Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Born Paperbacks en Bom Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam/Assen.
Hoofdstuk 1
Het was laat in de avond en ik lag te wachten tot ik de hotelkamer van Maxim Zjoekow kon doorzoeken. De vrouw die samen met me wachtte, heette Daphne. Het klokje op het nachtkastje stond op kwart over negen. Ik wist dat hij zijn kamer in de Villa Favorita elke avond rond half tien verliet, dus werd het tijd om me klaar te maken. Ik stond op uit het grote koperen ledikant waarop Daphne verrukkelijk naakt lag, met haar lange donkere haar uitwaaierend over het kussen, haar grote ogen en brede mond glimlachend als gevolg van de uitgebreide en recente bevrediging. Met haar lichaam uitgestrekt op het witte laken zag ze eruit als een levende pop.
Ik kleedde me op mijn gemak aan. Terwijl ik de schouderholster voor mijn 9 mm Luger, de revolver die ik teder Wilhelmina noem, vastgespte, keek Daphne met haar grote groene ogen naar me. 'Waarom kleed je je aan, schat?' vroeg ze. 'Het is nog vroeg.'
'Dat heb ik je toch verteld? Ik heb een late zakenafspraak.'
'Het is afschuwelijk om er zo vroeg mee op te houden,' pruilde ze.
'Bescheidenheid siert de mens,' zei ik. Maar toen Daphne haar lange, sensuele dijen over het laken liet glijden, kon bescheidenheid me geen moer schelen. Naar de hel met Zjoekow! Ik trok de Luger uit zijn holster en controleerde de patronen. En terwijl Daphne gefascineerd toe keek, trok ik de lade naar achteren en controleerde het magazijn. Met een man als Zjoekow kon je niet voorzichtig genoeg zijn. Hij was een agent van de Mokraja Dela, de afdeling 'zware gevallen' van de KGB. Evenals ik had hij van zijn regering toestemming om naar eigen inzicht te handelen; dat wil zeggen: zo nodig te doden.
'Zal ik op je wachten, Nick?' vroeg Daphne.
Ik dacht er even over na. 'Het kan flink laat worden,' zei ik. 'Ik bel je wel.'
'Weet je zeker dat je niet kunt blijven?' murmelde ze.
Ik gaf haar een speels klapje op de billen. 'Kleed je aan.'
Dat deed ze, na me de belofte ontworsteld te hebben dat ik haar zou opbellen; en ten slotte vertrok ze. Ik wist dat ik haar misschien nooit meer zou zien, maar zo gaat dat in mijn werk.
Ik gespte de stiletto vast die door de afdeling Speciale Effecten van het hoofdkwartier van AXE Hugo gedoopt was, en trok mijn colbert aan over de wapens, Ik ben ervoor opgeleid om mensen op een heleboel verschillende manieren te doden, maar geen enkele methode kon de plaats innemen van de twee fundamentele wapens die ik altijd bij me heb. De Luger en de stiletto hebben me vaker het leven gered dan ik me kan herinneren.
Ik dacht weer na over Maxim Zjoekow. Hij was een magere, pezige Rus, die als jongeman bij de KGB was gekomen.
Lang geleden was hij benoemd tot 'beul' van de Mokraja Dela-afdeling en hij was een perfectionist die van zijn werk hield. Onze paden hadden zich maar één keer eerder, in Caracas, gekruist. We hadden elkaar als bij toeval in een hotelkamer ontmoet en hij had aangeboden gestolen Chinese geheimen van de Verenigde Staten te kopen. Toen ik volgens opdracht het aanbod had afgeslagen, had hij geprobeerd me te doden. Hij was er bijna in geslaagd. Het bewijs wordt gevormd door een litteken op mijn buik; en die avond in het hotel koesterde ik nog altijd een haat jegens hem die alleen door de tijd of zijn dood verdrongen kon worden. Maar het was niet mijn taak Zjoekow te doden. Ik moest hem, zo mogelijk, alleen maar ontlopen. Mijn missie was: naar zijn kamer gaan terwijl hij weg was en naar een document zoeken dat hij en zijn KGB-makkers een paar dagen tevoren in Rome hadden gestolen van een militaire koerier - en dat hij op het punt stond over te dragen aan een KGB-koerier. Het document bevatte de tekening van een nieuw ontstekingsmechanisme voor atoomwapens, een apparaat dat het gebruik van tactische atoomwapens praktischer en makkelijker maakte. Door dit apparaat had de Verenigde Staten een duidelijke militaire voorsprong op de Sovjet-Unie genomen en dus mocht het, uiteraard, niet in Moskou terechtkomen.
Om half tien nam ik een taxi naar het Villa Favorita Hotel aan de Via Flaminia. Hoewel het zaterdagavond was, bleek het zeer rustig in Rome. De enige geluiden kwamen van de intieme terrasjes, uit de helder verlichte rosticceria's, of van een langsrijdende Lambretta waarop een lachend jong paartje zat.
De Villa Favorita moest zijn naam in betere tijden gekregen hebben. Aan de buitenkant viel niets te zien dat een reiziger ertoe kon bewegen daar de nacht door te brengen. De gepleisterde gevel vertoonde barsten en schilfers, en de oude verf hing er gebladderd bij. Oude, haveloze luiken hingen voor de bovenramen. Binnen bevond zich een bekraste balie waarachter een oude Italiaan zat te slapen. Ik liep geruisloos langs hem en ging de trap achterin de kleine lobby op. Op de tweede verdieping bleef ik staan en keek door de vaag verlichte gang naar kamer 307. Stilte. Ik liep naar de kamerdeur en luisterde. Er was binnen niets te horen en ik zag ook geen licht. Maar dat wilde niet zeggen dat Maxim Zjoekow niet binnen zat te wachten. Ik haalde mijn speciale slotenpikker uit mijn zak en schroefde een sleutel in elkaar waarmee ik het slot kon openen. Geruisloos stak ik de sleutel in het slot en bewerkte de tuimelaars. Het slot klikte. Langzaam draaide ik de knop om en duwde de deur open. Van binnen klonk geen geluid, er viel geen beweging te zien. Ik trok de Luger en liep snel naar binnen. Eén blik in de donkere kamer overtuigde me ervan dat Zjoekow inderdaad zijn avondlijke wandeling naar de dichtstbijzijnde kiosk aan het maken was om een krant te kopen. Ik trok de deur achter me dicht..
Na enkele minuten raakten mijn ogen gewend aan het vage licht. Ik keek eerst verder of ik werkelijk alleen was, duwde de Luger toen in zijn holster en bekeek de kamer en de aangrenzende badkamer .Het vertrek was spaarzaam gemeubileerd en er hing een onaangename geur - een mengeling van een vuile wasbak, een ongeveegde vloer en een ongeluchte matras, gecombineerd met een vleugje insectenpoeder. Er waren maar weinig bergplaatsen. Het meubilair bestond uit het brede bed, een nachtkastje, een klein bureau, een rechte stoel en een fauteuil. In de fauteuil zaten enkele scheuren waardoor de vulling naar buiten stak. Het was niet bepaald de Cavalieri Hilton, maar tot nu toe had Zjoekow zich er schuil kunnen houden.
Ik nam aan dat Zjoekow het document niet bij zich droeg. Het was natuurlijk mogelijk, maar het zou tegen alle regels van ons beroep ingaan. Je houdt een belangrijk voorwerp slechts zo lang bij je als noodzakelijk is, daarna draag je het aan iemand anders over of zoek je een geschikte bergplaats tot het overgedragen kan worden. Ik verwachtte in dit geval dat de bergplaats zich hier in Zjoekows kamer bevond.
Toen ik na een kwartier niets gevonden had, begon ik me af te vragen of ik me misschien vergiste. Ik had de kamer letterlijk binnenstebuiten gekeerd. Zjoekows matras was in flarden en de vulling bedekte de vloer. De fauteuil zag er hetzelfde uit. De laden waren uit het bureautje en uit het nachtkastje getrokken en op de grond gegooid. Alles was nauwkeurig doorzocht, zelfs de spoelbak van het toilet. En ik had niets gevonden.
Ik liep naar het raam en keek op mijn horloge. Het was al tien voor tien. Als Zjoekow zijn normale routine handhaafde, zou hij om tien uur of even daarna terugkomen. Ik vloekte binnensmonds. Ik moest die tekening vinden voor hij terugkwam. AXE meende dat hij het ding de volgende ochtend vroeg aan zijn koerier zou overhandigen, dus dit was onze enige kans om het terug te krijgen.
Ik zag dat er geen ventilatiespleten in de kamer waren en vermoedde dat die ook nooit waren aangebracht. Waarschijnlijk huurde je beneden een ventilator als het warm was en pakte je je goed in als het koud was. Het was echt een derderangs hotel, van het soort waar de beddenveren je de hele nacht in je rug porren en waar geen warm scheerwater is.
Omdat er geen openingen in de muren waren om te onderzoeken, begon ik te vrezen dat mijn speurtocht tot een mislukt einde was gekomen. Ik had me net omgedraaid om de badkamer nog eens te bekijken, toen ik een geluid in de gang hoorde. Ik greep de Luger, liep naar de deur, ging ernaast staan en luisterde. Ik hoorde een ander geluid verderop in de gang, van een deur die geopend en gesloten werd. Ik ontspande me en stopte de Luger weer in mijn zak. Terwijl ik me omdraaide naar de badkamer, ging de deur open.
Zjoekow.
Ik tolde om. Mijn hand vloog naar de Luger.
'Niet doen,' zei Zjoekow rustig terwijl hij een Russische revolver op mijn borst richtte. Ik liet mijn hand zakken; hij deed de deur dicht en liep naar me toe.
Hij was ongeveer even lang als ik en vrij mager. Maar het was een pezige, harde magerheid die niet onderschat mocht worden. Zijn gezicht zag er jeugdig uit, ondanks zijn dunnende haardos.
Hij stak zijn hand in mijn colbert, pakte de Luger en hield zijn revolver op mijn borst gericht. Hij wierp Wilhelmina op de opengesneden matras.
'Jij bent het dus, Carter,' zei hij en deed enkele passen achteruit.
'Je bent vroeg terug.' Ik dacht snel na over het komende gesprek. Ik was benieuwd hoe lang hij bereid was te praten voordat hij besloot de trekker over te halen.
'Ik maak er een gewoonte van mijn gedragingen naar willekeur te wijzigen,' zei hij met een glimlach. 'Dat houdt me in leven. Wat jou betreft, mijn vriend van AXE, ik geloof dat ik je in Caracas beter had moeten aanpakken.'
Mijn bloeddruk begon te stijgen. Hier stond ik, opnieuw aan de verkeerde kant van Zjoekows revolver. En ditmaal zou hij beter zijn best doen.
'Het spijt me van de troep,' zei ik met een gebaar. 'Maar in deze kamer zou je het als een verbetering kunnen beschouwen.'
'Je hebt het niet gevonden, hè?' vroeg hij. Zijn glimlach werd breder.
'Nee, je hebt het goed verstopt. Uiteraard had ik maar erg weinig tijd.'
'Uiteraard,' zei hij. 'Dat was de bedoeling ook. En omdat je nog steeds hier bent, Carter, ben ik bang dat er nog minder tijd voor je is overgebleven.'
'Ik geloof dat ik weet waar het is.'
'Ja?' zei hij ongeduldig. Hij stond klaar om te schieten, maar was ook nieuwsgierig.
'Een plek die van weinig fantasie getuigt,' vervolgde ik. 'Voor een man met jouw intelligentie.'
De grijns maakte plaats voor een kwade blik. 'Waar dacht je dan dat het verstopt is, Carter? Zal je laatste deductie juist of verkeerd zijn?'
'Ik dacht zo dat het daar is.' Ik wees naar de badkamerdeur terwijl ik gedurende een seconde tussen de deur en Zjoekow ging staan. Tegelijkertijd spande ik de spier in mijn onderarm en de stiletto gleed onopgemerkt in mijn handpalm.
Ik hoorde Zjoekow gniffelen om mijn verkeerde gok, maar in plaats van me naar hem om te draaien, liet ik me op de grond vallen. Zjoekows revolver blafte en de kogel plukte aan mijn jasje terwijl ik wegrolde en het mes wierp.
Het was een wilde worp, maar de stiletto begroef zich gelukkig toch nog in Zjoekows rechterschouder. Terwijl hij een kreet slaakte en de hand met de revolver omlaag zakte, besprong ik hem vanaf de grond. We vielen tegen de muur. Ik draaide zijn hand om, de revolver vloog weg, bonsde op de grond en gleed in een hoek.
Ik trok me aan hem op, richtte mijn blik en liet een rechtse hoek los op zijn smalle gezicht, tijdens welke ik bot hoorde kraken. Ik haalde uit voor een tweede stoot, maar zag dat het niet meer nodig was. Zijn strijdlust was verdwenen.
Ik trok het mes uit zijn schouder. Hij sperde zijn ogen wijd open en siste van pijn. Ik drukte de stiletto onder zijn kin en bekeek het magere gezicht. 'Waar is het?' vroeg ik. Hij kreunde. Ik sloeg hem in het gezicht en schudde hem heen en weer. 'Zeg op waar de tekening verstopt is, Zjoekow,' zei ik.
'Die is hier niet,' zei hij gejaagd ademend.
'Kom op,' zei ik. 'Het is nu te laat voor spelletjes.'
Hij schudde zijn hoofd. Ik drukte de punt van de stiletto hard tegen zijn magere nek tot er bloed begon te vloeien. In de gang hoorde ik stemmen. Men had het schot gehoord. Iemand vroeg in het Italiaans of alles in orde was.
'Va Bene!' riep ik. Okay!' Ik wendde me weer tot Zjoekow. 'Zie je nu wel? Nu heb jij weinig tijd meer. De politie kan hier elk ogenblik zijn. Ik wil weten waar dat document is. Nu!'
Hij keek me woedend aan en hijgde zwaar. 'Dacht je dat ik een gewoon mannetje was dat je alles vertelde alleen maar omdat je me met de dood bedreigt? Ik ben bang dat je Maxim Zjoekow niet erg goed kent.'
Maar ik kende hem beter dan hij dacht. Mijn gedachten vlogen naar het dossier dat AXE van hem had. Behalve een kletsmajoor was Maxim Zjoekow een vrouwenjager. Hij was erg trots op zijn potentie, had vrouwen over de hele wereld en bezat de naam een aanzienlijke seksuele appetijt te bezitten. 'Okay, Zjoekow,' zei ik zacht. 'Ik zal je niet doden. Ik ga je het lichaamsdeel afnemen waar je zo trots op bent - ik hak dat verdomde ding eraf.'
De arrogantie verdween van zijn magere gezicht. 'Sjto? W-wat?'
Er klonken nieuwe stemmen in de gang.. 'Je hebt gehoord wat ik zei.'
Hij keek me bang aan. 'Dat doe je niet!'
'Nou en of.'
'Je bent gek,' zei hij en er kwam zweet op zijn bovenlip.
'Bjezoemni.'
Ik rukte zijn gulp open. 'En, Zjoekow?'
'Dood me!'
'O nee. Dit is veel leuker. Nou?' Ik hield de stiletto voor zijn onderbroek. Ik kreeg de reactie waar ik opuit was. In paniek keek hij naar het raam. Toen hervond hij zijn moed. 'Nee,' zei hij. Maar het was te laat. Ik snelde naar het raam, duwde het luik open, een latje brak af en viel in de dakgoot. Daar, in de rand van het rechterluik, was het papier verborgen.
De lijst van het luik bestond uit drie lagen hout in verschillende stadia van verrotting. Bij dit luik was de middelste laag sneller verrot dan de geschilderde buitenlagen, en flinke stukken hout waren eruit gevallen zodat er een ruimte was ontstaan. In die ruimte zat een opgevouwen stuk papier. Als het luik gesloten was, met de rand tegen de raamsponning, was het papier prachtig verborgen.
'Njet!' gilde Zjoekow, terwijl hij naar me toe kroop en probeerde overeind te komen.
Ik haalde het papier uit zijn bergplaats en vouwde het open.
Het was inderdaad de tekening van het ontstekingsmechanisme. Ik stak het papier net in mijn zak toen Zjoekow naar zijn revolver dook.
Eer ik bij hem was, had hij de revolver te pakken en richtte op me. Ik dook naar de gescheurde matras waar de Luger lag. Zjoekows revolver ging af en de kogel schramde mijn rechterdij. Ik kwam neer op de matras en greep gelijk de Luger. Terwijl Zjoekow nogmaals richtte, hief ik de Luger op en vuurde, zonder te mikken, snel twee schoten af. De eerste kogel raakte de deur achter Zjoekow. In de gang klonken luide uitroepen en er werd op de deur gebonsd. De tweede kogel trof Zjoekow vlak onder het hart. Hij vloog op en kwam zittend op de grond neer. Hij bleef een ogenblik met opengesperde ogen zitten, viel toen om dood.
In de gang werd geschreeuwd om 'Polizia! Polizia!' Het werd tijd om te verdwijnen. Ik klauterde via het raam naar een wankele brandtrap en terwijl in de verte de sirenes gilden, klom ik omlaag naar de donkere steeg.
Hoofdstuk 2
Die avond nam ik, als extra voorzorgsmaatregel, een ander hotel. Mijn nieuwe verblijfplaats stond vlakbij de Via Marco Aurelio, op een kleine heuvel tegenover het Colosseum. Het was een lelijke buurt, en nadat ik me in de kleine, benauwde kamer had geïnstalleerd, maakte ik me meer zorgen over inbrekers dan over de KGB. Ik bracht een rusteloze nacht door.
De volgende ochtend stond ik vroeg op, haalde het document uit een bergplaats die op geen stukken na zo vindingrijk was als die van Zjoekow, en kleedde me aan. Maar mijn timing voor het overhandigen van de tekening was beter. Ik zou 's middags op het vliegveld van Rome een koerier ontmoeten en hem het document geven als hij in het vliegtuig naar New York stapte. Ik bedacht me dat wanneer Zjoekow zich er binnen de vierentwintig uur van had ontdaan, hij misschien nu nog zou leven.
Toen ik naar buiten ging om koffie te drinken, liet ik het papier in mijn kamer. Evenals Zjoekow wilde ik het geen moment langer bij me hebben dan nodig was. Een amateur heeft vaak het idee dat voorwerpen veiliger zijn als hij ze bij zich draagt. Maar een professional weet dat als het voorwerp in een goede bergplaats is verstopt, het daar veiliger is. Onervaren agenten hebben de neiging zich hier ongerust om te maken, maar die ongerustheid hoeft zich niet verder uit te strekken dan tot de kwaliteit van de bergplaats.
Ik bracht de ochtend door met het opnieuw nagaan van de tijd waarop het vliegtuig van mijn koerier vertrok en het coderen van een kort bericht voor David Hawk, mijn rechtstreekse superieur en directeur van AXE in Washington. Hawk wilde zo spoedig mogelijk weten onder welke omstandigheden het document was teruggehaald. De koerier zou hem het bericht geven.
's Middags haalde ik het papier uit zijn bergplaats, deed het in een zilveren sigarettenkoker, en stopte de koker in mijn zak. Op het vliegveld moest ik de koerier een sigaret aanbieden en dan zou de verwisseling van twee identieke kokers plaatsvinden.
Ik bestelde geen taxi in het hotel, maar liep de heuvel af naar het Colosseum, bij wijze van routinemaatregel. Maar ditmaal was de voorzorg niet groot genoeg. Nadat we pas enkele minuten hadden gereden, zag ik dat we werden gevolgd door een zwarte Fiat.
'Hier linksaf,' zei ik tegen de chauffeur.
'Maar u zei dat u naar het vliegveld wilde!'
'Vergeet dat voorlopig maar.'
'Che barbar o coraggio!' mopperde de man terwijl hij de hoek omsloeg.
Ik keek door het achterraam en zag dat de Fiat ons dicht op de hielen volgde. Nu was het mijn beurt om te mopperen. Ik dacht dat alles goed was verlopen nadat ik van hotel was veranderd. Maar op de een of andere manier hadden de vrienden van Zjoekow me gevonden.
We sloegen nog twee keer snel een hoek om in een poging hen af te schudden. De chauffeur, die had ontdekt dat de auto ons volgde, maakte van de gelegenheid gebruik om zijn rijkwaliteiten te demonstreren. Hij sleurde ons door de Via Labicana, terug langs het Colosseum en naar de Via dei Fori Imperiali, en toen langs de Basilica van Constantijn en het krijtwitte Romeinse Forum met zijn afgebrokkelde tempels die in de middagzon lagen te stoven.
'Waar nu naartoe, signore?'
'Rij maar wat,' zei ik, terwijl ik weer naar de Fiat keek. Ondanks het behendige stuurwerk van de taxichauffeur werden we opgehouden door het verkeer en de Fiat bleef dicht achter ons rijden; veel te dicht wat mij betrof. We namen de Corso Vittorio Emanuele naar de Tiber, staken de Ponte Vittorio Emanuele over en reden in de richting van het Vaticaan. De zwarte auto zat ons nog steeds op de hielen. Aanvankelijk overwoog ik het document ergens in de taxi te verstoppen, maar daar de agenten achter ons de wagen hadden geïdentificeerd, leek dat plan ten slotte te riskant. Daarom bleven we rondrijden, door de Via della Conciliazione naar de Piazza Pius XII. De Sint Pieter doemde voor ons op. Toen ik naar het plein met de grote fontein in het midden keek, kreeg ik opeens een idee. Het was duidelijk een kwestie van nu of nooit.
'Stop daar, chauffeur,' zei ik snel en keek tegelijkertijd om en zag dat de Fiat nog geen tweehonderd meter achter ons reed. Ik duwde de chauffeur een stapel lires in de hand en hij trok zijn dikke, borstelige wenkbrauwen aanzienlijk verbaasd op.
'Benissimo!' riep hij me na toen ik uitstapte. 'In bocca al lupo!'
Maar ik wist toen dat ik behoefte had aan veel meer dan zijn goede wensen.
Ik versnelde mijn pas; toen ik weer vlug over mijn schouder keek, zag ik dat de Fiat aan de andere kant van het plein was gestopt. Er zaten twee mannen op de voorbank; hun gezichten waren niet te zien in de felle schittering van de middagzon. Hun schijnbare besluiteloosheid spoorde me aan. Ik wist dat als ik bij het museum achter de Basilica kon komen, ik de kans had hen kwijt te raken tussen de drommen toeristen.
Daarom versnelde ik mijn pas opnieuw en haastte me door de Colonnade, langs de enorme zuilen van Bemini naar de verderop staande musea. Ik keek nog een keer om. Beide mannen waren uit de onheilspellend uitziende zwarte auto gestapt en volgden me.
Opeens stoof ik naar rechts, dook in de schaduwen van de eerste twee musea en draafde het derde, donkere gebouw in. Bij de ingang stonden geüniformeerde bewakers. Ik passeerde hen zonder op of om te kijken en stapte de hal binnen waar de toeristen rond de souvenirkraampjes dromden. 'Verdomme,' mompelde ik; die kerels hadden scherpere ogen dan ik gedacht had.
Eén van hen kwam de hal reeds binnen toen ik met twee treden tegelijk een trap opliep. Ik had net de tijd om de bezorgde blik op zijn hoekige, gebeitelde gezicht te zien. Het was een gespierde man met donker haar, gekleed in een onopvallend, ruimzittend grijs pak. En hij was onmiskenbaar van de KGB.
Bovenaan de trap, waar ik hijgend rondkeek, zag ik dat ik me op de gaanderij van de Vaticaanse bibliotheek bevond. Het was een lange, smalle ruimte met ter weerszijden glazen vitrines met geschenken aan de pausen Pius IX, Leo XII en Pius X. Het was een waarlijke schatkamer van met juwelen bedekte scepters, zilveren beeldjes en opvallend bewerkte gouden kelken en religieuze voorwerpen; antieke vazen stonden op de grond en tussen de vitrines. Aan de linkerkant van de gaanderij zag ik een buitenmuur die uitkeek op de binnenplaats waar ik enkele seconden geleden nog had lopen draven.
Ik bekeek de ruimte en keek uit naar een mogelijke bergplaats voor het document. Het was te riskant om het nog langer bij me te houden en ik wist dat met een beetje geluk de mannen van de KGB het nooit zouden kunnen vinden als ik het op een geschikte plaats verborg.
Aan beide zijden van de gaanderij liepen geüniformeerde suppoosten door de gangen. Ik luisterde naar het kraken van de vloerplanken terwijl de suppoosten heen en weer liepen. Vervolgens mat ik mijn actie af aan de dof weergalmende voetstappen, zodat ze niet zouden kunnen zien wat ik deed. Ik haalde de zilveren sigarettenkoker uit mijn zak. Elk ogenblik kon de donkerharige KGB-agent verschijnen. Snel palmeerde ik het opgevouwen papier in mijn rechterhand en stopte de koker weer in mijn colbertzak. Een van de suppoosten liep te fluiten. Ik bleef staan en deed alsof ik het zilverwerk in een van de vitrines bewonderde, terwijl ik voortdurend de suppoost in het oog hield tot hij weer uit het gezicht verdwenen was. Toen duwde ik het document in een Etruskische vaas die de wacht leek te houden bij een vitrine aan het eind van de gaanderij. Ik moest het papier nog eens dubbelvouwen om het door de nauwe hals te krijgen.
Ik was net naar een andere vitrine gelopen toen de Rus in de deuropening verscheen. Hij kwam snel binnen, zag mij staan en hield zijn vaart in. Ook hij bleef voor een vitrine staan en bekeek de inhoud.
Ik was er zeker van dat niemand me het document in de vaas had zien stoppen. In de hoop dat ik er als een gewone toerist uitzag, bekeek ik het tentoongestelde nog enkele minuten. Toen slenterde ik de zaal uit en beantwoordde het knikje van de suppoost bij de deuropening. Toen ik me in de gang bevond, liep ik naar een raam en keek omlaag naar de binnenplaats. Ik zag dat de tweede Rus bij de ingang van het gebouw stond te wachten.
Ik liep door. Ze dachten dus dat ze me in de val hadden. Maar als ze dat dachten, het papier hadden ze nog niet. Het document had in een Zwitserse kluis niet veiliger opgeborgen kunnen zijn. Mijn koerier had instructies zijn vlucht vierentwintig uur uit te stellen als ik niet kwam opdagen, dus dat zat ook goed. Nu moest ik alleen maar van die twee agenten zien weg te komen - levend.
Ik ging de agent voor, de trap af naar de begane grond van het gebouw, waar ik een gang vond met enkele rustkamers. Daarachter bevond zich de hoofdgang met een kleinere vestibule die naar een dienstingang voerde. Ik liep naar het eind van de korte vestibule, sloeg de hoek om en wachtte af. Vrijwel onmiddellijk draafde de KGB-man de hoek om - kennelijk denkend dat ik door de dienstingang verdwenen was.
Toen hij zichtbaar werd, stak ik mijn arm uit, greep hem beet en smakte hem tegen de muur. Ik had hem kunnen doden, maar dat was niet nodig. Ik moest het document nog uit de gaanderij weghalen, en terwijl ik dat deed, had ik geen behoefte aan politie die een moord komt onderzoeken. 'Je bent te laat,' loog ik terwijl ik hem tegen de muur drukte. 'Het document is op weg naar Washington.'
Ik ramde een vuist in zijn onderbuik. Hij sloeg dubbel van de pijn. Ik hakte hem in de nek en hij viel op zijn knieën. Toen ik van hem wilde weglopen, greep hij plotseling mijn benen en trok me naast hem omlaag.
'Je liegt!' knarste hij.
Hij tastte naar mijn gezicht en miste mijn rechteroog op een paar millimeter. Ik scheurde zijn hand los en ramde mijn vuist in zijn vlezige gezicht. Hij gilde en viel tegen de muur. Ik kwam overeind en op het moment dat hij zich wilde oprichten, sloeg ik hem nogmaals in het gezicht. Door de dreun vloog zijn hoofd opzij. Terwijl hij tegen de muur smakte, joeg ik mijn knokkels in zijn middenrif. De lucht ontsnapte fluitend aan zijn longen en hij stortte weer neer. Ik trapte hem tegen de zijkant van zijn hoofd. Hij was bewusteloos.
Het was duidelijk dat niemand in de hoofdgang iets van het gevecht had gehoord. Ik liep naar de dienstingang en ontdekte dat de deur, zoals ik verwacht had, op slot was. Maar het leek me dat ik bij de hoofdingang niet langs de andere agent zou kunnen komen. Daarom pakte ik mijn speciale slotenpikker, al was ik er niet zeker van dat ik daarmee succes zou hebben bij het grote, oude slot. Ik probeerde het gedurende enkele minuten, voortdurend hopend dat er geen suppoost achter me zou opduiken. Eindelijk kreeg ik het slot open.