeger elke keer als hij de hand gebruikte bang voor was geweest. Maar nu niet meer. Hij was zelfs enige genegenheid voor zijn kunsthand gaan voelen. Het was tenslotte niet minder een deel van hem dan het gezicht - vol littekens, gedeeltelijk onbeweeglijk, maar niettemin een triomf van plastische chirurgie - of de ruggengraat die door stalen bouten bij elkaar werd gehouden. Maar, dacht Judas, ver teruggrijpend in zijn herinnering, in zijn jeugd, zijn lichaam was nooit veel waard geweest. Hij was altijd klein en misvormd geweest, het kind dat door de anderen werd bespot in hun wrede spelletjes. Maar toch was het juist die kleine gestalte, die pezige compactheid, geweest waardoor hij dingen had kunnen verdragen waar grotere mannen aan bezweken zouden zijn. Hij had jaren geleden gezworen dat, hoewel de wereld zijn lichaam mocht verachten, men rekening met zijn geest zou hebben te houden. En hij had het - tientallen malen - bewezen, maar niettemin was het grote succes hem altijd ontgaan. Ditmaal zou dat niet gebeuren. Het succes lag praktisch voor het grijpen. Harold had hem die macht geschonken.
Harold had hem gevonden, of misschien had hij eigenlijk Harold gevonden. Dat deed er niet toe. Op de mysterieuze wijze waarop het ene kwaad een ander kwaad vindt, hadden ze elkaar gevonden, en nu zou hij een oude rekening eens en voor altijd vereffenen.
Het meisje gilde weer, opnieuw een korte kreet. Harold was haar nog maar aan het opwarmen. Dat kon hij opmaken uit de aard van haar kreten - angst, maar nog niet de pure verschrikking die op den duur uiteraard zou komen. Dat gebeurde altijd met Harold. Harold was in vele opzichten een genie. Dit moest dat nieuwe kleintje uit Panama City zijn. Ze was serveuse in een derderangs nachtclub geweest, en Judas herinnerde zich hoe hij er tegen was geweest haar hier te brengen. Hij was zo voorzichtig geweest in het organiseren van een ingewikkeld netwerk voor het aanwerven van meisjes. Zowel het type als de omgeving waren zo belangrijk. Maar Harold had haar gezien en begeerd, dus had hij toegegeven. Hij wist dat ze niet was waar Harold dol op was. Deze zou niet bang worden op dezelfde manier als de anderen. Deze kende de wereld en ze zou niet reageren met de toenemende angst die Harold zo graag zag. Maar ze was nu eenmaal hier, en het moest maar gaan tot er over een paar dagen een betere kwam. Weer een gil, langer gerekt, deze keer.
Harold moest haar op zijn kamer hebben, met de deur open. De experimentele cellen in de kelder waren geluiddicht.
Judas stond op en liep met scherpe, rukkerige passen waar hij verrassend snel mee vooruitkwam. Hij ging naar een paneel in de muur, schoof het open en onthulde een rij televisiemonitors. Hij drukte op een knop naast een van de schermen, en Harolds zitkamer vulde onmiddellijk het beeld.
Het meisje zat naakt in een hoek ineengedoken. Tartar stond terzijde met de flarden van haar kleren in zijn handen. Haar gillen waren ongetwijfeld geslaakt toen hij ze van haar lichaam rukte. Tartars enorme gestalte zou het hele kleine scherm hebben gevuld als hij niet zo vriendelijk was geweest opzij te gaan staan. Harold liep op het meisje toe en Judas merkte op dat ze een klein, stevig figuur met volle borsten en een kleine, ronde buik had. Haar benen waren kort, maar nog jeugdig genoeg om aantrekkelijk te zijn. Over tien jaar zou ze plomp en slonzig zijn. Niet dat ze zich daar nog zorgen over hoefde te maken. Bij dit afzichtelijke grapje ontviel Judas een kakelend lachje. Ze bewezen haar eigenlijk een dienst door te voorkomen dat ze plomp en slonzig zou worden. Judas zag nu dat Harold vlakbij het meisje stond.
'Wacht buiten, Tartar,' zei Harold op zijn duidelijke, zorgvuldig articulerende toon. De reusachtige man die hij Tartar noemde was verzonken in een hongerige beschouwing van het meisje.
'Buiten wachten, Tartar,' herhaalde Harold, waarbij hij elk woord duidelijk uitsprak. Tartar wendde zijn massieve hoofd met het dikke zwarte haar als leeuwenmanen van het meisje af en keek Harold aan. De hoge jukbeenderen en de strakke gele huid verraadden zijn geboortegrond als Buiten Mongolië. De enorme man was in wezen een atavisme, een modern specimen van de oude Mongoolse horden van Koeblai Khan, die woeste, grote Tartaren wier aanwezigheid alleen al vriend en vijand angst aanjoeg.
Judas herinnerde zich hoe hij de man in Mongolië had gevonden en hem hier gebracht, hem Engels had geleerd en een comfort geschonken waar hij nooit van had kunnen dromen. Judas was niet slechts een meester, maar een soort God, en op zijn eigen primitieve, boerse manier wist Tartar dat hij niets zou zijn zonder zijn god, Judas. Toen hij aan Harold werd toegewezen, kreeg Tartar opdracht alles te doen wat Harold zei, en alleen Judas was de hogere macht. Nu knikte Judas tevreden toen hij zag dat de massieve Tartaar zich omdraaide en de kamer uitschuifelde, onwillig maar toch zonder meer gehoorzamend. Judas wist uiteraard dat Tartar iets meer dan een kind en minder dan een volwassene was. Hij zou altijd leven in dat schemergebied waar de lichamelijke behoeften van een Hercules botsen op de geestelijke capaciteiten van een tienjarige. Het was een gebied dat Judas uitstekend uitkwam. Op het kleine scherm zag hij dat Harold het meisje bij de pols pakte en naar zich toe trok. Ze kwam met angst in haar grote ogen naar hem toe.
'Er gebeurt je niets, liefje,' zei Harold. 'Als je meewerkt. Begrijp je dat, liefje?' Harold duwde het meisje op de lange bank. Harold was lang en slank, met een pedant uiterlijk dat sommige vrouwen onder bepaalde omstandigheden aantrekkelijk zouden vinden. Dit kleintje, dat vele mannen had gekend, zou Harold onder geen enkele omstandigheid haar type vinden. Harold duwde haar neer op de bank en ging naast haar zitten. Hij ging proberen haar te nemen. Judas besefte dat hij glimlachte, want hij voelde een straaltje speeksel langs zijn kin lopen en veegde het af met zijn goede hand. Harold had altijd geprobeerd hen te nemen, alsof er op zekere dag een wonder zou gebeuren, een bliksemschicht zou flitsen, en hij er werkelijk toe in staat zou zijn.
Harold liefkoosde de borsten van het meisje, terwijl hij gestaag doorsprak met die precieze stem.
'Je zult me best mogen, liefje,' zei hij. 'Het is veel beter dan mee te moeten gaan met dat grote beest van een Mongool. Als je lief tegen me bent, zal ik er voor zorgen dat hij uit je buurt wordt gehouden.'
Harold kuste nu haar borsten, en liet zijn lippen over haar lichaam zwerven. Het meisje was ongetwijfeld naar bed geweest met andere mannen waar ze een grote afkeer van had, maar ze nam zijn hoofd in haar armen en liet hem zijn gang gaan. Alleen Judas, die haar ogen op de monitor zag, besefte wat ze aan het doen was. Jammer voor haar, dacht hij. Harold was buitengewoon gevoelig. Hij wilde dat de meisjes bang waren, en dan zouden reageren met pure angst of met de hartstocht die soms voortspruit uit opperste vrees. Hij zou voelen dat ze maar deed alsof, zoals ze het geleerd had, niet wetende dat het haar evenmin als de anderen goed zou doen. Toen Harold haar op het tapijt trok, golfde er een vluchtig besef over haar, maar ze begreep verkeerd wat het betekende. Terwijl Harold met zijn lichaam heen en weer schoof over haar naakte gestalte, deed ze haar ogen dicht, zich kennelijk ontspannend in een vals gevoel van veiligheid omdat ze meende dat dit impotente schepsel in wezen ongevaarlijk was.
Judas voelde dat hij weer glimlachte. Harold had, met dat fantastische brein van hem, het sadisme opgevoerd tot een nieuwe hoogtepunt in wetenschappelijke erotiek.
Judas, die zelf niet onbekend was met de geneugten van het sadisme, was soms verbijsterd door de onbegrensde dimensies die Harold er in had aangebracht. Hoewel hij zo verstandig was er niet naar te vragen, was hij er zeker van dat het ergens te maken had met zijn impotentie. In het verleden moest Harold, naar zijn mening, door een vrouw gekwetst die verantwoordelijk was voor zijn toestand. Misschien was het ook wel, zo, peinsde Judas. Harolds lichamelijke impotentie en zijn bezeten verlangen vrouwen pijn te doen hadden rechtstreeks met elkaar te maken. Toen Judas daar achter kwam, begreep hij dat hij vrijelijk kon beschikken over Harolds fantastische wetenschappelijke brein en plannen. Als je er achter komt hoe iemand in elkaar steekt en je geeft hem waar hij naar verlangt, wordt hij de jouwe. De plotselinge pijnkreet bracht Judas' brein terug tot het kleine televisiescherm. Harold draaide de arm van het meisje op haar rug.
'Je doet niets voor me,' siste hij in haar oor.
'Ik ... ik doe mijn best,' snikte ze. 'Heus, ik doe mijn best.' Harold liet haar los en ze viel op hem, wanhopig proberend iets op te winden dat niet opgewonden kon raken, en opeens scheen ze te beseffen dat haar poging om met dit impotente schepsel mee te spelen haar in een impasse had gevoerd. Ze zweette nu, meer door dit besef dan door haar inspanningen. Harold duwde haar weg en gaf haar in dezelfde beweging een felle tik met zijn open hand in het gezicht. Het meisje gilde van onverwachte pijn.
'Je doet je best niet,' zei Harold kwaad en mokkend.
'Jawel, jawel!' snikte ze. Ze wilde zich weer op hem werpen, toen hij zijn handen uitstak, haar arm greep en hem scherp omdraaide. Ze gilde en viel achterover. Harold lag op zijn knieën en sloeg haar zo hard hij kon. Het was hard genoeg om haar achterwaarts tegen een bijzettafeltje te slaan. Het meisje liet haar hand over het tafeltje glijden, en vond een zware glazen asbak. Ze kwam overeind - haar kleine, compacte lichaam nu gespannen in naakte woede. Ze hield de zware asbak in een hand en kwam op Harold af, die eveneens overeind was gekomen.
'Schoft,' fluisterde ze. 'Ellendige, perverse schoft. Ik vermoord je.'
Judas verstijfde. Daar was hij met dit meisje bang voor geweest. Terugslaan, razernij, woede, van wezenloze angst. Daarom had hij de organisatie voor het verkrijgen van de meisjes zo zorgvuldig opgezet. Hij stond net op het punt op de alarmknop te drukken waardoor Tartar de kamer zou binnenstormen, toen hij Harold naar zijn kast zag rennen terwijl het meisje langzaam om de tafel cirkelde met de asbak omhoog geheven. Harold kwam tevoorschijn met zijn zweep en liet hem door de lucht flitsen. Hij knalde tegen haar huid met het geluid van ontploffend vuurwerk. Ze gilde en liet de asbak vallen. De zweep was half om haar heen gewikkeld en Harold trok er aan en ze viel voorover op haar knieën, waarna hij haar in de maag schopte. Harold liet de zweep weer op haar neerkomen. Ze gilde en richtte zich op. Onmiddellijk trof de zweep haar buik en er kwamen rode striemen op alsof ze er met een reusachtige rood potlood op getrokken waren. Judas had Harold al eerder met de zweep bezig gezien. Hij was er erg bedreven in, kon de martelende slag plaatsen waar hij wilde. Steeds weer ging de zweep omhoog en kwam neer terwijl het meisje op de grond kronkelde en gilde dat hij moest ophouden, en vergeefs probeerde ze zichzelf te beschermen. Toen hield hij opeens op - stak zijn arm uit en trok haar van pijn verkrampte lichaam en betraande gezicht omhoog.
'Dit is nog maar een voorproeve, liefje,' zei hij glimlachend. 'Er zit nog meer in het vat... veel en veel meer. Dit is nog maar het begin.'
Harold kende de volle uitwerking van het afwachten, van het angstig tegemoet zien. Dat was even verschrikkelijk - en misschien nog erger - dan het feit zelf, en het toepassen van vrees was een van zijn sadistische verfijningen. Harold had Judas bewezen hoe hij, met ware Pawlowiaanse technieken, een meisje kon degraderen tot een jammerende, kwekkende idiote, alleen door het wapen van de angst te hanteren. Maar nu riep hij, en Tartar kwam de kamer binnen.
'Tartar,' zei hij tegen de enorme Mongool, 'je kunt haar naar beneden brengen. Maar eerst mag je hier even met haar spelen ... eventjes maar.'
Tartar pakte het meisje met één arm op als een kind dat een pop opneemt, en grinnikte tegen haar. Tegen een muur van de kamer stond een lange eettafel en Tartar liep erheen met het meisje onder zijn arm.
'Je hebt me beloofd dat je dat niet zou doen,' gilde ze tegen Harold.
'Tartar zal afmaken wat ik, zoals jij zei, niet kon,' zei Harold precieus. 'Je hebt tenslotte zoveel moeite gedaan, ik wil niet dat je onbevredigd blijft, liefje.'
Ze smeekte Harold nog steeds toen de grote Mongool haar als een zak meel op de tafel smeet. Hij hield haar vast terwijl haar benen ter weerszijden van de tafel bungelden, en drong in haar terwijl hij aan het hoofdeinde van de tafel bleef staan. Het meisje gilde van pijn toen de massieve bruut haar met verscheurende kracht nam - en nog eens en nog eens. Eindelijk, toen haar gegil niet afzwakte maar hees werd, riep Harold: 'Mooi zo, Tartar, dat is voorlopig voldoende.' Hij moest het twee keer herhalen en tenslotte de zweep pakken en er mee in de lucht klappen. De Mongool liep grijnzend weg van het meisje. Hij greep haar met een enorme hand toen ze van de tafel gleed, nam haar onder zijn arm en liep de kamer met haar uit.
Judas zag dat Harold naar de tafel liep, een meetlatje nam en met een stuk papier en potlood ging zitten. Hij was bezig geweest met een verfijning van hun prestaties, en enkele seconden later was hij ijverig aan de gang met het opschrijven van getallen en vergelijkingen.
Judas schakelde de monitor uit en zuchtte opgelucht. Deze keer waren er onaangename ogenblikken geweest. Van nu af zou hij er op staan dat ze zich hielden aan de nauwgezette maar veiliger operatie die hij voor de meisjes had ontwikkeld. Hij wilde zijn aanstaande triomf, dit onvoorstelbare succes, niet bedorven zien door de zorgeloosheid van deze man. Judas had zijn plannen altijd nauwgezet en grondig voorbereid en dit plan was het meest zorgvuldig en nauwgezet uitgedacht van allemaal. Maar Judas had nooit gelezen wat Robert Burns had geschreven over de best opgestelde plannen van muizen en mannen die mis kunnen gaan.
Hoofdstuk 2
Er bevond zich een garage in de kelder van het hoge gebouw van de Amalgamated Press and Wire Services op Dupont Circle in Washington. Een lange man stapte uit zijn auto en liep kwiek naar de lift. De onberispelijke snit van zijn pak kon de omvang van zijn spieren en schouders niet maskeren, evenmin als de verende tred van een man die gewend is meer te doen dan alleen maar toe te kijken. In de lift drukte Nick Carter op de knop voor de dakverdieping en keek naar de verdiepinglichtjes die op de verklikker boven de deur versprongen. Hawk liet hem zeer zelden rechtstreeks naar het hoofdkwartier van AXE komen, de werkelijke organisatie achter de façade van de Amalgamated Press and Wire Services.
Zelfs grote zaken werden meestal afgehandeld tijdens clandestiene ontmoetingen buiten - vaak georganiseerd met behulp van aanzienlijke kunstgrepen en moeite. Dit kon maar één ding betekenen ... wat het ook was, het was niet alleen belangrijk, maar de tijdsfactor stond niet het geringste uitstel toe.
De lift stopte, de deuren gleden open en Nick stapte in de kleine receptiehal. Achter het bureau zat een nieuw meisje dat hij niet kende. Maar misschien zat ze er al een jaar zonder dat hij het wist. Twee mannen flankeerden haar, gezeten op kleine bankjes ter weerszijden van het bureau, en ze bladerden nonchalant in kranten en tijdschriften. Nick onderdrukte een grijns. De onmiddellijk schattende blikken van de twee mannen en hun zo duidelijke nonchalance konden niet verbergen dat ze hem scherp in zich opnamen. Voor ieder ander die binnenkwam, zouden het gewoon twee mensen zijn geweest die op iemand zaten te wachten. Nick wierp een snelle, wetende blik op de hoek waar muur en plafond elkaar raakten. Hij zag twee kleine ventilatieroosters. Nick wist dat zich daar achter twee speciaal aangepaste M 1 karabijnen bevonden die zouden gaan schieten als het meisje met haar voet op een knop onder het bureau drukte. Hij glimlachte en liet zijn legitimatie zien. Het meisje keek hem vriendelijk glimlachend aan. Ze nam de legitimatie aan, draaide zich naar een klein toestel naast het bureau en legde de papieren er in. Een infrarood licht gloeide aan in het apparaat en Nick keek toe hoe ze de foto en vingerafdrukken op zijn legitimatie vergeleek met een vel dat op een klein scherm voor haar werd geprojecteerd. Ze glimlachte weer, ditmaal met meer belangstelling, gaf hem zijn papieren terug, knikte naar de twee mannen en drukte op een zoemer. Nick glimlachte en liep langs haar naar de gesloten deur van een ander kantoor. Er was geen woord gesproken, maar er was een hoop informatie doorgegeven. In enkele ogenblikken was het meisje van haar scherm te weten gekomen dat de knappe, krachtig gebouwde man Agent N3, Nick Carter, was. Blauwe ogen, veel blauwer en doordringender dan het scherm kon laten zien, 1.93 meter lang, permanente granaatscherven in zijn linkerheup, litteken aan rechterzijde van borstkas. Hij was een van het nog geen handjevol mannen met de titel Killmaster, had een brevet voor alle soorten vliegtuigen, was een ervaren duiker, sprak vier talen vloeiend en zes andere behoorlijk. Het scherm vertelde haar verder dat hij een grote nationale zeilwedstrijd had gewonnen, evenals de springtitel tijdens het internationale concours-hippique in Kildare in 1966, gekwalificeerd was om Formule Eén racewagens te rijden, lid van de Société Gastronomique en ongetrouwd was. Wat een man, mompelde ze in zichzelf, toen ze zijn brede rug in het kantoor van Hawk zag verdwijnen.
'Kom binnen, N3,' zei Hawk, terwijl hij opstond. Nick zag dat de Baas er moe, erg moe uitzag, maar de staalblauwe ogen fonkelden toch en zijn stem was kwiek. Drie andere mannen in burger zaten in de kamer. Ook zij stonden op. Hawk stelde hen onmiddellijk voor.
'Dit is Jacques Debol, Franse inlichtingendienst,' zei hij van een slanke man met een mager gezicht. 'En Aran Kuhl, Israëlische Veiligheidsdienst, en Commander Hotchkins, van de Amerikaanse marine.'
Nick schudde handen en ging zitten in de lege stoel die kennelijk voor hem was gereserveerd. Hawk kauwde op een onaangestoken sigaar.
'Deze heren zijn hier omdat onze landen vrij onlangs vreemde en op elkaar gelijkende maritieme tragedies hebben ondervonden. Ik neem aan dat je weet wat ik bedoel, N3,' zei Hawk. Nick knikte en een drietal gebeurtenissen kwam hem onmiddellijk voor de geest dankzij zijn fotografisch geheugen dat hem zo vaak het leven had gered. In betrekkelijk korte tijd waren een Israëlische, een Franse en toen een Amerikaanse onderzeeër verdwenen. De vreemde en onverklaarbare verdwijningen waren wereldnieuws geweest.
'Zoals je weet,' vervolgde Hawk, 'heeft geen van deze onderzeeërs een radioboodschap uitgezonden met aanwijzingen van moeilijkheden. Geen machineaverij, helemaal geen berichten, zelfs niet over de kleinste moeilijkheden. Niet een van de onderzeeërs heeft gemeld dat hij op dat moment problemen had, en daarna is er ook geen bericht gekomen. Ze zijn gewoon verdwenen.'
Nick herinnerde het zich uitstekend. Het had één keer op die manier kunnen gebeuren - zelfs twee keer - maar drie keer was te veel om in toeval te kunnen geloven.
'We kennen de oplossing van die verdwijningen, Nick,' vervolgde Hawk. 'De oplossing schuilt in een eis voor losgeld aan de president van de Verenigde Staten ten bedrage van 100 miljoen dollar voor de teruggave van onze nieuwste onderzeeër, de X-88.
'Dat kenteken, X-88,' vroeg Nick, 'betekent dat dat het een experimentele onderzeeër is?'
'Precies,' antwoordde Hawk. 'En ik hoef je zeker niet te vertellen van wie de eis afkomstig is?'
'Judas,' antwoordde Nick onmiddellijk. Het moest Judas zijn. Het was zijn type operatie. Ja, slechts één man, Judas, die personificatie van het kwaad, die duivel in mensengedaante. Alleen al het denken aan de man deed Nick knarsetanden en zijn woede opstijgen.
'In zijn brief aan de president,' legde Hawk uit, 'verwees Judas naar de verdwijning van de andere onderzeeërs tijdens oefentochten. De X-88 die hij nu heeft is praktisch een blauwdruk van onze nieuwste wapens, onze nieuwste elektronische defensieve en offensieve apparatuur, onze meest geheime ontwerpen voor atoomkrachtcentrales. En dan is er natuurlijk nog de hele bemanning.'
'Als we niet betalen, verkoopt hij ze elders,' besloot Nick. 'En als we wel betalen, garandeert dat niets. Hij zou kunnen besluiten nog meer te vragen en alsnog een handeltje met iemand anders te maken.'
'Zo is het,' gaf Hawk toe. 'Daarom hebben deze heren het beetje informatie dat ze hebben met ons gedeeld.'
'En het is inderdaad erg weinig,' voegde de Israëli er aan toe. 'Terwijl uw land nu zogezegd met het pistool op de borst bedreigd wordt, zal deze waanzinnige hetzelfde met ons allen doen als hij succes heeft. Misschien zullen zijn eisen zelfs nog groter worden. De wereld zou op de duur aan zijn genade overgeleverd zijn. We hebben uw chef hier verteld wat we wisten over de verdwijning van onze onderzeeërs. Ik heb begrepen dat we gaan proberen de brokjes aan elkaar te passen om te zien of dat kan helpen een beeld te vormen waarmee u kunt werken.'
'Eén ding is zeker,' zei Hawk. 'Als we niet binnen vijf dagen betalen, pakt hij nog meer onderzeeërs, nog meer bemanningen - en zal hij nog meer geld eisen. Dat is duidelijk uit zijn briefje.'
'Hoe, verdomme?' raspte Nick. 'Je neemt niet zomaar een onderzeeër onder je arm om er mee weg te zwemmen. Al die boten hebben radar, sonar, radio, alarmsystemen en allerlei soorten bijzonder geraffineerde beschermingsapparatuur. Wat is daarmee gebeurd?'
'Wat hij ook gebruikt, het moet een neutraliserende uitwerking hebben,' zei Hawk schouderophalend. 'Iets dat alle opsporing- en alarmsystemen volkomen uitschakelt. We hebben geen idee waar we naar moeten zoeken, maar we kunnen er redelijk zeker van zijn dat iets dat erg krachtig en groot genoeg is om een onderzeeër te vangen ergens vanaf een basis moet opereren. De X-88 en zijn bemanning worden waarschijnlijk op diezelfde basis vastgehouden. Je hebt vijf dagen om die basis te vinden, de operatie - wat het ook mag zijn - te vernietigen, en de onderzeeër en zijn bemanning te redden.'
Nick wierp hem een van zijn jongensachtige grijnzen toe en keek met grote, onschuldige ogen rond. 'Zo gezegd, zo gedaan,' zei hij opgewekt. Hij keek de andere drie mannen snel aan. Ze waren ernstig, bereid hem te geloven. Hawk wierp hem een ijzige schei-uit-met-die-flauwe-kul-blik toe. 'We hebben een paar redelijk solide inlichtingen,' zei hij met een kuchje. 'Hoewel ik toegeef dat het niet veel is.'
Nick zag de ogen van de Fransman bij deze opmerking omhoog gaan. Hij scheen te willen zeggen dat de inlichtingen evenmin bijzonder solide waren.
'We zullen je stap voor stap vertellen wat we weten, N3,' ging Hawk voort. 'Ten eerste, we weten dat Judas, hoewel hij het meesterbrein achter iets dergelijks kan zijn, niet de technische en wetenschappelijke kennis bezit om te ontwerpen wat het ook mag zijn waar ze het mee doen. Ik zal m'sieu Debol verder laten gaan.'
'Ik kan u niet veel vertellen,' zei de Fransman, en haalde hulpeloos zijn schouders op. 'U hebt ongetwijfeld gehoord van de beroemde Franse zeebioloog. François Sangue en zijn werk op het gebied van de onderwater exploratie en het vermogen van de mens om onder de zee te leven. Ongeveer anderhalf jaar geleden werd professor Sangue benaderd door een man die hij terloops kende, en die beweerde dat hij in staat was een onderwater toestel te bouwen waarmee men de wereld zou kunnen beheersen. De man was geen Fransman. Zijn naam was Harold Fratke. Professor Sangue wist van hem dat hij een zeer briljante geest was, een absoluut fantastische zeebioloog. Maar hij wist ook dat deze Harold Fratke een heel vreemde, labiele figuur was. Het komt er op neer dat de man een obsessie met betrekking tot vrouwen schijnt te hebben. Hij is al eens gearresteerd voor het verdoven en molesteren van jonge meisjes. En aan de Sorbonne is hij als docent ontslagen omdat hij een jong meisje in zijn kamer gevangen hield. Professor Sangue wees deze Harold Fratke uiteraard de deur en hij zou de hele zaak vergeten zijn, maar bedacht zich en meldde het vreemde geval aan de Sûreté. Ze probeerden met de man in contact te komen, maar hij was verdwenen.'
Hawk gebaarde naar Aran Kuhl, de Israëlische Veiligheidsman.
'Ruim een jaar geleden,' begon de Israëli, 'werd een slavenhandelaar vermoord aan de Israëlisch-Jordaanse grens. Deze man had zich gespecialiseerd in het leveren van jonge meisjes aan rijke kopers, voornamelijk in de Arabische wereld en het Verre Oosten, uiteraard. Tussen zijn papieren werd de naam Harold Fratke aangetroffen. Hij was een - eh - klant van deze slavenhandelaar geweest die zo plotseling het bijltje er bij neerlegde.'
'Juist,' peinsde Nick hardop. 'En misschien heeft hij een nieuwe leverancier - Judas - gevonden in ruil voor wat hij had aan te bieden. Dit is allemaal prachtig giswerk, heren, maar het helpt me geen donder om Judas te vinden. Als dat alles is wat u te zeggen hebt, lijkt het me dat we niets hebben om van uit te gaan, en vijf dagen plus niets belooft weinig goeds.'
'Okay, N3,' onderbrak Hawk hem. 'We weten nog een paar feitjes die we in onze nieuwe computer hebben gestopt. Zoals je weet kan een computer alleen maar antwoord geven op informatie die je er instopt. We hebben deze machine alle harde informatie gegeven die we hadden, bestaande uit deze paar dingen. Ten eerste, de brief met de eis voor het losgeld is in Washington gepost, uiteraard om verraderlijke poststempels te voorkomen. Maar elke inkt, of het nu van een pen of een schrijfmachinelint is, bezit een verdampingsfactor. Bovendien kan men via laboratoriumanalyse redelijk accuraat vaststellen hoe lang het geleden is dat die inkt op het papier is aangebracht. We hebben kunnen vaststellen dat deze brief niet langer dan drie dagen geleden is geschreven. Dus hebben we de computer de verdampingsfactor van de inkt gevoerd, plus de plaats waar de brief gepost is, het gebied waarin de X-88 het laatst via radio gemeld was, de zes gebieden in de wereld met het grootste aantal niet in kaart gebrachte eilanden en atollen, en de diepte van het water in die streken.'
'Dat laatste, ouwe jongen,' kwam Commander Hotchkins tussenbeide, 'hebben we gedaan omdat alle drie de vermiste onderzeeërs in tamelijk diep water opereerden. Wat ze ook gebruiken, er is diepte en ruimte nodig om in te kunnen opereren.'
'Uit die stukjes en beetjes hebben we de computer gevraagd ons een waarschijnlijke plek of streek te noemen waar we zouden kunnen gaan zoeken,' zei Hawk.
'Ik zou zeggen dat die computer tevoorschijn moet zijn gekomen met het Caribische gebied,' zei Nick. 'In de buurt van de Kleine Antillen, waarschijnlijk de strook voor de kust van Venezuela.'
Hawk hield zijn mond tenminste gesloten. De andere drie zaten daar met openhangende mond. Een sluw lachje vol respect gleed over Hawks gezicht. Het was de Fransman die het eerst weer iets kon uitbrengen.
'Formidable' zei hij. 'Ongelooflijk.'
'U hebt uw computer niet nodig,' voegde de Israëli er met ontzag aan toe. 'De man is fenomenaal.'
'Zo moeilijk was het niet,' zei Nick. 'Een gelukkige gok.' Terwijl de anderen tegen elkaar begonnen te praten, haalde Nick zich een grote kaart van het Caribische gebied voor de geest. De Kleine Antillen vormden een grote halve maan in het oostelijke deel van het Caribische gebied. Het diepe water daar liep van de Antillen langs de Los Roques Trog en daar voorbij. Hij kon de grote eilanden in het westelijk deel van de keten uitschakelen - Aruba, Curaçao en Bonaire. Daar was te veel normale activiteit en scheepvaart. Het moesten de kleinere eilanden voorbij de Curaçao Kam zijn, naar het oosten toe. Hawks stem bracht hem terug in de kamer.
'Het soort onderzoek dat je zult moeten verrichten, vereist een speciale camouflage. Er is daar in de buurt een legitieme oceanografische expeditie georganiseerd, geleid door een zekere dr. D. Fraser. Daar hadden we wat geluk mee.
Deze dr. Fraser heeft om regeringssubsidie voor een oceanografische groep in die streek gevraagd. We hebben de doctor een grote toelage laten sturen, plus een basisschip, een kleine Aero Commander met drijvers en tonnen oceanografisch materiaal, meer dan hij nodig heeft. De brave doctor is ongetwijfeld zo verbijsterd dat hij nog niet is bijgekomen van de schok. Maar alles is daar al.'
'En waar pas ik in de oceanografische expeditie van de doctor?'
'Jij voert speciaal onderzoek uit naar onderwater problemen ten bate van de marine,' antwoordde Hawk. 'Je bent aangewezen om vanuit deze expeditie aan dit uiterst geheime karwei te werken. Dat was een voorwaarde die we aan de subsidie hadden verbonden.'
'Als ik u goed begrijp, Baas, weet de brave doctor niet eens dat hij als dekmantel wordt gebruikt.'
'Zo is het.'
'Is dat niet een beetje vuil?' vroeg Nick. 'Misschien zou hij de subsidie niet hebben aangenomen als hij had geweten dat hij de kans liep in flarden geblazen te worden.'
'Hij loopt geen gevaar,' zei Hawk. 'Dat is juist het mooie van de zaak. De brave doctor is helemaal legitiem, en de dekmantel ook. Er is geen reden waarom er hem en zijn mensen iets zou overkomen.'
Flauwe kul, en dat weet je best, mompelde Nick binnensmonds. Er kan altijd iets onverwachts gebeuren. Maar het was het soort onverzettelijke meedogenloosheid dat men van Hawk kon verwachten. Niet dat hij een mensenleven licht opnam. Het was alleen dat als er mensen gebruikt moesten worden om een karwei te klaren, ze door hem gebruikt werden. De doctor krijgt zijn oceanografische subsidie en Hawk krijgt zijn dekmantel. Keurig. Als alles goed ging, zou de brave doctor het verschil nooit merken. Als het niet goed ging, zou hij het wel degelijk merken.
'Je hebt nu een uur minder om Judas en de X-88 te vinden,' zei Hawk, en stond op om aan te geven dat de instructies beëindigd waren.
'Het spijt me dat ik zo'n kletskous ben,' merkte Nick ijzig op.
'Dat zit wel goed, N3,' antwoordde Hawk met een glimlach. 'Ga even langs bij Speciale Effecten. Stewart heeft een nieuw duikpak voor je dat goed te pas zou kunnen komen. Hij vertelt je er wel alles over.'
Nick zwaaide naar de andere drie die ook waren opgestaan. Ze keken ernstig, als slippendragers bij een begrafenis. Misschien waren ze dat ook, in zekere zin. Hij had vijf dagen -nee, herstelde hij, op basis van Hawks laatste opmerking -vier dagen en drieëntwintig uur om iets te vinden waar iemand anders het afgelopen jaar aan had besteed om het verborgen te houden. Geen bijster aanlokkelijk vooruitzicht, om het zacht te zeggen. Maar terwijl Nick naar Speciale Effecten liep, dacht hij na over wat er tot nu toe was gebeurd. De Franse, Israëlische en Amerikaanse onderzeeërs die waren verdwenen, hadden elk ongeveer 100 man aan boord. Dat betekende dat Judas tot dusver ongeveer 200 man had vermoord, om maar te zwijgen van de onderzeeërs, en nu nog eens een 100 man gevangen hield. Nick voelde zijn kaakspieren stram worden. Als hij Judas deze keer vond, zou hij er voor zorgen dat er geen ontsnapping mogelijk was. De man had meer levens dan een kat, maar volgens Nicks berekening had hij zijn quotum nu meer dan opgemaakt. Dit moest het worden, een laatste afrekening.
Bij Speciale Effecten wachtte Stewart op Nick, als altijd blij als een kind met nieuw speelgoed. De duikuitrusting die hij Nick overhandigde was voorzien van een grote hoeveelheid verborgen flappen en zakken, elk gevuld met zijn eigen fascinerende denkoefening in vernietiging. Nick luisterde aandachtig. De man van Speciale Effecten verstond zijn vak en bij dit karwei - een excursie naar het onbekende van heb ik jou daar - had hij behoefte aan alle technische hulp die hij kon krijgen.
'Goed, N3,' besloot de man, 'je gaat met het lijntoestel naar Portorico. De Aero Commander van de oceanografische expeditie pikt je daar op. De Baas wil dat het allemaal erg terloops gebeurt. Op het oceanografische schip zijn ze allemaal erg ondergedoken in hun eigen academische wereldje en waarschijnlijk hebben ze nooit van AXE gehoord, laat staan van jou. Je bent Commander Carter, Marine Onderzoek. Ik geloof dat je alles nu wel hebt. Veel succes.'
Nick knikte, pakte de speciale uitrusting bij elkaar, en vertrok. Hij sloot zijn auto af, stuurde de sleuteltjes naar boven en begaf zich naar het vliegveld. Het toestel naar New York vertrok snel genoeg, en daar stapte hij op de machine naar Portorico. Het zachte tikken van zijn horloge was een aanhoudende waarschuwing dat alleen al het punt om daar te komen hem van kostbare uren beroofde, maar daar viel weinig aan te doen. Het toestel zat vol met de gebruikelijke menigte opgewekte vakantiegangers op weg naar de eilanden, families die teruggingen om verwanten te bezoeken, en een handvol zakenmensen. Nick zat op een stoel alleen, naast een meisje aan de andere kant van het gangpad dat haar veiligheidsgordel al had vastgesnoerd. Ze was jong, had bruin haar en appelwangen, en straalde een plattelandsfrisheid uit, een sfeer van boerderijen en weiden en hooizolders. Haar borsten waren rond en vol onder een oranje jasje boven een donkerblauwe rok. Haar benen waren iets te zwaar, maar door hun jeugdige uiterlijk en stevige huid waren ze aantrekkelijk. Ze droeg geen kousen en had platte schoenen aan. Ze was plezierig en fris en op het moment erg gespannen, terwijl ze steeds meer mensen in het toestel zag stappen.
'Maak u geen zorgen,' zei Nick zacht. 'Hij stijgt heus wel op.'
Ze keek hem aan en lachte. 'Het spijt me,' zei ze. 'Ik wist niet dat het zo duidelijk te zien was. Ik heb niet zo vaak gevlogen en u wel.'
'Hoe weet u dat ik zo vaak heb gevlogen?' vroeg Nick met een half lachje.
'Oh, ik weet niet,' zei ze, en keek hem weer schattend aan. 'Er is iets aan u, een bepaalde blik. U ziet er naar uit alsof u alles al hebt meegemaakt.'
Nick glimlachte breed tegen haar. Het zou geen lange vlucht worden, maar het kon een plezierige reis worden. Ze was volmaakt open en prettig. De gebruikelijke drukte bij het opstijgen kwam tussenbeide, maar toen ze eenmaal in de lucht waren en twee cocktails hadden gedronken, wist hij al een heleboel van haar. Ze heette Betty Lou Rawlings en ze was een jaar geleden naar de grote stad gekomen om wat pret te maken, wat teleurstellingen te ondergaan en het leven veel harder te ervaren dan ze had verwacht. Toen ze het hem vroeg, zei hij dat hij bezig was met onderwater onderzoek voor de marine, met de oceanografische expeditie als basis. Maar hij gaf als zijn naam Ted Malone op. Er waren te veel oren in het vliegtuig. Betty Lou was gepast geïmponeerd. Wat bij andere meisjes agressief of brutaal had kunnen lijken, was bij haar een soort hondjesachtige ongeremdheid die erg warm en plezierig was. Hij ontdekte dat hij dit spontane, ronduite boerenmeisje erg graag mocht.
'Ga je met vakantie naar Portorico?' vroeg hij.
'Oh, nee,' riep ze en werd opeens erg opgewonden en levendig. 'Ik word daar opgewacht om met mijn nieuwe baan te beginnen. Ik ben er zo opgewonden van. Misschien ook wel een beetje bang. Ze sturen een speciaal privé-vliegtuig om me op te halen en zo!'
'Wat ga je dan doen?'
'Ik word secretaresse-gezelschapsdame bij een rijke oude man, een kluizenaar die op zijn eigen eiland woont. Behalve ik zijn er nog maar een paar andere mensen, hebben ze me gezegd. Een manusje-van-alles en een paar bedienden. Stel je voor, het hele eiland praktisch voor mezelf. Ze hebben gezegd dat het werk erg makkelijk is.'
'Hoe ben je er aan gekomen?'
'Door een advertentie in de krant,' zei Betty Lou.
'Het Walton Bureau. God, ze zijn wel grondig. Ik ben nog nooit zo diepgaand nagegaan en ondervraagd en onderzocht. Ik moest ze mijn hele levensgeschiedenis vertellen, of ik vriendjes had, naaste familie, of mijn ouders nog leefden, alles. Ze zeiden dat ik op mijn eentje zou zijn, maandenlang van iedereen afgesloten. Als ik heimwee naar familie of een vriendje zou krijgen, zou het niet gaan. Gelukkig sta ik al sinds mijn achttiende op eigen benen en mijn ouders zijn dood. Mijn enige tante is vorig jaar overleden, en daarom was ik naar New York gegaan. Ze hebben bij Walton alles nagetrokken en toen kreeg ik de baan.'
Het Walton Bureau. Nick borg de naam in zijn geheugen op en vroeg zich een ogenblik af waarom hij dat deed. Er was geen enkele reden waarom hij het Walton Bureau in zijn geheugen zou opnemen, maar hij deed het toch. Er was iets in zijn onderbewustzijn bezig, dat wist hij wel. Te gelegener tijd zou het tevoorschijn komen.
De piloot schakelde de intercom in en zijn stem klonk luid en duidelijk door de cabine.
'Dames en heren, Portorico is bedekt door een dichte mistbank. We zullen over enkele minuten landen, maar we zijn ongetwijfeld het laatste toestel dat toestemming krijgt om te landen. Alle kleinere toestellen zijn enkele uren geleden al uitgeweken. Maak uw veiligheidsgordels alstublieft vast, en het was ons een genoegen u aan boord te hebben.'
Nick glimlachte geruststellend tegen Betty Lou die er oprecht dankbaar voor was. Het toestel zakte door de mist, een vochtige, nevelige deken. Het zou een landing op de instrumenten worden, maar deze piloot verstond zijn vak. Als je wist waar je op moest letten waren er allerlei manieren waaraan je dat kon merken - de manier waarop de grote machine neerkwam, de beheersing over het toestel, de geleidelijkheid van de daling. Betty Lou's knokkels waren wit doordat ze de armleuningen omklemde, zag Nick. Hij was even ontspannen als een goed gevoede kater, uiterlijk tenminste. Innerlijk was hij grimmig kwaad. Portorico had niet vaak last van dikke mist, maar elk eiland krijgt het van tijd tot tijd. Het was pech dat hij er net middenin kwam.